Vroeger gingen we vaak herdenken bij het Weteringsplantsoen in Amsterdam, vlak bij waar we toen woonden. En klein monumentje voor de Nederlanders die daar waren gefusilleerd. Maar ik herinner me ook dat ik met mijn vader bij de grote herdenking op de Dam stond. Dat was bijzonder, want om een of andere reden waren mijn moeder en broertje niet mee, en het was een heel speciale gebeurtenis om iets samen te beleven met mijn norse en zwijgzame vader. Ik ging ook wel eens met hem mee als het stormde, lopen op de pier van IJmuiden.
Op de Dam stonden we hand in hand. Zoals gewoonlijk zei mijn vader niet veel, maar ik kon voelen dat hij geëmotioneerd was. Bij de twee minuten stilte deed hij zijn hoed af, en dan bromde hij het Wilhelmus mee. En dan gingen we zwijgend weer naar huis.
Van mijn moeder hoorde ik wel eens een flard van het verhaal, dat ze op de fiets joodse kinderen naar een onderduikadres had gebracht, en dat ze blond, en zwanger van mij, naar beneden werd gestuurd om de deur open te doen als de Grüne Polizei huiszoeking kwam doen. Mijn oom en vader, die werden gezocht, zaten dan verborgen achter een luik op de zolder. Op die zolder ben ik geboren, in het huis van mijn oma. Mijn ouders waren nog net op tijd getrouwd, via de achteringang van het gemeentehuis. Een joodse arts die in het huis ernaast ondergedoken zat kwam bij de bevalling helpen.
Het echte verhaal heb ik pas gehoord van Lou de Jong, die ik jaarlijks wel een keer tegenkwam op de verjaardag van joodse vrienden. Dat mijn oom en mijn oma het Utrechtse Kindercomité hadden opgezet, om onderduikadressen te organiseren voor joodse kinderen, waarvan de ouders ergens anders waren ondergedoken, of op transport waren afgevoerd. Toen ik op die zolder in Utrecht werd geboren die gebruikt werd als doorgangshuis tot er adressen waren gevonden, in de hongerwinter van 45, was het er leeg. Alle kinderen waren of ergens veilig ondergebracht, of gevonden en naar de kampen afgevoerd. Mijn familie bleef in leven doordat er nog genoeg bonkaarten over waren, valse of echte, voor melkpoeder onder andere. Toen de oorlog voorbij was wilde niemand er meer over praten. Dat was voorbij. Maar mijn moeder zei nog wel eens: eigenlijk was ik in de oorlog het gelukkigst, toen wisten we nog waarvoor we leefden. Van de tweede vrouw van mijn vader hoorde ik dat hij nog vaak ’s nachts scheeuwend wakker werd omdat hij van de oorlog had gedroomd. Ik erfde als kind de nachtmerries, zonder te snappen waar ze vandaan kwamen, ik wist alleen dat de moffen me kwamen halen. Als kind las ik alle boeken over de oorlog die ik vinden kon.
Later stond ik met mijn joodse verloofde op de Dam, aan de andere kant. We kwamen daar altijd vrienden en kennissen tegen, mensen die net oud genoeg waren destijds om nog iets te hebben met die rottige oorlog. Dan zei een vriend: dit is de laatste keer dat ik ga. Nou is het genoeg geweest. Maar het jaar daarna stond hij er weer, met zijn al volwassen kinderen.
De laatste jaren kies ik waar ik heen ga: naar de kleine, sobere herdenking op de Noordermarkt, waar het communistische verzet wordt herdacht, of naar het Homomonument bij de Westertoren, voor de omgekomen homo’s die vroeger niet mee mochten doen met de grote herdenking.
Ik weet nog niet wat ik vandaag ga doen.
Vanavond mag ik namens het gemeentebestuur van Zaanstad een toespraak houden bij een dodenherdenking. Mijn hart is daarom al geruime tijd bezig met kwesties van oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid, kiezen en delen.
Het thema van dë 4 en 5 mei bijeenkomsten dit jaar is: ‘vrijheid is kiezen én delen’.
Anna de Groot
Twee jaar geleden ging ik naar de Dodenherdenking aan de Amsterdamse Apollolaan met Masja. Het was een aparte ervaring om met een joodse vriendin als Palestijn tussen veelal andere joodse mensen te staan om de afslachting en de pijn te herdenken gedurende WOII. Tijdens de drie minuten stilte herdacht ik ook de slachtoffers in Palestina. Slachtoffers, veelal jongeren, die al opgevoed zijn in de bezetting en onderdrukking en die de afgelopen maanden zijn gevallen in Jenin, Nablus en Ramallah of waar dan ook. Ik moest denken aan de tieners die voor de disco de dood ingejaagd werden door een Palestijns gefrustreerd persoon, die waarschijnlijk het onmenselijke bestaan zat was en ook maar een onmenselijk einde aan zijn leven wilde maken met zo veel mogelijk slachtoffers van de andere zijde, opdat die het ook eens voelt hoe het is om onzeker en onveilig door het leven te gaan.
Masja en ik herdachten samen de holocaust en alle slachtoffers van het conflict in het Midden Oosten. We voelden elkaar prima aan en dat was een geweldige ervaring. Na de herdenking bleven we nog even praten met Joodse kennissen. Een kennis, een vriendelijke jongeman, stapte op mij af en vroeg of hij me kende van het Joodse Studentenhuis in Delft. Ik moest er even om lachen. En werd tegelijkertijd licht treurig. Palestijnen en joden, we lijken niet alleen op elkaar qua uiterlijk en in ons doen en laten, we zijn beiden ook getekend door een bizar verleden. De joden de holocaust, de Palestijn door het verlies van hun vaderland.
Tijdens het eten, later op de avond bespraken Masja en ik de mogelijkheden die er zouden kunnen zijn om in Amsterdam Oost een gesprek te regelen met Marokkaanse en joodse jongeren. Jongeren die een bepaalde spanning naar elkaar toe voelen die de laatste tijd alleen maar sterker is geworden door het aanhoudende geweld in het Midden Oosten. Spanningen die sowieso nergens thuis horen in de wereld, maar al helemaal niet in Nederland. Immers, het levende bewijs is dat Masja en ik vrienden zijn, elkaar respecteren en met elkaar om kunnen gaan op een hele leuke, losse manier, ook al is zij joodse, ook al ben ik Palestijns. Ons Nederlands zijn verbindt ons en door ons Nederlands zijn kunnen we bruggen slaan die onze broeders en zusters in Midden Oosten met moeite kunnen slaan. Deze boodschap willen we eigenlijk maar al te graag verkondigen aan scholieren van diverse middelbare scholen in Amsterdam Oost. We willen laten zien dat je elkaars vijand niet hoeft te zijn en dat een jood hier in Nederland niet automatisch achter Israël staat en dat gelukkig een overgroot deel van de Palestijnse bevolking liever niet zich met geweld verzet tegen de bezetting, maar dat ze het gevoel heeft dat ze vergeten is door de wereld. Masja en ik willen ook aantonen dat je met vriendschap en respect zo veel meer kunt bereiken hier in Nederland dan met geweld en/ of a-sociaal gedrag.
Een paar dagen later, belden we elkaar weer eens. Het plan om met jongeren te praten was volgens ons steeds een goed gegeven. En we gaan het nog steeds doen, spoedig, wellicht in het nieuwe schooljaar. Men moet van elkaar leren en als de politiek of de NGO-s niet genoeg inspringen op problemen, dan moeten personen als Masja en ik maar het voorbeeld geven. Each one, teach one!
Prachtig innitiatief Imad. Van zo’n bijdrage wordt ik warm van binnen. Is er hoop op een mooiere wereld. En ik geloof zeker dat die verbetering uit de mensen zelf moet komen. Van onderaf, gewoon mensen die lef tonen en een bijdrage willen leveren aan een prettigere SAMENleving. Dank je wel Imad en Masja !!