Dinsdag. Onze laatste dag, we hebben een paar uur voor we de weg terug afleggen, door Erez, door Ben Gurion. Om nog wat te kunnen filmen van het werk van de PMRS gaan we mee in de bus die zo’n kleine vierkante mobiele kliniek trekt. We gaan naar een van de noordelijkste plekken in Gaza – je kunt vandaar de grens met Israël zien.
We komen terecht bij een rij flatgebouwen die ik goed ken omdat we daar altijd langs rijden op weg naar de grens. Het laatste stukje bewoond Gaza voor de zandvlakte die is veroorzaakt doordat Israël een zogenaamde bufferzone wil hebben tegen de grens aan, een brede strook land waar niets meer mag groeien en niemand mag wonen. Denk je in: woon je al in het dichtbewoonde stuk van de wereld, wordt je toch nog steeds meer land afgenomen. De flats zijn onherkenbaar, want ook hier heeft het leger even flink huisgehouden. Het zijn ruïnes geworden. De meeste woningen hebben geen voorkant meer, we zien zwartgeblakerde muren. Toch blijken er in een paar woningen, die tenminste nog dak en vloer hebben mensen te wonen. Ze hebben geen keuze.
We spreken met een paar van de inwoners. Zij zijn wel gewaarschuwd dat er gebombardeerd en geschoten zou worden, dus ze konden op tijd vluchten. Er zijn ter plekke geen doden gevallen. Alleen kwam er toen wel een aanval op de VN school waar ze onderdak vonden, en ja, toen zijn er wel mensen gedood. Gevlucht naar hun einde.
Intussen verzamelen zich mensen voor een consult bij de artsen. Een oude vrouw wordt op een ezelskar gebracht, haalt haar medicijnen af en klimt lenig met haar oude lijf weer op de kar. Vaders met kinderen, zwangere vrouwen, oude mensen. We worden zoals overal omringd door kinderen die op de foto willen. Mark blijft tot het laatste moment door filmen, er is hier zoveel te zien. En dan komt onze taxi, en nemen we afscheid. Tot een volgende keer.
We hebben niet alleen ontzettend veel gezien van de vreselijke verwoesting in Gaza, en met veel mensen gesproken over wat er met hen is gebeurd in de oorlog. We weten nu ook veel meer over de problemen, en die zijn immens. Gaza is nu al niet meer in het nieuws, want de oorlog is voorbij, zeggen ze, er vallen geen doden meer. Maar voor de mensen in Gaza is de nood heel erg hoog, en dit is het gevaar, dat ze vergeten worden tot de volgende aanval, die ongetwijfeld gaat komen.
Het is mij opgevallen hoe snel de mening over de politiek in Gaza verandert. Tijdens de oorlog kreeg Hamas alle lof voor hun strijdvaardigheid en moed, ook van mensen die van huis uit geen Hamas aanhangers zijn. Maar die mening kantelt snel. Zoals iemand zei: als strijders heb ik respect voor ze, maar niet als politici. Veel mensen hebben verwacht dat er na de strijd een aantal wezenlijke verbeteringen uit de onderhandelingen met Israël zouden komen. En daar is niets van terecht gekomen. Het enige dat Israël heeft toegezegd is dat de strook zee waar de vissers mogen vissen wat verbreed zou worden, en een paar dagen was het feest omdat er meer vis werd gevangen – een welkome aanvulling op het eenzijdige dieet. Maar terwijl we er waren hoorden we alweer dat er weer op de vissers werd geschoten. Hamas eiste een nieuwe haven te mogen bouwen, de herstel van het gebombardeerde vliegveld, maar daar is geen sprake van. Een ook de meest basale eis, dat met de wapenstilstand ook een einde gemaakt zou worden aan de belegering, waardoor Gaza tenminste bouwmateriaal in kan voeren om aan de wederopbouw te beginnen, en mensen die medische behandeling nodig hebben er tenminste uitdunnen wordt niet toegezegd. Vandaar dat een van de jonge vrouwen die we spraken zeiden: wat krijgen we terug voor al onze strijd, al onze doden? Een beetje vis.
Israël wint dus. Ze hebben een gigantische verwoesting aangericht, vele doden achter gelaten, trekken zich terug en alles blijft als vanouds. Gaza blijft dezelfde grote gevangenis. Geen natie ter wereld komt op dit moment voor Gaza op en durft het aan om Israël te confronteren. Zeker zullen er net als bij de eerste oorlog onderzoeken komen, en zal blijken dat Israël oorlogsmisdaden heeft gepleegd, maar de vraag is wat er dan gebeurt. Waarschijnlijk niets. Vandaar, dat de bewoners de hoop opgeven en zich afvragen of ze niet beter kunnen proberen om weg te komen, legaal of illegaal. En daarmee doen ze precies wat Israël met het al zoveel jaar durende plan voor de etnische zuivering van de joodse staat beoogt.
Op de ochtend dat we zullen vertrekken horen we van een demonstratie van kinderen met hun ouders. De kinderen willen naar school, maar nog niet alle scholen zijn open. Behalve dat er scholen zijn verwoest wonen er in andere scholen nog interne vluchtelingen die hun huizen kwijt zijn, en geen familie hebben die hen onderdak kunnen verlenen. Vooral niet omdat het niet maar voor even is, maar voor maanden zo niet jaren. Zo staan de mensen die eisen dat hun kinderen naar school gaan tegenover de mensen die eisen dat ze onderdak krijgen. De politie moet tussenbeide komen, en over twee weken zullen zij de laatste scholen waar nog duizenden mensen slapen ontruimen. Waar die heen moeten? Niemand heeft een idee. En dus richt de volkswoede zich ook tegen Hamas die niets lijkt te doen.
En dan de beloofde noodhulp uit de westerse landen. De vraag is waar al die toegezegde miljoenen terecht komen. In Gaza hebben ze er nog heel weinig van gezien, en de angst is dat dat geld wordt overgemaakt naar de Westoever waar Abbas kan beslissen wat er mee wordt gedaan. Dit roept nu al een enorme woede op: dat er beslist wordt over de ‘wederopbouw’ van Gaza, zonder dat de instanties uit Gaza zelf daar bij betrokken zijn, en er is een grote kans dat de wederopbouw wordt uitbesteed aan buitenlandse firma’s die samenwerken met Israël. Zodat de lokale organisaties daar niet van zullen profiteren, veel van het geld verdwijnt in de zakken van buitenlandse instanties, en het godbetert ook nog mogelijk is dat Israël er aan gaat verdienen als zij het bouwmateriaal het goedkoopst kunnen leveren – en bovendien nog steeds bepalen wat er wel of niet Gaza in mag. De schatting is dat het onder de gunstigste omstandigheden zo’n vijf jaar gaat duren voor Gaza weer is opgebouwd, maar met de vertragingsacties van Israël en de onwil van buitenlandse regeringen om direct met Gaza te dealen en alles via Abbas te laten lopen kan het ook wel twintig jaar duren. Intussen, denkt iedereen in Gaza, hebben we de volgende oorlog allang weer gehad.
Gaza wordt op dit moment overstroomd door hulpverlenende buitenlandse NGO’s, die allemaal weer eens een eigen kantoor openen, hun eigen project beginnen, waar met grote letters hun eigen naam op komt te staan. Sommigen doen best nuttige dingen, zo zien we overal de grote zwarte watertanks waar met grote letters OXFAM opstaat. Maar daar houden ze straks weer mee op, en wat ze nodig hebben in Gaza zijn waterleidingen en elektriciteit voor de pompen. Die buitenlandse NGO’s werken zelden samen met de lokale organisaties, ze kopen wel hun beste arbeidskrachten weg want ze betalen drie, vier keer zoveel als Palestijnse NGO’s kunnen betalen. Die mensen staan na een jaar of twee jaar weer op straat. Ook halen al die buitenlandse NGO’s als Safe the Children, en Unicef, en Oxfam, en USAID veel meer geld op dan de Palestijnse organisaties kunnen doen, die geen grote kantoren met een PR afdeling en mooi drukwerk hebben in het Westen. En zo kan het gebeuren dat de buitenlandse hulp de lokale infrastructuur nog verder kapot maakt. Er zijn nu al veel Palestijnse NGO’s die moeten sluiten omdat zij geen geld ontvangen. Straks, als al die buitenlandse organisaties vinden dat ze genoeg hebben gedaan, de oorlog is dan tenslotte weer over, de ‘rust’ weergekeerd, vertrekken ze weer. De projecten die ze zijn begonnen liggen stil. De buitenlanders zijn weer naar huis, met hun salarissen. Tot de volgende oorlog.
En dus hebben de Palestijnse NGO’s een lijst opgesteld met voorwaarden die nodig zijn voor de echte opbouw van Gaza, waarop onder andere: dat er geen beslissingen worden genomen buiten de Gazaanse instanties om, dat er niet alleen hulp wordt gegeven, maar eisen worden gesteld aan de heropening van de grenzen, dat de lokale organisaties de eersten zijn die gesteund worden, dat het werk zelf gedaan kan worden door Palestijnen zodat er iets gedaan wordt aan de werkloosheid. Dat er nadruk komt op initiatieven die ‘sustainable’ zijn, houdbaar. Niet alleen tonnen water maar waterleidingen. Dat er garanties komen dat Israël alles wat met de noodhulp wordt opgebouwd niet opnieuw verwoest – een redelijke eis waar ook Nederland naar zou moeten luisteren, het is tenslotte ons belastinggeld dat daar heen gaat. En dat er voor wordt gezorgd dat Israël er niet ook nog eens van profiteert – zo kun je wel aan de gang blijven: Israël bombardeert de boel kapot en int vervolgens het buitenlandse geld om bouwmateriaal te verkopen. Willen wij dat noodhulp voor Gaza aan Israël ten goede komt, nee toch?
Wij, van Stichting Kifaia zijn dus blij dat we de juiste keuze hebben gemaakt en direct werken voor een lokale organisatie, waardoor de werkers van het PMRS hun gezinnen kunnen onderhouden, waardoor de organisatie kan blijven voortbestaan, en ze een bijdrage kunnen leveren aan de Palestijnse economie. Er moet veel meer worden nagedacht hoe noodhulp wordt besteed, aan wie het in handen wordt gegeven, wie er over mag beslissen. In plaats van Gaza eeuwig afhankelijk te houden – dat is wat Israël wil – zouden wij er voor moeten zorgen dat onze giften en ons belastinggeld de Gazaanse bevolking werkelijk helpt om hen onafhankelijker maken. Wij gaan ons beraden hoe we daar aan bij kunnen dragen.