Arbeid en gezondheid

Tekst van mijn bijdrage aan het debat arbeid en ziekte.

Voorzitter,
Als er een Arbo-dienst was voor ministers en senatoren, dan is het maar de vraag of het ons was toegestaan om op dit late uur door te werken. Die arbo-dienst bestaat echter niet, dus wij moeten door. Om het nog erger te maken heb ik toestemming gevraagd om mijn spreektijd wat te overschrijden. Ik heb nog een spaarpotje met minuten en mocht er een paar uithalen.
Als het aan mijn fractie had gelegen hadden wij dit debat niet arbeid en ziekte genoemd maar arbeid en gezondheid. Dat lijkt wat filosofisch, en dat klopt. Er steekt een visie achter. Bovendien heeft die visie een praktische dimensie. Ziekte wordt geassocieerd met ziekteverzuim en lichamelijke en psychische aandoeningen die werken onmogelijk maken. Maar er zijn veel voorbeelden van slechte gezondheid of lichamelijke en psychische klachten die niet meteen leiden tot verzuim. Ik noem seksuele intimidatie op het werk, pesten, arbeidsconflicten, maar ook blootstelling aan chemische stoffen die niet meteen ziek maken maar wel sluipenderwijs de gezondheid en de kwaliteit van het leven aantasten. Arbeid zou niet alleen zo georganiseerd moeten worden dat je er niet ziek van wordt, maar dat het de gezondheid bevordert. Dat is de strekking van de Arbowet.

In de wetten die al gepasseerd zijn of nog in deze Kamer komen is de nadruk vooral gelegd op de vraag: wat te doen met mensen als ze ziek zijn geworden. Ik hield er rekening mee dat de voorgaande sprekers de nadruk zouden leggen op de wetsvoorstellen en maatregelen die nog moeten worden ingediend op het gebied van de sociale zekerheid. Ik hield er rekening mee dat de toon van de linkse partijen behoorlijk kritisch zou zijn, maar het stemde mij buitengewoon tevreden en gelukkig dat mevrouw van Leeuwen een gloedvol en kritisch betoog liet horen. Mogelijk verschillen wij bij nadere bespreking van visie over de functie die we uiteindelijk toekennen aan de overheid want uiteindelijk vertegenwoordigen wij verschillende partijen, maar de vergaande krtiische vragen over het al dan niet volgen van de goede weg deel ik van harte.
We maken ons terecht zorgen over de vraag of mensen die zijn uitgeschakeld rechtvaardig worden behandeld. En ook hoe mensen die tijdelijk of gedeeltelijk zijn uitgeschakeld terug kunnen komen in het arbeidsbestel. Maar onze opvatting, en daarom hebben we de uitdaging om een bijdrage aan dit debat te geven graag aangenomen, is dat het zwaartepunt van het beleid zou moeten liggen bij de preventie. Mevrouw van Leeuwen heeft dat standpunt ook benadrukt maar tot nu toe heeft geen van de andere spekers dat punt nader uitgewerkt.

Nederland staat in de top drie van landen met de hoogste arbeidsproductiviteit. De prijs daarvoor wordt betaald door de mensen in de WAO. De hoge arbeidsproductiviteit hebben we daar immers voor een deel te danken. In de WAO zitten de mensen waar wat mee is, en die voor werkgevers weinig aantrekkelijk zijn. Want laten we eerlijk zijn: iedere werkgever voelt zich een beetje de coach van AJAX. Als het aan hen ligt kopen ze alleen de besten en stellen alleen de besten op, tenzij er duidelijk voordeel verbonden is aan het aannemen of aan het werk houden van mensen die niet voor 100% produceren. Zelfs bij een gespannen arbeidsmarkt worden WAO’ers nauwelijks ingeschakeld. De WAO was daarmee het smeermiddel voor de hoge productiviteit.

De WAO instroom is de laatste jaren al fors gedaald. In 2002 met 11%, in 2003 zelfs met 23%. De kosten dalen al veel langer. In 1984 besloeg de WAO nog 4,2% van het Bruto Nationaal Product, in 2002 was dat nog maar 2,6%. Is dat iets om over te juichen? Dat hangt er dus van af. Waar zijn de mensen die uit de WAO zijn gegaan gebleven? Zijn ze weer aan het werk, of zijn ze doorgeschoven naar WW of bijstand? Ik ben het heel erg eens met mevrouw van Leeuwen die zei: het gaat uiteindelijk niet alleen om de cijfers, het aantal mensen dat we overhouden in de WAO maar om de inhoud. Waar zijn die mensen gebleven? Het antwoord bepaalt voor ons of we blij zijn met die daling van het aantal mensen in de WAO. Als mensen zijn doorgeschoven naar de WW of bijstand dalen de kosten als perventage van het BPN, maar zegt het nog niets over de arbeidsparticipatie. Dit punt wordt prangender wanneer het aantal WAO’ers daalt door de verscherping van de criteria. Een belangrijke vraag aan de minister is dan ook: waar blijven de mensen die straks uit de WAO worden geset of er nu al niet meer inkomen? Komen zij daadwerkelijk aan het werk, of komen zij terecht in andere uitkeringen met ongustiger voorwaarden? Welk percentage afvallers komt aan het werk?

Voorzitter, het zal u van socialisten niet verbazen als wij de arbeidsomstandigheden en de gevolgen daarvan bekijken in de relatie tussen werkgevers en werknemers. Al sinds de industriële revolutie heeft geen werkgever zonder dwang van buiten af, dus door vakbond, overheid, kritische artsen of protesterend personeel, een einde aan ziekmakend werk gemaakt, een enkele verlichte werkgever daargelaten. Niet voor niets was het kinderwetje van Van Houten nodig om de kinderarbeid af te schaffen. Zeker kunnen we beargumenteren dat een verlaagd ziekteverzuim en een gezonder werkklimaat uiteindelijk ook de werkgevers ten goede komt, maar de nadruk ligt wel erg op het woord “uiteindelijk”. Werkgevers hebben er op korte termijn belang bij om mensen zo lang mogelijk en zo hard mogelijk te laten werken, en te kunnen ontslaan tegen zo laag mogelijke kosten. Zolang een zieke werknemer vervangen kan worden door een nog onbeschadigde zullen weinig werkgevers vrijwillig investeren in maatregelen die gezondheid bevorderen en ziekte tegengaan, tenzij ze daartoe door regels en toezicht worden gedwongen. Kijk naar de afgelopen decennia: het zijn de vakbonden die de ziekten op de agenda hebben gezet, niet de werkgevers. In historische volgorde: stoflongen, asbest, lawaai, OPS, RSI, seksuele intimidatie, burnout, en aanschouw met hoeveel energie de laatste problemen nog verdedigd moeten worden als ‘echte ziekten’.

Waarom belanden mensen in de huidige WAO? Naar schatting voor 40 a 50% als gevolg van de arbeidsomstandigheden, variërend van te hoge werkdruk, monotone of repetitieve handelingen, te zwaar tillen of het werken met gevaarlijke stoffen. De instroom in de WAO zou dus verder teruggedrongen kunnen worden wanneer de slechte arbeidsomstandigheden adequater zouden worden aangepakt. Maar in plaats van het wegnemen van de oorzaken van arbeidsongeschiktheid wordt nu ook nog de uitkering voor velen van hen weggenomen. Dat vinden wij geen sociaal beleid.

Voor de belangrijkste ziekmakers op het werk, fysieke belasting zoals beeldschermwerk, hanteren van lasten, psychische belasting zoals werkdruk en sociale onveiligheid – tezamen goed voor bijna 80% van de werkgerelateerde WAO instroom, ontbreken nog steeds goeddeels wettelijke waarden en normen. Op dat gebied is van zelfwerkzaamheid en zelfregulatie van de werkgevers geen sprake. De ruimte voor maatwerk is door de werkgevers niet opgepakt. En wat erger is, is dat de overheid het af laat weten.
Wat denkt deminister in het licht van die 80% te doen aan een betere preventie van werkgerelateerde ziekte?

Een factor die ik al noemde zijn de arbeidsverhoudingen. Voortslepende conflicten op het werk zijn letterlijk ziekmakend. Mensen melden zich op een gegeven ogenblik ziek als gevolg van stress, tobben, slapeloosheid, gevoelens van machteloosheid soms uitmondend in overspannenheid of burnout. In veel gevallen is er sprake van een wisselwerking tussen aan de ene kant een slechte werkomgeving, en aan de andere kant iemand die het niet meer aankan. Dergelijke clusters van samenhangende problemen zijn over het algemeen heel goed aan te pakken, maar dat vergt tijd, aandacht en expertise. We zijn het er waarschijnlijk over eens dat te veel mensen die ziek zijn geworden als gevolg van arbeidsconflicten in de WAO terecht zijn gekomen. Zij zouden, met begeleiding, weer aan het werk kunnen. Maar ook in dit geval moet er ook aandacht zijn voor de oorzaken. Het spreekt voor ons vanzelf dat de aandacht daarbij niet alleen hoort te gaan naar een ziek geworden werknemer, maar vooral ook naar de ziekmakende werkomgeving. Dit is een arbeidsintensieve aanpak, die op korte termijn niet goedkoop is, maar op lange termijn mensen kan redden van compleet uitgerangeerd worden en langdurig in WAO, WW of Bijstand geparkeerd te worden. Een aanpak die op den duur dus ook economisch vruchten af zou moeten werpen.

Verder moet er meer aandacht komen voor categorieën mensen die meer risico lopen dan anderen. Er is de laatste tijd meer aandacht gekomen voor het verhoogde risico met name onder jonge vrouwen en onder allochtonen. Mevrouw Swenker vroeg zich net af waarom vrouwen en allochtonen mee risico lopen om arbeidsongeschikt te raken. Wie het antwoord weet mag het zeggen, zei ze. Ik heb twee factoren te vermelden die weliswaar niet het hele verhaal vormen, maar waar in ieder geval rekening mee moet worden gehouden. De eerste factor is dat vrouwen en allochtonen vaker in werk terecht komen dat zich kenmerkt door monotonie en repetitie, steeds dezelfde handelingen, met weinig ruimte voor eigen initiatief, weinig waardering, lage beloning en lage arbeidssatisfactie.
De tweede factor, die vaak over het hoofd wordet gezien, is dat het leven niet ophoudt als wij de werkplek verlaten. De ene sekse die thuiskomt denkt dat hij recht heeft op verzorging en de andere sekse die thuiskomt denkt dat zij de verzorging moet leveren omdat dat nu eenmaal was afgesproken. Dat betekent dat de gemiddelde vrouw dezelfde prestaties moet leveren als een man, maar met gemiddeld aanzienlijk minder ondersteuning. Als je het in uren bij elkaar optelt, dan blijkt dat vrouwen meer uren werken voor hetzelfde loon dan mannen. Dat geldt ondanks alle e,mancipatie waarvan de minister kort geleden nog heeft gemeld dat zij voltooid is. Het is een van de oorzaken dat vrouwen vaker door de knieën gaan en het niet meer aaankunnen, terwijl zij in feite even gezond zijn. Daarin heeft mevrouw Swenker geheel gelijk. Dit is een oud leerstuk van dertig jaar geleden. Het heet “het persoonlijke is politiek’. Af en toe moeten we de kennis ervan even opfrissen.

Voor wie is het dus prettig thuiskomen en op wie wacht een tweede deel van de ploegendienst? Ook moet er meer rekening gehouden worden met uitsluitingsmechanismen. We weten van bijvoorbeeld de politie dat er verwoede pogingen gedaan wordt om vrouwen te rekruteren, maar dat ze vaak even snel weer verdwijnen als ze zijn aangenomen. Uitsluitingsmechanismen gelden ook vaak voor allochtonen, die soms weinig reden hebben om zich op hun werk thuis te voelen. En daarnaast blijven er naast de sekseverschillen die meer te maken hebben met machtsverhoudingen en traditie nog de werkelijk biologische factoren, zoals zwaar tillen bij zwangerschap, lang staan, of werken met oplosmiddelen. Overigens is ook het laatste woord over de mogelijke schade van chemische stoffen op het vermogen zich voort te planten bij mannen ook nog niet gezegd.
Kan de minister aangeven wat voor beleid hij denkt te voeren voor de risicogroepen? Hoe heeft de emancipatiegedachte plaats in zijn beleid ten aanzien van arbeid en ziekte?

De trend is op het ogenblik gericht op het zo snel mogelijk weer aan het werk krijgen van mensen die een tijd hebben moeten verzuimen. Daar zit een goede gedachte achter: hoe langer mensen zijn uitgeschakeld, hoe moeilijker het is om weer terug te komen. Er is wel een andere kant aan de zaak: een groot deel van de mensen die na langdurig ziekteverzuim weer aan het werk gaat is na een half jaar opnieuw ziek. Dat betekent dat er te weinig is gekeken naar de oorzaken, naar ziekmakende factoren in het werk zelf, of naar de vraag of de werknemer wel op de juiste plek zit, eveneens de vraag of de baas zijn werk wel goed doet. Mensen die ziek worden van de werkdruk of de stress, of van slechte arbeidsomstandigheden knappen wel op als ze thuis tot rust zijn gekomen, maar redden het niet als ze weer terug gaan. Dat is dus niet altijd alleen een kwestie dat ze te vroeg weer aan het werk zijn gezet, maar dat de aandacht, behalve op de genezing van de werknemer ook gericht moet worden op de arbeidsplek en de werkomstandigheden.

Er valt dus nog veel te doen op het reïntegratietraject voor tijdelijk of partieel zieken. De aandacht zou volgens ons daarbij niet alleen gericht moeten worden op de werknemers, maar ook op de werkgevers. Op dit moment is de werkloosheid nog steeds stijgende. Waar een groot aanbod van gezonde en geheel arbeidsgeschikte werknemers aanwezig is in de meest door de werkgevers gewenste leeftijdscategorie, niet te jong, niet te oud, vissen veel werknemers met een vlekje, een barstje, met een voorgeschiedenis waar ziekteverzuim in voor komt, met een kleine belemmering of gewoon boven de vijftig achter het net. Het is weinig productief om de werknemers te dwingen om te solliciteren, er dure reïntegratieprojecten en begeleiding op te zetten wanneer er aan de andere kant geen beloning tegenover staat in de vorm van passend werk.
Wat denkt de staatssecretaris daar aan te doen?

Ook op dat front valt dus nog veel te verbeteren, bijvoorbeeld door bedrijven te verplichten om tussen de 5 of 7% van hun arbeidsplaatsen open te stellen voor arbeidsgehandicapten, of zoals we dat politiek correcter noemen, mensen met een belemmering. Dit gebeurt in de VS al met succes gebeurt – niet alles wat uit Amerika komt is slecht. De werkgevers zouden daarbij gestimuleerd kunnen worden door een aantal regelingen zoals reductie op de sociale zekerheidspremies en bij ziekte van de arbeidsgehandicapte op aanvulling van de overheid.
Is dit een gedachte die de minister eventueel mee wil nemen?

We weten ondertussen meer dan vroeger over het ontstaan van aan de arbeid gerelateerde ziekten, maar nog steeds te weinig. Het laatste handboek is uit 1928. Wat we weten komt vaak uit het buitenland. In vergelijking met bijvoorbeeld België of de Scandinavische landen is wetenschappelijk onderzoek naar de relatie arbeid en gezondheid schaars. We weten wel dat veel gevallen voortkomen uit een wisselwerking tussen belasting en belastbaarheid, dus externe factoren en lichamelijke constitutie. De Arbo-wet zegt dat de belasting op het werk aangepast moet worden aan de belastbaarheid.

De convenanten die worden afgesloten functioneren onvoldoende. De ambities zijn dan ook erg laag, vaak niet meer dan een reductie van 10 of 20% van de klachten. Te vaak is sprake van een streven naar het gebruik van veiliger middelen als kortere ladders, of minder zware lasten die getild mogen worden, in plaats van dat er harde criteria worden afgesproken. We vinden het kennelijk nog steeds acceptabel dat er tien tot twintig mensen per jaar letterlijk doodvallen omdat ze met te onveilig materiaal moeten werken, en een veelvoud daarvan arbeidsongeschikt raakt. Wij hebben de indruk dat er in de laatste paar jaar nauwelijks sprake is van vooruitgang op dit front. Het gevolg van normen die niet helder en hard zijn vastgelegd is dan ook dat veel mensen die tijdens hun werk gehandicapt zijn geraakt in moeizame juridische procedures terechtkomen.

De overheid heeft de potentiële hoeders van de gezondheid van werknemers in handen gespeeld van de private verzekeraars. Veel bedrijven nemen de Arbo-dienst aan met de laagste offerte. Dat komt de kwaliteit van de dienstverlening niet ten goede. Op dit moment wil de staatssecretaris de helft van de Arboregels laten schrappen. Het is niet moeilijk om met een paar citaten uit de reglementen een soort slapstick ten tafel te voeren waardoor iedereen zegt: vooruit, dit getut over een paar centimeter hier of daar kan niet de bedoeling zijn. Vandaag was ik bij een bijeenkomst van het FNV over de Arbowet en kleine bedrijven, daar was ook de staatssecretaris aanwezig. Hij stelde voor om een onderscheid te maken tussen hoof risico en laag risico, waarbij hoog risico gehandhaafd moet worden in de regels en laag risico kan vervallen. Hoog risico slaat vooral op het risico op befrijfsongevallen, terwijl laag risico slaat op zaken als toliletten, meubilair en verlichting. de staatssecretaris vond dat kostbare overheidsbemoeienis niet aan die laatste categorie besteed zou moeten worden.

Wij weten ondertussen dat naastr bedrijfsongevallen waar bij het volstrekt duidelijk is dat iemand op dat moment gehandicapt is langzame slijtage een groot probleem is. Slijtage kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer mensen jarenlang ahcter een beeldscherm zitten aan meubilair dat niet deugt en met slechte verlichting. Daarvan kun je net zo verslijten als mensen inde bouw verslijten. Mensen die heel lang verkeerd zitten zullen op een gegeven ogenblik door hun rug gaan en de 65 niet halen binnen hun werk. Wij vinden de gedachte om zogenaamd laag risico maar te schrappen volstrekt in strijd met het beleid om mensen zo lang mogelijkl aan het werk te houden. Wij zouden graag van de minister willen horen hoe deze volstrekt tegenstrijdige gedachten met elkaar te rijmen zijn.

Door de Arbo-wet van 1998 zijn er meer mensen met arbo bezig dan ooit. Het aantal arboadviseurs is sinds 1996 verdubbeld. De adviseurs hebben tot taak de werkgever te overtuigen dat arbo loont, hoewel het financieel rendement pas op lange termijn zichtbaar wordt. Bedrijfsartsen zitten in de spreekkamers en worden afgerekend op het zo snel mogelijk aan het werk zetten van de zieke. In de tijd van de regionale bedrijfsgezondheidsdiensten was de verhouding preventietaken tot verzuimbegeleiding 80/20. Nu is dat het omgekeerde. Arbodeskundigen van werkgevers, werknemers en overheid houden elkaar bezig in lange en moeizame onderhandelingen over arboconvenanten die als ze er komen heel weinig praktische werking blijken te hebben. Arbeidsinspecteurs beoordelen steeds vaker de papieren en mogen in sectoren met een convenant niet meer op pad. En van alles, van Arbo-diensten tot zorgsystemen, van asbestverwijderaars tot zaagmachines zijn certificeerders op stap die op hun beurt ook weer gecontroleerd moeten worden. Iedereen is bezig met arbo, maar bijna niemand is meer bezig met de werkplek.

De effecten zijn merkbaar. Het aantal dodelijke ongevallen is vrijwel constant. De klachten van werknemers over belastende omstandigheden zoals tweejaarlijks gepubliceerd door het CBS laten geen daling zien. In 1997 rapporteerde 11% van de werknemers een ‘minder goede gezondheid’, in 2002 was dat 13%.
De staatssecretaris zegt dat de arboconvenanten een succes zijn, wat te zien is aan de daling van het ziekteverzuim. Ik heb de cijfers na laten kijken. In 1997 was het ziekteverzuim in Nederland 5,1%, in 2002 was dat 5,4%, en in de jaren daartussen is het nooit lager geweest. Dus zal het ons wel benieuwen waar de staatssecretaris zijn optimistische opmerking op baseert.

Dit jaar is de evaluatie van de Arbo-wet aan de orde. Dat zou het moment zijn om meer te doen dan regels schrappen. Bij de arbodiensten zitten veel deskundigen en capabele mensen die hun kennis en vaardigheden in zouden willen zetten voor betere arbeidsomstandigheden en gezondheidsbescherming. Maar die krijgen daar nauwelijks de ruimte voor. Te vaak zijn ze in de positie gedrongen van accountants van het bedrijfsleven, maar dan op sociaal vlak. In 2002 ontvingen de Arbo-diensten 943 miljoen Euro. We kunnen dus wachten op de eerste signalen uit arboland over mogelijke fraudering, zoals we dat nu met de bouw hebben meegemaakt.

Kortom, wij pleiten er voor om de uitvoering van de bovengenoemde taken, de verder uitgebouwde preventie, de Arbo-diensten, toezicht op de convenanten, het meten van arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk buiten de belangensfeer van werkgevers en werknemers te houden – en we maken ons dus grote zorgen over de toenemende privatisering van de diverse diensten. Wij pleiten voor onafhankelijke Arbo-diensten, vergelijkbaar met de arbeidsinspectie, die publiek gefinancierd worden, Arbo-diensten die weer ingezet kunnen worden waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren: voor een betere gezondheid van werkend Nederland.
Wij vinden de reorganisatie die daarvoor nodig is, en het toezicht daarop een taak van de overheid bij uitstek.

Wij zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

3 gedachten over “Arbeid en gezondheid

  1. Een heel mooi en inhoudelijk goed betoog. Ik hoop dat het geweten van de Geus zodanig gaat knagen, dat ie er flink koppijn van krijgt. Weet ie ook direct hoe een heleboel andere mensen zich voelen, nu werknemers steeds meer als slaven op worden gejaagt en behandeld bij bedrijven, die steeds meer de amerikaanse managements-stijlen gaan hanteren.

  2. Stel nooit je hoop op het geweten van De Geus. Die krijgt geen hoofdpijn, heus. Op zijn hoogst een nog rodere neus.

  3. Heb het betoog maar vluchtig gelezen. Is erg lang.
    Ben werkzaam binnen meerdere velden die betrokken zijn bij deze problematiek.
    Ik Ben het enerzijds wel eens met de inhoud van het betoog maar mis toch wat.
    Ik mis concrete oplossingen, op een of andere manier heb ik het gevoel dat we alleen maar doorborduren op oude gewoontes die duidelijk ziekmakend zijn. Als je een nieuwe aanpak wil moet je het lef hebben een paar essentiele oude gewoontes te schrappen.
    Ik als behandelaar heb een groot succes maar moet geretgeld mensen afwijzen omdat er geen vergoeding realiseerbaar is. Instanties die verantwoordelijk zijn juichen over de stappenplannen en geven vervolgens geen ruimte voor financiering en doen zelf niets, te druk, en wentelen dit af op andere diagnoses, mensen krijgen vaak ten onrechte de schuld toegeschoven terwijl ik er een tekortkoming zie van instanties en regels.
    Tevens mis ik concrete oplossingen.
    Wanneer je vanuit het veld een goede oplossing hebt die volgens mij veel zou oplossen en tevens preventief is is het krijgen van financiele ondersteuning voor de ontwikkeling onmogelijk.
    Het bereiken van de ivoren toren van de overheid en alles eromheen behoeft een universitaire studie.
    Het aanvragen van subsidies kost een eeuw.
    Het benaderen van instanties levert te veel frustratie en werkstress, omdat men daar allemaal moet vergaderen en uiteindelijk ben jij, klein ikje weg en voeren ze jou ei van columbus uit en doen dat op hun “foute” wijze wat dan ook niet werkt.
    Ben zeker bereid mijn visie en idee nader toe te lichten mocht er interesse voor zijn.
    Tot dan werk ik op mijn eilandje mijn idee uit en mogelijk krijg ik ooit geen niet thuis als antwoord en is er ruimte voor versnelling van het invoeren van enkele goede interventies.
    groet marianne Collet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *