In een vliegtuig vol met ‘Christenen voor Israël’ gingen Jan Andreae, vriend en medewerker van Stichting Kifaia en ik woensdag naar Tel Aviv, na een uurtje hangen bij de security om uit te leggen wat we daar gingen doen. ’s Avonds zaten we in ons geliefde Jerusalem Hotel in het Palestijnse deel van de stad, met wijn en shisha, waterpijp. Voor mij is het altijd een beetje thuiskomen. Afpraak met Rula Halawani, oude vriendin, op het binnenplaatsje van het hotel, een bekende ontmoetingsplaats voor buitenlandse Palestinagangers en linkse en radicale Israeli’s die zich niets aantrekken van de opgelegde segregatie. Ik kom er altijd bekenden tegen. Altijd feest. Oorlog of geen oorlog, er is muziek, er wordt gedanst, zaterdags speelt er een joodse jazzpianiste.
Rula Halawani is een van de belangrijkste Palestijnse fotografen, ze leidt jonge Palestijnen op tot fotograaf aan de Bir Zeit universiteit. Het zijn moeilijke tijden. Vijf jaar geleden waren haar studenten nog heel gemotiveerd, nu is het veel moeilijker om ze in beweging te krijgen, zegt ze. Ze hebben het gevoel dat ze geen toekomst meer hebben. Waar doe je het dan voor? Jan heeft meteen een idee om een training te gaan geven aan de studenten. Rula vindt het een mooi plan. Gaan we doen.
De volgende ochtend vroeg op weg naar grenspost Erez, onze eigenlijke missie. Hassan, de chauffeur is somber. Het gesprek van Sharon en Bush heeft plaatsgevonden en is net zo erg afgelopen als we hadden gevreesd. Dat wil zeggen erg voor de Palestijnen. Voor het eerst is officieel toegegeven dat Bush Sharon toestemming geeft om grote delen van de Westoever te annexeren, en dat de Palestijnen niet meer hoeven te rekenen op erkenning van hun recht op terugkeer. Daarmee overtreedt Bush op flagrante wijze de VN moties en het internationale mensenrecht, maar helaas, dat wisten we al. Wanneer de machtigste man van de wereld zich niet houdt aan verdragen en rechten, dan leven we in een steeds onveiliger wordende wereld, want waar kunnen volken dan nog heen om hun recht te halen?
Na lang wachten en veel van het kastje naar de muur gestuurd te zijn belanden Jan en ik eindelijk in het kantoor van captain Levy, de man die gaat over de toegang tot de Gazastrook. Foto’s van Levy aan de muur naast Clinton, Madeline Allbright en nog meer groten der aarde. In deze kantoren vinden geheime en minder geheime ontmoetingen plaats tussen de Palestijnse, Israëlische en buitenlandse machthebbers.
We leggen hem uit wat de problemen zijn, dat de laatste keren dat we naar Gaza reisden de medewerkers, ondanks alle papieren en brieven van de Ambassade en Buitenlandse Zaken er niet in mochten. Dat we zo ons werk niet kunnen doen: de ondersteuning van een organisatie voor gehandicapten in Gaza.
Tot onze verrassing blijkt Levy een beminnelijke man die ons graag wil helpen- hij komt uit Brooklyn, zegt erg voor humanitair werk te zijn, ook voor de Palestijnen. Als we een uurtje later weer opstappen hebben we de toezegging op zak dat we voortaan onze medewerkers weer over de grens krijgen en dat we ons werk weer voort kunnen zetten. Onze stichting staat nu op de lijst van erkende humanitaire organisaties. Ik bel meteen naar Khaled, ‘we did it!’. Het is raar dat we zo dicht bij Gaza zijn maar er niet in kunnen. Deze keer nog niet. Ik bel naar Joes, de Kifaia arts, die in Nederland zit te wachten op ons telefoontje. Die is ook helemaal gelukkig. Jan belt naar Helma. We kunnen weer door met ons werk! Een beetje euforisch van zoveel succes stappen we weer in de auto naar Tel Aviv.
Daar ontmoeten we een vriend van Jan, Uri Cohen, een van de initiatiefnemers van Meeting the Enemy, waar ik kort geleden over schreef. We drinken witte wijn aan het strand van Tel Aviv, met uitzicht op een paar rennende hippies. De gemiddelde Israëli leeft alsof er niks aan de hand is, zegt Uri. Niemand wil meer weten wat er gebeurt. Af en toe ontploft er wat, nou ja, dat kan gebeuren. Uri’s vader, die piloot was en is gesneuveld had eens een droom, om een sportwedstrijd tussen Israëlische en Palestijnse gehandicapten te organiseren. Daat is exact dezelfde droom van Khaled Abu Zaid,onze vriend in Gaza, die zelf gehandicapt is. (Zijn speech is op de Kifaia website te vinden onder ‘verhalen’) Uri en ik maken een afspraak dat we er alles aan gaan doen om die droom te verwezenlijken. Misschien in Nederland.
Met Uri zijn we opeens in een filosofische discussie: geen woord zo politiek als het woord ‘wij’. Met dat ene kleine onschuldig lijkende woordje zeggen we wie er bij ons horen en wie niet. Uri vertelt over een cartoon met twee wc’s, in plaats van mannen en vrouwen staat daarop: ‘wij’ en ‘zij’. Wie gaat er dan naar de wc waar ‘zij’ op staat? Niemand natuurlijk. We zijn allemaal wij.
En dan stappen we tevreden weer in ons vliegtuig naar huis. Op Schiphol wacht er een driekoppige Kifaiaploeg op ons, hartstikke enthousiast dat de missie is geslaagd. Het is midden in de nacht, maar gelukkig is er nog een kroeg open.
Prachtig werk geleverd Anja en Jan! Complimentjes, nu maar hopen dat de actuele gang van zaken geen roet in het eten zal gooien. Het is verschrikkelijk om weer te zien hoe Israel genadeloos doorgaat met het uitmoorden van verzet. Belachelijk, alsof je daarmee de afkeer van de bevolking jegens de bezetting en de ernstige discriminatie uit de weg helpt.
Verder was het leuk om in je stuk Uri te zien. Ik heb hem als co-voorzitter van Meeting the Enemy wel gemist. Tegelijkertijd overvielen mij ambivalente gevoelens, daar zat Uri dan lekker met jullie op een terras aan het strand met een wijntje. Laila en ik moeten voor de zomer echter onze plannen voor Nablus hoogstwaarschijnlijk weer opschorten: het is te onveilig en te lastig om Nablus in te komen en om maar te zwijgen over het vertrek uit Nablus. Ik baal dan ook iedere keer als mijn Israelische vrienden van Meeting the enemy weer zonder problemen voor de vierde keer dat jaar naar Israel kunnen. Een familiebezoek kost mij altijd een enorme inspanning en planning. En vaak lukt het dan op het laatste moment niet.
Het is en blijft verdomde moeilijk om vredevol te blijven denken op dit soort momenten….