De dagelijkse routine van nieuwe rampen


(Dit schooltje moet weer worden afgebroken want het is ‘illegaal’)

Ik kan meevoelen met Amira Hass, een van de zeer weinige Israëlische verslaggevers die heel erg trouw bericht over de toestand van de Palestijnen. Dit is het probleem, en ik herken het, dat het soms lijkt op een eindeloze herhaling van hetzelfde soort berichten: weer Palestijnse huizen afgebroken, weer een Bedoeïenendorp vernietigd en mensen dakloos gemaakt, weer een Palestijnse familie uit hun huis in Jeruzalem gegooid, weer geschoten op Palestijnse demonstranten, weer kinderen opgepakt, weer kolonistengeweld, weer Palestijnen gevangen genomen zonder proces, weer een paar mensen dood in Gaza omdat er vanaf de grens op ze werd geschoten, weer vissers die onder schot werden genomen door de Israëlische marine, weer mensen dood vanwege een gebrek aan medicijnen, of geen toestemming om Gaza te verlaten voor medische behandeling elders, weer de kleine rampen vanwege het gebrek aan elektriciteit, nog eens vertellen dat er bijna geen schoon drinkwater meer is in Gaza, weer een uitbreiding van de nederzettingen, weer een nieuwe weg alleen voor joden, ben ik nog wat vergeten? Vast.

De gruwelijke alledaagsheid van de bezetting. Wat voor Israël vooral bestaat uit het handhaven van de status quo, houdt de Palestijnen eronder, houdt ze opgesloten in ghetto’s tussen muren en checkpoints. Israël geeft een gehoorzame en volgzame Palestijnse elite wat voorrechten en laat ze in de bubbel van Ramallah zaken doen zodat daar een paar mooie flatgebouwen verrijzen en je net kunt doen alsof het reuze meevalt met de Palestijnen, diezelfde situatie is voor heel veel Palestijnen niet minder dan een dagelijkse ramp. Maar het wordt zo ontzettend vervelend om dat telkens weer te vertellen, en ook ik heb er wel eens stinkgenoeg van. Ik weet dat ik eens bij een uitgeverij kwam met een nieuw plan voor een boek, jawel, alweer Palestina (het kwam uiteindelijk uit bij Ambo, onder de titel ‘Oorlog als er vrede dreigt’) en die uitgever zag niet veel in mijn plan, want, zoals hij zei, “de mensen zijn een beetje Palestijnenmoe”. Wat dacht je van de Palestijnen zelf, zei ik, die zijn ook wel eens een beetje Palestijnenmoe want het is erg vermoeiend om een Palestijn te zijn.

Zo werkt het. Ook ik sla wel eens een dagje over, met de vreselijke berichten die gelukkig wel te lezen zijn bij Abu Pessoptimist die het aardig volhoudt, en die me pas nog vriendelijk vroeg of ik het een beetje af liet weten, want het was alweer een tijdje geleden dat ook ik zowat dagelijks de rampberichten op weblog en facebook zette. Ja, beetje moe. Persoonlijk ook wel eens behoefte aan zaken waar ik zelf ook niet zo akelig van word. En dan toch maar weer wel, want het ergste wat de Palestijnen kan gebeuren is dat het zo gewoon wordt wat er met ze uitgespookt wordt, dag in dag uit, dat we murwgeslagen het niet eens meer willen weten en het bijna normaal gaan vinden. Oh kinderen in de gevangenis? Oh mensen gemarteld? Oh huizen afgebroken? Ja, hopeloos daar in Palestina/Israël, toch?

Dus ik leef mee met Amira Hass die naar haar redactie moet, met weer een bericht over de gewelddadige afbraak van een Palestijns huis. Daar had je het vorige week ook al over, zegt de redactie, en daar schreven Akiva Eldar en Gideon Levy ook pas over. Ja maar, moet Hass zeggen, dat waren andere mensen en een ander huis dat werd afgebroken.

Dit is het probleem: dat de gedwongen afbraak van Palestijnse huizen dagelijkse routine is. Voor de mensen zelf een gigantisch drama, maar voor de media hetzelfde verhaal als gisteren. En de media zijn dol op rampen maar ze haten routine.

En zo is daar het verhaal waar Hass over schrijft, over het dorpje Jinba, een dorp dat bestaat uit grotten waar al Palestijnen wonen sinds de negentiende eeuw. Een dorpje op de grens tussen Westoever en Israël, ver van de steden. Die bewoners werden al een keer gedeporteerd in 1954, en toen nog eens in de jaren tachtig, toen met de smoes dat het terrein nodig was voor het leger voor militaire oefeningen. Met de belofte dat ze het eens legaal terug zouden krijgen, wat zoals altijd niet gebeurde. De bewoners proberen hun rechten te krijgen via de rechtbank, wonen er nu dus ‘illegaal’, deels in grotten, deels in tenten, de rechtzaak duurt eeuwig, en ondertussen hebben ze ook nog zwaar te lijden onder de aanvallen van kolonisten, waar het leger uiteraard niets tegen doet.

De inwoners van Jinba staan voor een dilemma: willen ze dat hun kinderen doorleren, dan moeten die zien te overleven in de verafgelegen stad Yatta, waardoor ze weken hun familie niet zien, of anders maar afzien van onderwijs. Wat deden de inwoners van Jinba: ze bouwden zelf een schooltje, zodat de kinderen daar in ieder geval de lagere school kunnen doen en ’s middags naar huis kunnen. En er was een Islamitisch-Amerikaanse liefdadigheidsorganisatie bereid geld te doneren voor een simpel gebouwtje van cement, met twee kleine klaslokalen. Het Palestijnse Gezag stuurde leraren.

En nu heeft de Israëlische overheid besloten dat het schooltje weer moet worden afgebroken. Niet alleen dat, ook de weg erheen, niet eens geasfalteerd, maar toch een weg, moet verdwijnen, want die is aangelegd zonder vergunning, een vergunning die ze uiteraard niet krijgen als ze die aanvragen, want Palestijnen krijgen praktisch nooit toestemming om legaal te bouwen op hun eigen land, en er zijn speciale verkennersvliegtuigjes die regelmatig foto’s maken om te zien of de inwoners niet ‘illegaal’ een kippenhok bouwen of een WC.

Dit gebied, ‘aan het eind van de wereld’ zegt Hass, kent veel kleine dorpjes van tenten en grotten, waar de families in wonen, zij krijgen kinderen, die ergens moeten worden ondergebracht. Israël doet er alles aan om het leven hen onmogelijk te maken, en ze te laten verdwijnen, maar waar moeten ze heen? Ze mogen geen putten graven voor water, ze mogen geen zonnepanelen aanleggen om elektriciteit te krijgen.

En dat alles zouden we niet eens weten, wanneer er geen Israëlische organisaties waren als Taayush, als Rabbijnen voor Mensenrechten, Breaking the Silence en de Villages Group. Zij aan zij met de bewoners van de niet erkende dorpen vechten ze voor hun voortbestaan, en proberen het leven van de inwoners nog een beetje leefbaar te maken.

Laatste actie van de Israëlische overheid: in het dorpje Um El Kheir, vlakbij de grote Carmel nederzetting die uiteraard geen gebrek heeft aan water, elektriciteit en scholen voor de kinderen, hebben de inwoners samen met de activisten geprobeerd om een soort buurthuis op te zetten. Een organisatie in Ramallah doneerde boeken, die worden opgeslagen in een autowrak, zodat ze niet wegwaaien als het er stormt, want het buurthuis is een tent. Waarna er een ambtenaar van de overheid langskwam om te verbieden dat een autowrak werd gebruikt als bergruimte, want dat is tegen de wet.

Pompeus werd medegedeeld dat het illegaal is om zonder vergunning zo’n bouwwerk neer te zetten, ook al is het een tent, ook al bestaat de boekenkast uit een autowrak. De inwoners worden geacht, heet het in het overhandigde dienstbevel, zich te wenden tot de overheid van Judea en Samaria, die verantwoordelijk is voor de zaken die onderwijs, welzijn en infrastructuur betreffen, en mogen niet illegaal hun bestaan in eigen handen nemen. Ze moeten zich houden aan de wet. Zonder vergunning zijn ze strafbaar, en als ze het daar niet mee eens zijn dan wenden ze zich maar tot de rechtbank. Ondertussen moeten de boeken uit dat autowrak. Want waar moet dat heen als die mensen in die dorpjes maar doen wat ze uitkomt?

Kijk, wie is er nou geïnteresseerd in zo’n verhaal? En al helemaal omdat er morgen weer zo’n verhaal is en overmorgen ook?

Zie het artikel van Amira Hass, hier.