Om de zoveel jaar komt er weer een journalist op het briljante idee om het nog eens over mijn ‘maoïstische verleden’ te hebben. Dit keer in Trouw (29 mei) in het kader van omstreden reisjes van politici. De journalist weet te melden dat ik mij vanwege mijn sympathie voor de grote roerganger had aangesloten bij de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland, (KEN/ml) de maoïstische splintergroep waar de SP uit is voorgekomen.
Nou, daar gaan we dan nog een keer.
Eens, lang geleden, ging ik met een vriend mee naar de ‘scholing’ van een studentengroepje van de KEN. Tot echt lid heb ik het nooit gebracht, daarvoor vonden ze mij te kleinburgerlijk, en ik hun te dogmatisch, en bovendien ging het na een paar maanden uit met die vriend. Maar spijt heb ik er nooit van gehad. We hadden het niet over Mao, we lazen Marx, die ik daarna ook nog eens bij een clubje Trotskisten heb bestudeerd. Marx gaf me een totaal andere blik op de wereld, en ook al kan je er nu veel op af dingen, zijn visie op economische uitbuiting is als invloed op mijn politieke bewustzijn niet meer weg te denken.
Jaren daarna, actief in de vrouwenbeweging en allang weg bij de KEN, werd ik uitgenodigd om met een groep feministische vrouwen China te bezoeken. We moesten alles zelf betalen, maar de vrouwenbeweging daar zou ons ontvangen. Ik vond het erg spannend. Het was de periode na Mao, en de grenzen gingen voor het eerst weer open voor buitenlanders. In 1976 had ik een boekje geschreven over feminisme en socialisme, met daarin een hoofdstuk over vrouwen in socialistische landen. Mijn stelling toen: dat er in socialistische landen een halve revolutie had plaats gevonden voor vrouwen. Socialisme is een voorwaarde voor vrouwenbevrijding, maar geen garantie, schreef ik. In 1980, een maand op reis in China, kon ik dat nog eens onderstrepen: vergeleken met de feodale tijdperk daarvoor, toen vrouwen nauwelijks meer waren dan lijfeigenen was er ontzettend veel veranderd, zeker ook ten goede. Er werkten meer vrouwen buitenshuis dan in Nederland, er waren veel meer collectieve voorzieningen. Tegelijkertijd werden vrouwen op hun plaats gehouden doordat ze wel geacht werden om huishouden en kinderen te verzorgen: een halve revolutie, kortom.
China zat toen net midden in de éénkind-campagne. Daar discussieerden we in de groep vrouwen heftig over. Aan de ene kant vonden we de dwangmaatregelen om vrouwen onder druk te zetten om maar één kind te krijgen vreselijk, aan de andere kant was het ook duidelijk dat China er voor het eerst in slaagde om te garanderen dat alle kinderen te eten kregen en naar school konden. Dit was een dilemma: hoeveel individuele vrijheid moest je opofferen voor het belang van het collectief? En had er iemand een idee hoe ze de problemen anders op moesten lossen als mensen als voorheen drie, vier kinderen kregen en er vele miljoenen monden te veel te vullen waren? Ik vond niet dat daar makkelijke antwoorden op waren, zoals ik die ook nu nog niet zou weten.
Verder viel het me op dat er veel minder sprake was van het vercommercialiseerde seksisme als in het Westen. Dat vond ik eerlijk gezegd een verademing, al was voorspelbaar dat ook in China de westerse ‘modernisering’ toe zou slaan: de eerste tekenen waren al te zien.
Vele jaren later, toen het boek dat ik over de reis schreef, Kleine voeten, grote voeten allang (en terecht, want niet meer actueel) uit de handel was vond Martin van Amerongen het opeens nodig om de aanval in te zetten. Van Amerongen was een jokkebrok en niet erg netjes als journalist. Zo citeerde hij me zogenaamd, als zou ik gezegd hebben dat het daar een paradijs was. Dat was controleerbaar onwaar, maar wie nam de moeite om dat te controleren? Ook nam hij het me kwalijk dat ik daar wel eens ontroerd was geweest. Ja, dat was ik, weet ik nog. De doorploeterende vrouwen die met bijna niks probeerden er wat van te maken raakten me soms. En ook was ik een keer ontroerd bij een landschap, een rijstveld met een waterbuffel. Van Amerongen maakte geen onderscheid tussen een regime en gewone mensen. Ik wel. En waterbuffels hoef je al helemaal niks kwalijk te nemen.
Als ik een maoïst was geweest, of grote bewondering had gehad voor Mao, dan had ik dat wel gezegd, en dan was ik daar later zeker op terug gekomen. Ik heb er nooit zoveel moeite mee gehad meningen van vroeger te corrigeren. Ik weet ook dat ik zo’n boek nu anders zou hebben geschreven, kritischer, met meer kennis. Ik ben veranderd, China is veranderd, de informatie die we nu hebben is ontzettend toegenomen. Maar toen ik dat boek nog eens opsloeg was het enige waar ik kromme tenen van kreeg het toen in linkse kringen gangbare taalgebruik waar ik ook een tik van mee had. Verder blijft dat boek gewoon op mijn lijst staan, als neerslag van hoe ik er eens tegen aan keek en ben ik nog steeds tevreden dat ik er ben geweest.
Anja, ik sta er niet van te kijken.
Trouw maakt (trouwens niet als enige) er zo nu en dan een gewoonte van om nieuws te “maken”. Dat kan op de manier zoals jij nu ondervond, maar het kan b.v. ook door mensen met tamelijk extreme opvattingen een platvorm te geven en dan te kijken of er weer eens een lekkere scheldpartij losbreekt.
Zie b.v.: http://www.euronet.nl/users/e_wesker/Labohm.html
Op deze brief werd een antwoord op geschreven, die je bij de bovenstaande link ook kan vinden, maar die werd niet geplaatst. “Niet verrassend genoeg” volgens
de redactie van Trouw. 😕 Het was inderdaad geen scheldpartij maar een tamelijk droge en feitelijke reactie.
Mazzel & broge, Evert
De jounalistiek in nederland is verziekt, wegens de sensatiezucht en de noodzaak van hogerop, om te presteren. Is er geen nieuws; dan maakt men het gewoon. Zie ook het stuk “Steun aan het noorden”: Op de weblog van Rosita van Gijlswijk.
het wordt tijd voor een eigen omroep en een eigen dagblad, net als in de oorlogstijden en vlak daarna. Als dit de manier is, om ons ertegen te verzetten; dan moet het maar.