Ondertussen is er weer een nieuwe invasie gaande in de Gazastrook, deze keer met aanzienlijk minder belangstelling van de media dan tijdens de ‘Operatie regenboog’ in al Zeitoen en Rafah. Nu is Beit Hanoun, een landelijk stadje in het noorden, dat al een keer half verwoest was het doelwit. Het excuus van het IDF: er worden vandaar uit zelfgemaakte kassem raketten afgeschoten op Israël.
Tot nu toe hadden die primitieve raketten nauwelijks schade aangericht: een paar kuilen in de grond, een deuk in een auto en een paar geschrokken mensen. Maar ook dat was al een rechtvaardiging om Beit Hanoun voor de helft met de grond gelijk te maken. Deze keer heeft een raket doel geraakt, en in de nederzetting aan de andere kant van de grens zijn twee Israëli’s gedood. Je zou dus kunnen zeggen dat de verwoestingspolitiek niet helpt. Maakt niet uit. Als verwoesting niet helpt dan maar meer verwoesting. De bevolking van Gaza kent het recept. Die begraven hun doden, wachten tot de gevangenen weer worden vrijgelaten, ruimen het puin, wonen in tenten tot ze hun huizen weer op kunnen bouwen, planten nieuwe olijvenbomen, en de jongens hebben haast om groot genoeg te worden om zich bij het verzet aan te sluiten. Het zou ondertussen toch duidelijk moeten zijn: je kunt met het meest geavanceerde leger wel winnen van een ander leger maar niet van een bevolking.
In Rafah bereiden ze zich voor op de toekomst. Daar is nu een koelcel gebouwd waar wel 40 lijken in kunnen worden bewaard, en hoeven bij de volgende aanval de doden niet in de koelcellen voor voedsel te worden gelegd tot het leger weg is en ze begraven kunnen worden.