Over paradigma 1 en het collectieve trauma
Hoe kan het gebeuren dat de slachtoffers van vervolging zelf daders worden en daar ook nog blind voor zijn? Hoe kan het gebeuren dat een grote groep mensen zich zo in het eigen paradigma opsluiten en haast onbereikbaar zijn geworden?
Een poging tot interpretatie aan de hand van theorie over collectieve trauma’s.
Het is een behoorlijk lang stuk onder de titel De doornenkroon van het lijden, dat in verkorte versie verscheen in Roodkoper.
De doornenkroon van het lijden
Het was Andrew Samuels, een controversiële Jungiaanse psychoanayticus die eens tegen me zei (hij was uitgenodigd om in De Rode Hoed een lezing te geven over de relatie tussen psychologie en politiek): ‘als we het toch niet kunnen laten om uitspraken te doen over grote groepen mensen, laten we het dan tenminste goed doen’. Waar hij het over had was het fenomeen dat we allemaal kennen, van anderen in ieder geval, en misschien ook van onszelf, de neiging om oordelen te hebben over mensen als groep, Italianen, katholieken, Marokkanen, moslims, joden, boeren en mensen uit het Gooi. Sommige mensen doen dat schaamteloos, alsof ze geen moment twijfelen dat ze de waarheid in pacht hebben. ‘De Islam is een achterlijke cultuur’, is zo’n recente, net als uitspraken over criminele kutmarokkanen. Vaak is in vooroordelen, want dat zijn het wanneer negatieve eigenschappen worden toegeschreven aan een collectieve groep mensen, zonder nuancering, zonder verklaring, zonder context, een kern van waarheid te bespeuren.
Een rechtse reflex is om die kern van waarheid zonder verder vragen te stellen uit te vergroten als een vaststaande eigenschap van die hele groep, een linkse reflex is om de vooroordelen als vooroordelen af te wijzen, en daarmee niet meer na te hoeven denken over de vraag hoe zo’n vooroordeel ontstaat, wat er waar van is- en dus, wat je aan de onderliggende problemen kunt doen. Criminaliteit in achterstandwijken, het feit dat er onder de plegers van ‘klein’ geweld op straat meer jonge mannen zijn met een andere dan de Nederlandse afkomst, het gegeven dat een hoog percentage vrouwen die zijn mishandeld door hun partner ‘allochtonen’ zijn, wie zichzelf als progressief definieert wil dit het liefst niet weten. We willen tenslotte niet discrimineren, wij niet. Het is een van de lessen van de recente vaderlandse geschiedenis dat het niet wijs is om de ogen te sluiten voor reële problemen. ‘Wat links laat liggen wordt door rechts opgepakt’ was een slogan die opgang deed in de jaren zestig, en die we ons nu opnieuw aan kunnen trekken, want dat is exact wat er is gebeurd: rechts heeft de vraagstukken opgepakt die links heeft laten liggen.
Terwijl het op het ogenblik vrij schieten is op alles wat moslim of vluchteling is, en links, voor wie zich daar nog toe wil rekenen, opnieuw een scheldwoord lijkt te zijn geworden zijn er ook groepen die min of meer beschermd worden tegen deze uitingen van vermeende superioriteit gecombineerd met projecties van eigen angsten en agressie die in de vorm van vooroordelen een doelwit zoeken. De vrouwen- en homobewegingen hebben zich geweerd, en mietje pesten is lang zo leuk niet meer. Met de pogingen om een koloniaal verleden te verwerken zijn racistische oordelen over Surinamers ook al een stuk minder acceptabel. Niet dat vooroordelen over vrouwen, homo’s en ‘zwarten’ (om de in de jaren zeventig gehanteerde politieke term voor degenen die doelwit konden zijn van blank racisme nog één keer uit de kast te halen) niet meer bestaan, maar ze tonen degene die ze uit zelf als iemand die toch tamelijk achterloopt. En oordelen over joden als groep kunnen al helemaal niet meer. Met de loodzware schuld die het Europese antisemitisme met zich mee torst zijn nog aanwezige latente vooroordelen over joden ondergronds gegaan. Zo vergaand zelfs dat veel mensen niet eens meer durven zeggen: ‘hij is een jood’, op dezelfde argeloze toon waarop je kunt zeggen dat iemand katholiek is, of een Hongaar. We zwakken het wat af, we zeggen: hij is joods, of, hij heeft een joodse achtergrond. Zoals die mevrouw in de winkel die vroeg om joodse koeken. Die koeken zijn niet joods, de mensen die ze eens maakten waren joods, maar zelfs de correcte benaming die op de pakken staat: jodenkoeken, klinkt te hard voor sensibele oren. En zo kan het komen dat een vraag die veel mensen tegenwoordig in hun hoofd hebben nauwelijks wordt gesteld. Althans, niet in het openbaar.
Ik zit vroeg in de morgen in een taxi op weg naar Schiphol. ‘Zo, op vakantie?’ vraagt de chauffeur. ‘Nou, niet helemaal, ik ga naar Gaza’ zeg ik. En zet me mentaal al een beetje schrap. De reactie kan nu twee kanten op: of ik niet bang ben voor die Palestijnen (die Arabieren, fundamentalisten, terroristen) is één bekende reactie. De andere gaat richting Israël. ‘Het gaat daar goed mis. Die Joden hebben ook niets geleerd van de oorlog. Nu doen ze hetzelfde wat hún ooit is aangedaan. Begrijpt u dat nou?’
Die vraag, hoe het kan dat mensen die zelf eens extreem achtervolgd zijn nu zelf de achtervolgers zijn geworden van een ander volk hoor ik vaak. Sommige van de vragenstellers lijken haast over hun schouder te kijken of niemand meeluistert. Een enkeling beantwoordt de vraag alvast zelf: ‘nou ja, ik heb het ook nooit zo gehad met die mensen, die joden, die denken dat ze beter zijn dan wij. Nou zie je toch maar dat ze ook niet deugen’. Inderdaad, met de kritiek op Israël komen soms de oude vooroordelen over joden ook weer boven. En dat maakt vervolgens weer dat degenen die Israël met hand en tand verdedigen elke kritiek af kunnen doen als antisemitisme. Mijn standaardantwoord was lang: ‘hoe bedoel je, de joden hebben er niets van geleerd? De concentratiekampen waren toch niet bedoeld als volkshogescholen?’. Maar in plaats van de vraag met een dooddoener af te doen zouden we niet, in plaats van die vraag weg te moffelen, of genoegen te nemen met simpele antwoorden, kunnen proberen om die serieus te nemen, het, met het advies van Samuels, beter te doen?
Ik geloof niet dat mensen van een extreem trauma per definitie aardiger en invoelender worden. Niet iedereen is de gevangenis uitgekomen als een Mandela, die het woord wraak niet lijkt te kennen. Niet iedereen lukt het om de gerechtvaardige woede over ondergaan leed om te zetten in verzoening, een visioen van recht dat gedaan moet worden zonder van slachtoffer zelf dader te worden en de spiraal van agressie en vervolging voort te zetten. Niet iedereen is het gegeven een Gandhi te worden, een Martin Luther King. Slachtoffers van vervolging gedragen zich niet altijd zoals we zouden willen dat ze zich gedragen, rein van geest en schuldeloos, en wijs geworden. Trauma, zeker als het gaat om extreme trauma’s die door andere mensen veroorzaakt zijn, kan nare dingen doen met de slachtoffers die het overleven. Of met hun nazaten, waarvan de kinderen en de kindskinderen nog niet los zijn van het onverwerkte drama.
We zijn gewend om psychologie toepasbaar te verklaren op individuen, en de maatschappij, de politiek te lijf te gaan met sociologie en politieke wetenschappen. Mijn overtuiging, in navolging van enkele denkers waaronder ook Samuels, is dat we de psychologie, de kennis van wat er met individuen gebeurt nodig hebben om politieke conflicten te kunnen begrijpen. We doen het toch, laten we het dan beter doen. Ik was bij een symposium van Vamik Volkan, psychoanalyticus en psychiater, verbonden aan de universiteit van Virginia. Volkan is geboren uit een Turkse familie op Cyprus. Met zo’n achtergrond is het begrijpelijk dat hij gefascineerd raakte hoe je tussen elkaar vijandig gezinde volkeren kunt bemiddelen. Hij was betrokken bij onderhandelingen tussen Turken en Grieken, en tussen Turken en Armeniërs, en als psychiater wil hij begrijpen waarom de vijandschap tussen groepen mensen die elkaar feitelijk heel na staan zo diep kan gaan. Een centraal begrip in zijn ontwikkelde ‘psychologie van grote groepen’ is dat van trauma. Normaal zullen de meeste mensen zich van ondergaan trauma kunnen herstellen, dat wil zeggen, ze kunnen rouwen, en daarna krijgt het ondergane leed een plaats, het wordt een pijnlijke maar hanteerbare herinnering. Maar bij een trauma dat met opzet door andere mensen is veroorzaakt, het trauma van onderdrukking en vervolging, en zeker bij pogingen tot massale vernietiging, zijn veel van de slachtoffers blijven steken in heftige gevoelens van schaamte, van de hulpeloosheid en de machteloosheid van de vernedering, die een normaal rouwproces belemmeren. Vergelijk de verzetsmensen en de joden die zijn opgepakt, en het hebben overleefd. Emotioneel hebben ook verzetsmensen veel te verwerken gehad, maar het maakt een enorm verschil of je vervolgd bent om iets dat je zelf hebt verkozen, of dat je vervolgd werd eenvoudig om wat je bent, zonder daar enige invloed op uit te kunnen oefenen. Het zijn de hulpeloosheid, de machteloosheid en de vernedering die het moeilijkste te verwerken zijn. Slachtoffers van extreme vervolging hebben vaak de neiging hun onverwerkte proces als een opdracht door te geven aan de volgende generaties, soms bewust, soms onbewust, en als het daarbij niet alleen gaat om individuen, maar om groepen mensen krijgt het trauma uit het verleden een cruciale rol in toekomstige politieke en historische processen.
Volkan noemt een reeks van 17 symptomen waar groepen na massieve, collectieve trauma’s aan kunnen lijden, zonder het zelf als symptoom waar te nemen. Ik noem de voor mij meest markante en herkenbare: de ‘time collapse’, het verdwijnen van het tijdsperspectief uit het bewustzijn. Zoals recent getraumatiseerde mensen moeite moeten doen om te beseffen dat ze het hebben overleefd, en het acute gevaar is geweken, kunnen ook collectief getraumatiseerde mensen het gevoel hebben dat de buitenwereld nog net zo vijandig en bedreigend is als tijdens het trauma. Of dat het zich elk moment opnieuw kan herhalen. Dat gaat vaak gepaard met een extreem wantrouwen en een versterkte behoefte de mensen te verdelen in ‘wij’ en ‘zij’. Wat gebeurd is weigert om verleden, om herinnering te worden. Volkan noemt de oorlogen in het voormalig Joegoslavië. Bij het opvlammen van nieuwe vijandschap komen alle vorige onverwerkte oorlogservaringen weer boven. In Servië wordt over de slag op het Merelveld, waarbij koning Lazar omkwam gesproken alsof het gisteren gebeurde, en niet zeshonderd jaar geleden. In elke nieuwe periode van dreiging, zoals de tweede wereldoorlog, waarbij Servische partizanen werden gedood door met de nazi’s collaborerende Kroaten, wordt de collectieve identiteit, die draait om slachtofferschap en de zucht naar wraak weer actueel. Het slachtofferschap is nooit verwerkt, hoogstens, in de communistische periode van Tito, ontkend en onder de tafel gehouden. Serven blijven zichzelf in wezen zien als slachtoffers die zich weren, niet als daders, ongeacht wat ze doen.
Een tweede begrip dat Volkan introduceert is het ‘gekozen trauma’. De term kan misverstanden oproepen, omdat het oorspronkelijke trauma nu juist niet is gekozen, maar hulpeloos is ondergaan. De keuze zit hem in wat mensen daar vervolgens mee doen, hoewel ook dan gevoelsmatig meestal niet van een keuze sprake is. Ik herinner me een vriendin met een stevig en behoorlijk dramatisch oorlogsverleden. Als de meeste mensen na de oorlog probeerde ze het van zich af te zetten, en praatte er niet over. Toen het toch op begon te spelen kwam ze terecht bij een psychiater die gelukkig goed getraind was in het omgaan met oorlogstrauma. Die zei tegen haar: ‘je hebt genoeg meegemaakt om je de rest van je leven een slachtoffer te voelen. Wil je dat?’ Er zijn mensen die verstoken blijven van dit soort hulp, of die niet willen: het is alsof je met het achterlaten van het trauma verraad pleegt aan de doden, het vroegere lijden van geliefde mensen ontkent. Er zijn concentratiekampoverlevenden die hun hele leven lang een grotere band voelen met de mensen die er niet meer zijn, dan met de andere levenden om hen heen.
Een trauma dat niet wordt verwerkt, maar wordt gecultiveerd, dat in herdenkingen en symboliek niet wordt begraven maar levend gehouden, kan een centraal deel gaan uitmaken van een gevormde collectieve identiteit. Er is een subtiel maar essentieel verschil tussen herdenken om het verleden niet te vergeten, en eer te betuigen aan degenen die niet hebben overleefd, en te herdenken om het verleden zelf levend en actueel te houden. Terwijl voor mensen van de eerste generatie, die het trauma zelf nog hebben ondergaan, het probleem is dat het te groot, te veel is om te kunnen verwerken, is de verwerking bij de generaties erna vaak zo moeilijk omdat ze het niet zelf hebben meegemaakt. Het levend houden van een gekozen trauma wordt een diep verankerde plicht aan de vorige generaties, de doden en de levenden. Het kan bovendien gaan functioneren als een groepsidentiteit, een bindmiddel. Is het eenmaal een groepsidentiteit geworden dan kan er heftig en furieus worden gereageerd als iemand suggereert dat het trauma voorbij is, alsof daarmee het lijden van de eerste generatie wordt ontkend.
Het is geen grote stap van de theorie van Volkan naar de huidige situatie in Israël en Palestina. Volkan is voorzichtig met het stellen dat een collectief trauma geen oorlog veroorzaakt, maar wel dat het in elke bedreigende situatie weer op kan vlammen en door leiders makkelijk kan worden gemanipuleerd. In Israël is vanaf de oprichting van de staat een nieuwe geschiedenis geschreven waarbij vooral de episodes van jodenvervolging, van vlucht en verzet naadloos aan elkaar zijn geschreven, beginnend bij bijbelse tijden, Massada, de Romeinen, de vervolgingen in de Middeleeuwen, de verdrijving uit Spanje, via de Russische pogroms naar de shoah, en vervolgens naar de moderne staat Israël die zich moet verdedigen tegen een massaal overwicht van hen omringende vijandige volken. David tegenover Goliath. ‘April is de maand van de zionistische indoctrinatie’ zegt Uri Avnery cynisch. Met Pesach wordt de vlucht uit Egypte, uit de slavernij herdacht. Een paar dagen later volgt de herdenking van de holocaust. En dan de herdenking van de gevallenen van de Israëlische oorlogen. In het bewustzijn van Israëlische kinderen, die in gezin en op school mee doen aan alle herdenkingen schuift de slavernij en de vlucht uit Egypte, de jodenvervolging in Europa, de shoah, en de herdenking van de in de Israëlische oorlogen gevallen soldaten in elkaar: de time collapse. Het is alsof steeds weer hetzelfde gebeurt: de joden worden door hun vijanden vervolgd. De farao’s van Egypte, Hitler, Arafat, het zijn elkaars troonopvolgers. Die vervolging spreekt voor zich, behoeft geen verklaring, en heeft geen historische context. De joden worden gehaat, vroeger en nu. De joden moeten zich dus weren, en hebben redenen om alle niet-joden te wantrouwen. Roni Ben Efrat, een radicale Israëlische journaliste en activiste zei: ‘wij leerden dat ze ons haten omdat we joden zijn, niet dat ze ons haten omdat we bezetters zijn’.
Iedereen ontwikkelt een bewustzijn over welke mensen in het ‘wij’ zijn opgenomen en welke mensen we met ‘zij’ benoemen. Maar met een onverwerkte geschiedenis van vervolging wordt het ‘wij’ en ‘zij’ denken versterkt. Het strekt zich in extreme vorm niet alleen uit tot degenen die als vijand worden ervaren, maar ook tot mogelijke bondgenoten wanneer die ook maar iets van kritiek laten horen, en intern tegen de leden van de eigen groep wanneer die de gecreëerde mythologie rondom het ‘gekozen trauma’ niet honderd procent aanvaarden. Er is in Israël bijvoorbeeld een kleine groep mensen die zich niet neerleggen bij de staatsideologie en de voorgeschreven versie van de geschiedenis. Post-zionistische historici als Illan Pappé hebben het aangedurfd om de andere kant te beschrijven van de heldhaftige ontstaansgeschiedenis van de staat Israël, en te benadrukken dat de overwinning voor de zionistische groepen tegelijk een immense ramp is geweest, de nakba, voor de in het land wonende Palestijnen. Journalisten als Amira Hass en Gideon Levy, bevinden zich regelmatig aan de ‘andere kant’ en beschrijven het slachtofferschap van de Palestijnen , ze geven de Palestijnen een naam, een gezicht, een verhaal, dat dwars staat op het gecultiveerde vijandbeeld van de anonieme massa jodenhatende en bloeddorstige Arabieren. Uri Avnery de vredesactivist die al vele jaren vindt dat de bezetting van de Palestijnse gebieden moet worden opgeheven, de nederzettingen ontmanteld, en er een regeling moet worden getroffen voor de vluchtelingen is ook iemand die zich onttrekt aan de dwang van het ‘gekozen trauma’. Het wordt hen niet makkelijk gemaakt. Na een korte periode van dooi is met de tweede intifada het gevoel van dreiging weer toegenomen. Opnieuw geldt verhevigd: wie niet voor ons is is tegen ons. Pappé dreigt van de Universiteit in Haifa waar hij doceert verwijderd te worden. Toen Pappé tijdens een lezing in Nederland veel te vlug praatte, en iemand hem verzocht om het wat langzamer te doen zei hij: ik ben er niet meer aan gewend om langer dan tien minuten te mogen praten zonder dat mensen ‘verrader’ beginnen te schreeuwen, en me het spreken onmogelijk maken. Er is een haatcampagne ontbrandt tegen Hass en Levy, om ze uit Ha’aretz te verwijderen. Toen de groep van Avnery, Gush Shalom, recentelijk de Israëlische militairen waarschuwde dat ze bezig waren om de oorlogswetten en de mensenrechten te overtreden, en dat ze persoonlijk het gevaar lopen om eens aangeklaagd te worden wegens oorlogsmisdaden, brak er een furieuze aanval los. Zelfs het liberale blad Ha’aretz, de krant van Hass en Levy deed er aan mee. Avnery wordt niet alleen uitgemaakt voor zelfhatende jood, daar is hij inmiddels aan gewend, maar ook, onder andere door zittende ministers als ‘vijfde colonne’, als ‘kapo’, (joodse kampbewakers in de concentratiekampen) en als ‘Judenrat’(de joodse committees die door de nazi’s in de getto’s waren aangesteld). Ook hier zien we de time collapse. Het is alsof de holocaust gisteren plaats vond en elk moment opnieuw kan beginnen. De heftigheid van de reacties zegt vooral iets over het diepe gevoel van bedreiging, de ervaren aantasting van de diepste kern van een identiteit die gebaseerd is op een ‘gekozen trauma’ en een nationaal gekoesterde mythologie van lijden en vervolging, waarmee nauwelijks valt te discussiëren. Avnery mag dan zelf vinden dat hij zich gedraagt als een patriot die niets meer doet dan zijn landgenoten te waarschuwen dat ze bezig zijn de conventies en verdragen die ze zelf hebben ondertekend te overtreden, daarmee niet alleen de ‘vijand’ beschadigend maar ook zichzelf, de mensen die denken in termen als ‘wie niet voor ons is is tegen ons’ zien in hem geen patriot maar een landverrader. Avnery noemt het syndroom een gettomentaliteit: ‘het is makkelijker om de joden uit een getto te halen, dan het getto uit de joden’.
‘Vergeet het maar’, zegt Jeff Halper, joodse Israëli, en activist tegen de huisvernietigingen, tegen een Nederlands publiek, ‘vergeet het maar dat je de gemiddelde Israëli van inzicht kunt laten veranderen door ze te wijzen op het lijden van de Palestijnen. De meeste Israëli’s zijn daar eenvoudig niet gevoelig voor. Als er iets is dat de mening van Israëli’s zal veranderen dan is dat dat ze beseffen welke schade ze zelf oplopen door de bezetting’.
Het is een illusie om te denken dat ondergaan leed automatisch gevoeliger maakt voor het lijden van anderen. Het kan, we kennen mensen die juist door wat ze zelf hebben meegemaakt gemotiveerd worden om zich in te zetten voor anderen. Wat helpt is als mensen een vorm van verwerking hebben gevonden, en wat daarbij helpt is erkenning, herkenning en begrip. Niet begrepen leed, niet erkend leed, heeft de neiging iemand op te sluiten in de gevangenis van het eigen verleden, het eigen slachtofferdom. Het is waar dat mensen troost kunnen vinden bij lotgenoten, maar ook dat is geen garantie voor verwerking. Ik was jaren geleden aanwezig bij de lunch na de Auschwitzherdenking. Als enige niet-Joodse aan tafel werd ik overstelpt met verhalen over de kampen. Wat me opviel is dat bijna niemand naar elkaar luisterde, en vooral mijn aandacht wilde hebben voor verhalen waarvan werd benadrukt dat die nog erger waren dan die van de buurvrouw. Alsof er een wedstrijd aan de gang was over wie het meest had geleden, en alleen degene die het allerergste had meegemaakt recht van spreken had. Toen begreep ik nog niet wat er gebeurde, nu wel. Een collega van mij, met wie ik vaak in de Balkan werk zei eens: de grootste schaarste na een oorlog is niet de schaarste aan voedsel of onderdak, de grootste schaarste is die aan aandacht. Iedereen heeft vreselijke dingen meegemaakt, niemand wil er nog naar luisteren. Lotgenoten kunnen zich thuis voelen, saamhorigheid vinden bij elkaar, en de mentale muren hoog optrekken tegen de boze buitenwereld. Maar trauma’s worden daar vaak eerder mee gecultiveerd dan verwerkt. Laat staan dat er aandacht is voor wat de anderen, buiten die eigen muren, wordt aangedaan. Een Israëlische minister zei pas: ‘Ondervoeding in de bezette gebieden? Ik zie nog geen bolle buikjes, ik zie nog niet dat ze dood om vallen van de honger’. Waar het extreme leed dat de joden is aangedaan toetssteen wordt, kan elke andere, mindere vorm van kwaad makkelijk worden ontkend.
Zo wordt het ook begrijpelijk hoe het komt dat een groot deel van een volk zichzelf blijft zien als een voortdurend bedreigde groep slachtoffers die zich moet weren, en niet als de overheersers die ze inmiddels zelf zijn geworden. Een aantal feiten lijken eenvoudigweg niet te registreren, niet te worden waargenomen. Het feit dat de staat Israël in de wereldorde de vijfde militaire macht is, met miljarden aan militaire hulp bijgestaan door de grootste macht ter wereld, de VS. Keer op keer horen we Sharon, of een van de andere machthebbers zeggen dat Israël er alleen voor staat. Het feit dat de omringende Arabische staten, Egypte voorop, allesbehalve gemotiveerd zijn om nog eens in een oorlog met Israël verzeild te raken registreert niet, wat wel registreert zijn de woedende demonstraties van Arabische burgers die protesteren tegen de bezetting en de oorlog die Israël voert tegen de Palestijnen. Zie je wel, alle Arabieren willen ons de zee indrijven, en dat willen ze omdat we joden zijn. Zo registreert ook niet dat Palestijnse kinderen met stenen naar tanks gooien of tieners zich aanmelden als kandidaat voor een zelfmoordaanslag omdat de situatie in de bezette gebieden onverdragelijk is. Nee, dat moet komen omdat die kinderen in hun schoolboekjes jodenhaat krijgen aangeleerd, dat kan er niet mee te maken hebben dat de meeste Palestijnse kinderen alleen maar joden tegenkomen als bezettende soldaten en gewapende kolonisten. Of het komt door de Islam, die de martelaren in de hemel zal belonen met een keur aan maagden.
Zelfmoordaanslagen zijn extreem bedreigend. Juist de willekeur ervan, nooit weten wanneer en waar ze plaats zullen vinden roept een begrijpelijke angst op. Een angst die vervolgens inhaakt in de oude angst van vroeger: er zijn opnieuw mensen aan het werk die ons willen vernietigen. Die angst is makkelijk te manipuleren. Zelfmoordaanslagen zijn verschrikkelijk voor de bevolking, en diep ontwrichtend. Maar er is geen moment sprake dat de staat Israël daarbij wordt bedreigd, er is geen sprake van een Palestijns bezettend leger dat het Israëlische leger zou kunnen verslaan. Maar dat dringt nauwelijks door tot het bewustzijn van mensen die zich bedreigd voelen. Sharon gebruikt die angst, door zich op te stellen alsof het gaat om de mogelijke vernietiging van Israël zelf, wat hem vervolgens carte blanche geeft om het leger in te zetten alsof het gaat om een oorlog tussen twee landen, en niet om een eenzijdige bezetting. Vervolgens wordt zoveel schade aangericht dat het risico op zelfmoordaanslagen wordt verhoogd in plaats van verminderd.
Het mechanisme, de time collapse, zien we niet alleen in Israël zelf. Nederlandse joden die zich verenigd hebben in Een Ander Joods Geluid hebben er ook ervaring mee. Zo belde een mevrouw naar het kantoor, en zei tegen de voorzitster: ‘mevrouw, als er een tweede Hitler komt, en we gaan er allemaal aan, dan is dat uw schuld’. Het was diep gemeend en oprecht. Een gevoel dat geworteld is in een trauma dat gisteren leek te zijn gebeurd en elk moment weer kan gebeuren. Een groep jonge Marokkanen waren zo onverstandig om tijdens een protestdemonstratie tegen de politiek van Israël een vergelijking maken tussen de daden van het naziregime en de daden van het huidige Israël, en riepen een grote woede en angst op. Ze werden daarbij niet gehinderd door enig historisch besef over de jodenvervolging in Europa waar ze zelf geen deel van hebben uitgemaakt. Of misschien begrepen ze wel dat dit de meest effectieve manier was om mensen werkelijk emotioneel te raken. Sommige van degenen die er heftig op reageerden zien niet eens meer dat de hakenkruisen op een paar van de spandoeken er niet op stonden omdat de jongeren dat als hun eigen symbool kozen, maar nu juist omdat ze het gebruikten als de sterkst denkbare uiting van afkeuring. En voor sommigen leek hiermee de volgende holocaust al weer bijna voorspelbaar, in een emotionele kettingreactie: anti-Israël, staat gelijk aan antisemitisme, is gelijk aan het antisemitisme van toen, en zal opnieuw leiden tot jodenvervolging. In Nederland probeert Hajo Meyer, van oorsprong Duitse jood, een onderscheid te maken tussen het antisemitisme van vroeger en de kritiek op Israël van nu, een onderscheid dat niet gemaakt wordt door degenen die het slachtofferschap zo diep hebben geïnternaliseerd dat ze niet meer kunnen zien dat de Israëli’s in feite bezetters zijn geworden. ‘Eén ding is zeker. Onterechte beschuldigingen van antisemitisme zijn de meest effectieve manier om het aan te wakkeren. Bestaan er minder domme manieren voor joden om het antisemitisme te bestrijden? Ja, wel degelijk. Beheers je angst, bestudeer de geschiedenis en realiseer je, wat ikzelf in twaalf jaar onder het meest virulente antisemitisme heb geleerd, dat het huidige antisemitisme, voor zover überhaupt aanwezig, heel ver afligt van zijn virulente vorm. Een tweede aanbeveling: word een volwassen jood die de kracht opbrengt toe te geven dat zijn volk na bijna tweeduizend jaar vervolging en vernedering nu een eigen staat heeft. Een staat die over een sterk leger beschikt maar deze kracht niet altijd met verstand en ook niet altijd op ethisch verantwoorde wijze gebruikt. Realiseer je dus dat joden niet uitsluitend slachtoffers zijn’. (Volkskrant 14 juni 02) Meyer kon vervolgens rekenen op scheldkanonnades van onder andere schrijver Leon de Winter, die hem respectievelijk uitmaakte voor bange jood, gevaarlijke jood, joodse mol en brave hofjood. Psychologiseren? Dat kan de Winter ook, zegt hij. ‘Wat beschuldigt u de Israëlische joden graag, met wellust bijna, van oorlogsmisdaden! Diep in uw hart bent u blij met die joodse vechtersbazen. Ze geven u de kans om afstand van hen te nemen en een nette jood te zijn die zijn gojische buren wil behagen met wat ze vermoedelijk van hem willen horen; sla me niet, ik ben net zo als jullie want ook joden zijn tot genocide in staat en we zijn allemaal even schuldig!’ (NB: Meyer heeft het nergens over genocide, wel over bezetting). Voor Jessica Durlacher, met de Winter getrouwd, is het gevoel van dreiging al zo opgelopen dat ze zich afvraagt of het voor haar en haar gezin nog mogelijk is om in Nederland te blijven.
Een bijverschijnsel van het onverwerkte collectieve trauma syndroom noemt Volkan niet, maar ik neem het waar. De neiging om de eigen geschiedenis als uniek en onvergelijkbaar te zien. Vandaar ook de unieke naam: de shoah, de holocaust, soms met een hoofdletter geschreven. Zeker is de poging tot vernietiging van een volk, een gehele etnisch-religieuze groepering het absolute en nog steeds onvoorstelbare dieptepunt in de Europese geschiedenis. Het is onvergelijkbaar in de omvang, in de haast industriële en mechanische technologie waarbij nog nooit zoveel mensen tegelijkertijd bewust zijn vermoord. Maar met het benadrukken van de uniciteit ervan ontstaat ook de neiging om andere vormen van vernietiging van mensengroepen af te doen als minder erg, (zolang in Jenin ‘maar’ 52 Palestijnen worden gedood, waarvan de helft burgers, mogen we het niet hebben over een bloedbad) wordt het liefst vergeten dat in de Tweede Wereldoorlog in de kampen ook zigeuners, homo’s, verzetsmensen en partizanen zijn vermoord. Als die al een gedenkteken verdienen, dan een apart monument. Zo heb ik ook in vele moeizame discussies kunnen merken hoe gestoken en diep gekwetst mensen reageren, de mensen die vinden dat Israël door dik en dun verdedigd moet worden, wanneer er vergelijkingen worden gemaakt met ander onrecht. ‘Etnische zuivering’, het mag niet worden gezegd, hoewel zelfs met de meest neutrale definitie van die term exact wordt aangegeven wat er gebeurd is in het verleden, en nog steeds wordt voortgezet. Als woedende kolonisten Palestijnse huizen bestormen, auto’s in brand steken, een paar jongens aftuigen en een meisje van 15 doodschieten die op het balkon van haar huis staat (het was kortgeleden in Hebron) terwijl de politie werkeloos toeziet, dan heet dat geen pogrom. Wanneer Israëlische tanks de straten van het dorp Beit Lahiya midden in de nacht afzetten, deuren intrappen, huisraad vernielen en alle mannen tussen de 15 en de zestig geboeid en geblinddoekt afvoeren, dan is dat geen razzia. Wanneer binnen Israël zelf nauwelijks meer een gemengde school voor Arabische en joodse kinderen te vinden is, en de hele buurt zich verzet wanneer een Arabisch gezin met Israëlisch staatsburgerschap in een joodse wijk probeert een huis te kopen dan is dat geen apartheid.
Norman Finkelstein, Amerikaanse jood, zoon van ouders die Majdanek en Auschwitz overleefden, heeft een uitermate controversieel boek geschreven, getiteld ‘De Holocaust industrie’. De holocaust wordt gebruikt als ideologisch wapen, stelt hij. Het wordt gebruikt door een van de meest geduchte militaire machten ter wereld, met een verschrikkelijke staat van dienst wat de mensenrechten betreft, om zich als ‘slachtofferstaat’ op te werpen, net als de meest succesvolle etnische groep in de Verenigde Staten, de Amerikaanse joden, zich de slachtofferstatus toeeigent. ‘Alleen zij die een toetsteen van het kwaad niet als een moreel kompas maar eerder als een ideologische stok hanteren, deinzen terug voor vergelijkingen’, schrijft Finkelstein. Juist het extreme karakter van de holocaust kan worden gebruikt om minder ernstige misdaden te trivialiseren. “Je mag niet vergelijken” is het mantra van morele chanteurs’. Waar Volkan probeert te begrijpen is Finkelstein woedend. Het is de holocaust van zijn ouders die wordt misbruikt, mede in zijn naam. De werkelijk gebeurde holocaust. Die uit het verleden.
Hoewel Avnery geen psycholoog is van huis uit heeft hij een diep inzicht ontwikkeld in wat er om hem heen gebeurt. Zo omschreef hij ook hoe veel van de Israëli’s zich vreselijk ongemakkelijk voelden toen het er naar leek dat er vrede met de Palestijnen zou komen. Een vorm van ‘cognitieve dissonantie’ noemde hij dat. Ik citeer hem uitvoerig:
‘Ieder individu, en naar het schijnt, ook een geheel volk, heeft een wereldbeeld, een vaststaand schema van percepties, een mentale landkaart die de weg wijst in hun gedachten en reacties. Zonder zo’n kaart voelt het individu (of het volk) zich verloren in een wereld van chaos. De kaart geeft ze veiligheid: ze weten waar ze zijn en waar ze heen gaan. Wanneer ze geconfronteerd worden met informatie die tegenstrijdig is aan het bestaande patroon komen ze terecht in een angstaanjagende situatie van onzekerheid, onveiligheid en angst. En degene die verantwoordelijk is voor de confrontatie met tegenstrijdige informatie wordt het doelwit van haat en woede’.
‘Honderden jaren lang hebben de joden in vele landen geleden onder vervolging. Overal kwamen ze antisemitisme tegen, leden onder discriminatie, werden slachtoffers van pogroms, werden vermoord in de holocaust. Zelfs in de meer verlichte landen kreeg bijna elk joods kind met de moedermelk het geloof mee dat de gojim, de niet-joden de joden haten, dat ze hen altijd hebben gehaat en altijd zullen haten’.
‘Het zionisme zou een Nieuwe Jood scheppen, maar feitelijk werd het oude denkpatroon meegenomen naar het nieuwe land. Voor de zionistische veroveraars leek het Arabische verzet op een natuurlijke voortzetting van de oude geschiedenis van vervolging en pogroms. Het bestaande joodse patroon werd niet verbroken, integendeel, het werd nog sterker. Het creëerde een gevoel van saamhorigheid, van bestendigheid en orde. Een vrolijk liedje, beginnend met de woorden: “de hele wereld is tegen ons, maar daar trekken we ons niets van aan”, werd een deuntje om op te volksdansen’.
‘En toen kwam Oslo. Dat was verwarrende nieuwe informatie. De Arabieren willen vrede. Arafat, gisteren nog omschreven als de Arabische Hitler wordt een partner. De Arabieren verzoenen zich met ons bestaan. Een nieuw Midden Oosten. Vrede, verzoening en wederzijds respect zijn in aantocht’.
‘Dit beeld veroorzaakte geen geluk. In tegendeel. Het veroorzaakte angst. Iets was er mis, het oude patroon werd door elkaar geschud en er was nog geen nieuw. De oude kaart die een bekend landschap beschreef kon ons de weg niet meer wijzen. En toen, plotseling, kwam de reactie. Ehud Barak, de man van vrede, de vertegenwoordiger van links, bracht Oslo om zeep en ontmaskerde het Arabische complot. Hij bewees dat er geen gesprekspartner was. De Arabieren willen ons vernietigen. Goddank, alles werd weer zoals eerst. Wat een opluchting!’
Dit is een mechanisme, zegt Avnery, dat een buitenstaander nooit zal begrijpen. Hoe dieper en onverwerkter het trauma, hoe groter de behoefte aan een vastliggend vijandbeeld, en hoe angstiger het is als dat vijandbeeld niet meer blijkt te kloppen. Stel dat die vijand ook maar gewoon mensen zijn, met begrijpelijke reacties?
Ik krijg nogal eens brieven van mensen, Israëlische joden van Nederlandse afkomst, of mensen hier, die me er van willen overtuigen dat ik het helemaal verkeerd zie. Soms zijn het simpele oordelen, ik ben te ‘eenzijdig’, of ‘naïef’. Soms krijg ik opnieuw de oude mythen voorgeschoteld die ik inmiddels al kan dromen. Ben ik dan vergeten dat de Arabieren zelf de oorlog zijn begonnen? Dat ze zelf het verdelingsplan hebben afgewezen? Dat ze het genereuze aanbod van Barak niet hebben aangenomen? Daaraan kun je toch zien dat ze geen vrede willen? Mythen die wat mij betreft allang en afdoende zijn weersproken. Maar vaak zijn het tegelijk oprechte pogingen om mij van iets te overtuigen wat ik kennelijk niet goed zie. Een steeds terugkerend argument is dat de Palestijnen zo ‘anders’ zijn dan de joden. Palestijnen staan te juichen wanneer er onschuldige burgers in Israël zijn gedood bij een aanslag (ze hebben het zelf gezien op CNN), dat zouden joden nooit doen. Joden zullen nooit onschuldige burgers met opzet doden, joodse ouders vinden het vreselijk als hun kind in dienst gaat, maar het moet, terwijl die Palestijnse ouders hun kinderen vrijwillig de dood in sturen en gelukkig zijn als hij een martelaar wordt. De Islam, dat is een doodscultus, terwijl joden kiezen voor het leven, stond er in een brief. En of ik niet eens wil komen kijken, een familie bezoeken in Ashkelon waarvan de moeder door terroristen is vermoord, of eens wil logeren bij de mensen in een nederzetting, dan kan ik zelf zien dat het hele gewone, aardige mensen zijn, en geen bezetters. Ik weet niet of de brievenschrijvers, niet thuishorend in de categorie mensen dat de straat opgaat met slogans als ‘dood aan de Arabieren’, zelf begrijpen wat ze aan het doen zijn, dat ze proberen me te doordringen van de menselijkheid van hun kant, door de onmenselijkheid van de andere kant te benadrukken. Het is duidelijk dat het ze zeer doet, als ik Palestijnen als slachtoffers beschrijf, en daarmee hun morele positie aantast, door Israëli’s in dit geval aan te wijzen als de daders van onrecht. Ook lees ik uit de brieven vaak een ondertoon, ik ben dan weliswaar niet joods, maar toch, als Nederlander, als beschaafde Europeaan, zou ik me toch meer verwant moeten voelen met de strijd van de Israëlische joden, dan met die anderen. De Arabieren. Judith Herzberg schreef eens: ‘als je gedwongen wordt om iemand te slaan, ga je die niet vanzelf ook haten?’ Wie gedwongen wordt te slaan, en het beeld van de eigen menselijkheid in stand wil houden moet de andere wel haast ontmenselijken.
En nog een ander mechanisme wordt duidelijk uit de brieven: terwijl er een militaire strijd gaande is tegen de Palestijnen in de bezette gebieden, woedt er nog een andere strijd: die om het morele gelijk. In de militaire strijd wint degene die de meeste slachtoffers kan maken aan de andere kant, maar paradoxaal wint in de morele strijd degene die het meeste slachtoffers kan aantonen aan de eigen kant. In deze paradox zit Israël gevangen, want te veel dode Palestijnse kinderen op de TV, en te veel verwoeste huizen doet het image van Israël geen goed. In een onthullende uitspraak zei Leon de Winter (in een interview met Xandra Schutte in VN, die daar verder niet op door ging) dat Sabra en Shatila vooral zo schadelijk was geweest voor de beeldvorming over Israël. Mijn briefschrijvers zijn minder cynisch, en benadrukken dat ze huilen als ze de gevechtsvliegtuigen over Ashkelon naar Gaza horen vliegen, of dat ze het verschrikkelijk moeilijk hebben om te weten dat er ook kinderen door Israëlische militairen zijn gedood. Om dan meteen te vervolgen dat het toch ook vreselijk is dat die Palestijnse ouders hun kinderen de straat op sturen in plaats van ze te beschermen. Daaraan kan je toch zien dat ze de joden zo haten dat ze bereid zijn hun eigen kinderen in de strijd op te offeren.
Midden in de overbevolkte Gazastrook bevindt zich een piepkleine nederzetting, Kfar Darom. In de nederzettingen hebben de bewoners van alles meer dan de hen omringende Palestijnen, meer water, meer voedsel, betere medische zorg, betere scholen voor de kinderen, grotere huizen, groene gazons, kinderspeelplaatsen en zwembaden. Maar één ding hebben ze niet: vrijheid. De nederzetting is omringd door een grote elektronisch beveiligde omheining, permanent onder bewaking van het Israëlische leger. Het is ondenkbaar dat een kolonistenkind buiten de hekken zou gaan spelen met een Palestijns kind. Alle mannelijke kolonisten zijn bewapend, en patrouilleren om beurten. De kinderen gaan in gepantserde bussen naar school, onder legerbewaking. Vorig jaar was er een aanslag op zo’n bus. Drie kinderen van hetzelfde gezin werden gewond, een kind verloor een voet, een ander beide benen. In maar één krant heb ik de toevoeging gezien dat diezelfde kinderen al eerder het slachtoffer waren van een aanslag, waarbij ze gelukkig maar licht gewond raakten. Het was destijds geen reden voor de ouders, en dat is het ook niet naar de nieuwe aanslag, om uit Kfar Darom weg te gaan: ‘dan krijgen de Arabieren alles’. De Gazanen begrijpen het niet, en hebben ook opgehouden te proberen dat te begrijpen. Hoofdschuddend zegt een Palestijnse vriend, als we weer eens vastzitten in de stroom verkeer van noord naar zuid, omdat de kolonisten van hun eigen weg gebruik willen maken en daarom het leger de hoofdweg in Gaza heeft afgesloten, ‘die mensen komen uit een getto, en nu zitten ze weer in een getto, maar nu vrijwillig’.
Generaties lang werden joden vervolgd, schrijft Avnery, en ontwikkelden een zelfbewustzijn als slachtoffers. Een groot deel van de joodse cultuur van de laatste twee of drie eeuwen baseert zich op dit slachtofferdom, een thema dat uiteraard door de holocaust verder werd versterkt, en nu komen de Palestijnen en eisen voor zichzelf de doornenkroon van het lijden op? ‘Niets beledigt de Israëli’s meer dan dat,’ schrijft Avnery, ‘een gotspe, een aanval op de kern van ons nationale bewustzijn. Dus reageren we furieus. We beschrijven de intifada als een kwaadaardige aanval op ons bestaan. We halen de oude slogans van vorige generaties weer uit de kast: de Arabieren willen ons de zee in drijven. Vergeten is het feit dat wij het machtigste leger hebben in de regio, dat Israël net de ‘groene lijn’ al 78% van het land in bezit heeft, dat we ondertussen ook de rest van het land, de Westoever en de Gazastrook beheersen, dat we op vrijwel elk terrein sterker zijn. Vergeten het feit dat de Palestijnen niets meer voor zichzelf vragen dan 22% van het land, en dat de intifada een opstand was tegen een bezetting die met toenemende wreedheid al 34 jaar duurt. Niets ervan! Wij zijn de slachtoffers, en iedereen die ons deze eretitel probeert te ontnemen slaan we de schedel in’.
Zionistisch links heeft het met de recente gebeurtenissen en de reactie van hun eigen regering en leger erg veel moeilijker dan zionistisch rechts. Vladimir Jabotinsky, eens in de ban gedaan omdat hij als rechtse, militante zionist niet meer paste in het veel schonere zelfbeeld van de nieuwe Israëlische staat, ontkende geen moment dat hij deel uitmaakte van een koloniserende beweging. ‘Zionisme is een avontuur van kolonisatie, en het staat of valt dus met de strijdmacht. Het is belangrijk om te kunnen bouwen, het is belangrijk om Hebreeuws te kunnen spreken, maar helaas, het is belangrijker om te kunnen schieten’, zei hij al in 1923. Jabotinsky was een realist, die heel goed wist dat er mensen leefden in het land dat de zionisten voor zich in wilden nemen, en dat geen volk zich vrijwillig van land en huis laat verjagen zonder dat dat haat en verzet veroorzaakt. Ook de held Moshe Dayan draaide er niet omheen. In 1956 zei hij bij een grafrede van een door Palestijnen vermoorde Israëli: ‘laten we de moordenaars niet bedelven onder beschuldigingen. Hoe kunnen we klagen over de diepe haat die ze tegen ons koesteren? Acht jaar lang hebben ze in de vluchtelingenkampen van Gaza gezeten, en voor hun ogen hebben wij het land in bezet genomen waar zij en hun voorouders op hebben geleefd. Wij zijn de generatie van kolonisten, en zonder de stalen helm en de loop van een geweer kunnen we geen boom planten en geen huis bouwen. Laat ons niet terugdeinzen voor de haat waarmee het leven van honderdduizenden ons omringende Arabieren is vervuld. Laat ons onze ogen niet afwenden, opdat onze hand niet verzwakt. Dit is het lot van onze generatie. Onze keuze moet zijn om paraat en gewapend te zijn, sterk en onverzettelijk, want als de vuist om ons zwaard verslapt, zullen onze levens verpletterd worden’. Zionistisch rechts heeft geen last van een cognitieve dissonantie, of van gewetenswroeging. Er is geen kloof tussen zelfbeeld en realiteit. Onrecht tegen de Arabieren? Pech voor de Arabieren. Wij zijn sterker.
Daarentegen heeft zionistisch links vooral geloofd dat Israël een modelmaatschappij zou worden, een nieuwe mens zou creëren, en dat dat ook de Arabieren ten goede zou komen. De Israëli’s die geloven dat Israël per definitie een staat is gebaseerd op rechtvaardigheid, een staat die de wapens alleen opneemt wanneer het echt niet anders kan, en dan alleen uit zelfverdediging, de ‘purity of arms’, bevinden zich nu in een permanente staat van cognitieve dissonantie. Een zelfbeeld, een collectief en gecultiveerd zelfbeeld bovendien, dat niet is op te tellen bij de gebeurtenissen die worden teruggespiegeld via de buitenlandse reportages, zelfs niet die van de CNN die de minuten zendtijd telt die er aan de slachtoffers van beide zijden worden besteed om maar niet van partijdigheid te kunnen worden beschuldigd. CNN dreigde dus in Israël van de kabel gehaald te worden. Niemand kan lang in een staat van cognitieve dissonantie verkeren, en als iemand niet sterk genoeg is om het zelfbeeld te veranderen moeten feiten worden weggewerkt die in strijd zijn met dat zelfbeeld, en kunnen de overbrengers van de slechte boodschap rekenen op felle emotionele afweer. Daar ligt wel een voor de hand liggende mogelijkheid voor klaar. De brengers van de slechte boodschap zijn antisemieten, en als het joden zijn zijn het ‘zelfhatende joden’.
Yaron Ezrahi schrijft in zijn boek Rubber Bullets over de reflex van de ‘knecht die meester is geworden’: ‘terwijl we geleidelijk aan wolven werden, voelden we ons nog steeds lammeren. Het oude gevoel een geïsoleerde en bedreigde minderheid te zijn temidden van een zee van vijandige Arabieren, de angst dat onze macht niet voldoende zou zijn om die bedreiging af te wenden werd verdiept door de herinnering aan het slachtofferschap van de holocaust: alsof die combinatie blind maakt voor de actuele macht’. Dat uit zich in een scheidslijn tussen de joden die zeggen: genoeg, we hebben gewonnen, we hebben de macht, we hoeven ons niet te blijven gedragen alsof we slachtoffers zijn die zich moeten verdedigen, en de joden aan de andere kant die niet kunnen ophouden met veroveren, die blijven vechten en niemand vertrouwen. Avnery ziet de kloof tussen de Israëli’s die met het gezicht naar het verleden blijven leven, en zij die naar de toekomst kijken als een Kulturkampf. Voor hen die het verleden niet kunnen laten voor wat het is, verleden, is het ondenkbaar dat Israël ook kan voortbestaan als een normale moderne staat, waar verschillende etnische en religieuze groepen gelijke rechten hebben en als burgers naast elkaar kunnen leven. Voor hen is het opgeven van een joodse staat niets minder dan zelfmoord. Gojim zijn niet te vertrouwen, zijn anders, zullen joden altijd haten. Alleen door onder elkaar te blijven is veiligheid mogelijk. Dat dit in schril contrast staat tot de huidige realiteit, dat joden in de VS en in Europa veiliger zijn dan in het huidige Israël, ook dat registreert niet. De diepe angst om met het vormen van een moderne staat de identiteit, de joodse identiteit te verliezen gaat soms ver. Ik was op een studiedag over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Uiteraard staat ook het vluchtelingenvraagstuk op de agenda, want zonder een oplossing voor het grootste en langdurigste vluchtelingenprobleem ter wereld,het gaat om tussen de drie en de vier miljoen mensen, komt er geen vrede. Twee vertegenwoordigsters van de Nederlandse joodse gemeenschap reageren emotioneel en verwijtend dat de congresgangers praten over de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, zonder aandacht te hebben voor de emoties van de Israëli’s. Want iedereen weet toch dat de terugkeer van de vluchtelingen het einde zou betekenen van Israël? Wie dus over de rechten van Palestijnse vluchtelingen praat, honderd keer vastgelegd in VN resoluties, wordt gezien als iemand die het direct gemunt heeft op de joodse ziel, de kern van het joodse bestaan, die wil Israël dus vernietigen. En wie wil dat? Het was dat Jeff Halper, zelf jood en Israëli, in woede losbarstte, want in dergelijke discussies zwijgen de meeste niet-joodse Nederlanders bedremmeld en geïntimideerd.
Er is meer te zeggen over de manier waarop oude en onverwerkte trauma’s door kunnen werken en een factor van betekenis kunnen worden in de actualiteit. Volkan geeft ons een paar instrumenten om iets te begrijpen van wat een collectief trauma met een groep mensen kan doen, en hoe de gevolgen van dat trauma, generatiegewijs doorgegeven, de politiek van een land kan beïnvloeden. Maar Volkan heeft ook een paar beperkingen. Zo blijft hij met zijn instrumentarium aan symptomen soms erg in de beschrijving hangen, zonder het proces zelf dat er plaats vindt te onderzoeken. Ook blijft hij toch een klassieke psychoanalyticus in zoverre hij de politieke context zelf vaak vergeet; zo verklaart ook hij zelfmoordaanslagen alleen uit de indoctrinatie van islamitische groeperingen en de psychische gesteldheid van de daders. Ook hij vergeet op dat moment de politieke context, de bezetting. Ik denk meer over een wisselwerking tussen een politieke situatie, en de psychische gesteldheid van de mensen daarbinnen. Michael Ignatieff waarschuwt ons om niet te makkelijk aan te nemen dat een land, net als een individu, over een ‘psyche’ beschikt. Het blijven altijd mensen, die wel een geschiedenis en een emotionele ontwikkeling met elkaar kunnen delen. Staatsburger zijn maakt niet automatisch dat we de dominante ideologie van het land waarin we leven overnemen. In het verhaal van Volkan is het bijvoorbeeld niet duidelijk hoe het zou komen dat een deel van de mensen met dezelfde verschrikkelijke achtergrond toch een andere ontwikkeling doormaakt. Zie Hass, Levy, Pappé, Avnery. Mij interesseert het minstens zo sterk hoe het komt dat er mensen zijn die zich weten te ontrekken aan de dwang van het ‘gekozen trauma’. Amira Hass, bijvoorbeeld, dochter van overlevenden van de holocaust, kwam uit een communistisch nest. Kritisch afstand houden, en het aankunnen om buitenstaander te zijn is haar met de paplepel in gegeven. Gideon Levy had het moeilijker, zei hij zelf, die kwam uit een goedburgerlijk zionistische familie, en zijn ogen gingen pas open toen hij als verslaggever in de bezette gebieden zag wat de Palestijnen werd aangedaan, toen ze mensen werden in plaats van een anonieme massa vijanden. Ilan Pappé kon zich pas werkelijk losmaken uit de dominante ideologie toen hij in Oxford studeerde, waar hij op voet van gelijkheid met Arabische studenten en docenten omging, voor hem was de afstand die hij nodig had heel letterlijk een oceaan. Het is bijvoorbeeld ook duidelijk dat een deel van de overlevenden van de holocaust en hun nazaten dat voor de Verenigde Staten heeft gekozen in plaats van voor Israël een andere ontwikkeling doormaakt. Veel van hen kiezen voor assimilatie en trouwen gemengd, de holocaust wordt een herinnering, niet meer een vermeende actualiteit. Tot grote zorg van een deel van de Israëli’s en een deel van de Amerikaanse joodse gemeenschap, die vreest dat er in komende generaties niet meer genoeg joden geboren zullen worden om Israël te blijven bevolken en een numerieke meerderheid te behouden (waar een uitwas van te vinden is in een anti-abortus advertentie in een Amerikaanse krant met de tekst: wat is er mooier dan een joods leven te redden?), of dat veel jonge joden geen reden meer zullen zien om naar Israël te emigreren. Israël is eens mede ontstaan door het antisemitisme, en nu lijkt het wel alsof Israël het antisemitisme nodig heeft om joden er van te overtuigen dat het beter is om in Israël te komen wonen dan elders in de wereld waar ze meer veiligheid en welvaart kunnen vinden.
Het is de vraag of Israël er zonder de shoah gekomen zou zijn. Het zionisme is ouder, maar voor de Tweede Wereldoorlog waren er niet voldoende joden bereid om naar Palestina te trekken om daar de joodse gemeenschap te versterken om een werkelijke staat te kunnen vestigen. Het is ook de vraag, als Israël er gekomen zou zijn zonder shoah, wat voor een staat dat zou zijn geworden, en hoe de buitenwereld er op gereageerd zou hebben. Vele jaren lang zijn we doordrongen geweest van de gedachte dat de shoah voorkomen had kunnen worden wanneer er een eigen land voor de joden zou zijn geweest. Israël is gesticht in de nadagen van het kolonialisme, waarin sowieso niet veel aandacht was voor het lot van ‘inboorlingen’, maar ook toen het Europese kolonialisme overal bakzijl moest halen durfde alleen een enkeling kritiek te hebben op de Israëlische behandeling van de inheemse bevolking in Palestina. Hoewel veel Israëli’s nu vinden dat met name Europa ongepast veel kritiek heeft op Israël, en ze dat meteen gelijk schakelen aan oud of nieuw antisemitisme, lijdt het voor mij geen twijfel dat we juist, decennia lang, Israël hebben willen ontzien en boven de wet hebben geplaatst- omdat we ons zo bewust waren van het extreme onrecht dat de joden is aangedaan, onrecht waar we medeplichtig aan waren, onrecht dat het bestaanrecht bevestigde van de nieuwe staat. Het lijkt haast paradoxaal dat de shoah, zo centraal in de collectieve psyche in Israël zelf opnieuw moest worden ‘ontdekt’. Tom Segev beschrijft in zijn boek ‘1949, The First Israelis’, hoe slecht de overlevenden van de kampen in de eerste jaren van de staat Israël werden opgevangen. In de sterke neiging om met de nieuwe staat ook een nieuwe mens te creëren, in alles het tegendeel van de onderdrukte gettojood, waren de zwaar getraumatiseerde vluchtelingen nauwelijks welkom. In de verslagen van die tijd vindt Segev onthutsende uitspraken over de ‘geringe kwaliteit van het materiaal’ dat uit Europa naar Israël werd gestuurd, teveel ouderen, zwakken, zieken, en lichamelijk of psychische invaliden, teveel mensen die ongeschikt waren om boeren en soldaten te worden. Als om te benadrukken dat er een radicale breuk nodig was met het loodzware en vernederende verleden namen veel nieuwe Israëli’s ook een nieuwe naam aan; Uri Avnery heette toen hij nog een Duits jongetje was Helmut Ostermann. De holocaust werd pas later opnieuw ontdekt, en tot een centraal deel van de collectieve identiteit gevormd met herdenkingen, musea en schoolboekjes, en gehanteerd om nieuwe migranten en kinderen die het allemaal niet zelf hadden meegemaakt te doordringen van de noodzaak zich te weren, als joden een blok te vormen, tegen de vijandige buitenwereld.
Een vergelijkbaar verhaal, over de wisselwerking tussen collectief trauma en politiek, zou ook over de Palestijnen geschreven kunnen worden. Hoewel elke collectieve geschiedenis unieke elementen bevat, zijn er ook overeenkomsten. Ook daar een collectief trauma, de nakba, de grote ramp van 1948, de onteigening en verdrijving uit hun land en hun huizen, om plaats te maken voor een volk dat elders werd vervolgd. De vernietiging van meer dan vierhonderd van hun dorpen, het al meer dan een halve eeuw durende ballingschap. Ook daar dus schaamte, machteloosheid en onverwerkte vernedering bij de eerste generatie die het overkwam, en ook daar zien we dat het ‘gekozen trauma’ niet wordt ervaren als verleden maar als actualiteit (niet weinig geholpen door de feitelijke actualiteit van de bezetting) en doorgegeven als opdracht aan de volgende generaties. Oudere Palestijnen hebben behalve herinneringen aan het onrecht ook vaak herinneringen aan joodse vrienden, en vreedzaam samenleven, en misschien lijkt het onbegrijpelijk dat ik bij hen soms meer begrip vindt voor de Israëli’s, en een groter vermogen om zich voor te stellen dat het misschien ooit nog goed kan komen, dan bij de jongere Palestijnen, die de nakba niet hebben meegemaakt, maar de bezetting wel. Aan de ene kant kom ik jonge mensen tegen die het bestaan van de staat Israël allang als feit hebben geaccepteerd, maar tegelijk is het merkbaar dat zij op hun beurt de Israëlische joden nauwelijks meer kunnen zien als potentiële medeburgers. Haider Abdel Shafi, nu in de tachtig, herinnert zich nog hoe hij speelde met het dochtertje van de opperrabbijn van Hebron als zijn vader daar op bezoek ging. Abdel Shafi, hoe fel hij ook gekant is tegen de Israëlische bezetting, zal nooit de vergissing maken om ‘joden’ en ‘Israëli’s’ als één term te gebruiken. Maar voor de kinderen die joden alleen kennen als kolonisten en militairen die hun vriendjes dood komen schieten en hun huis bombarderen is dat al een stuk moeilijker. De actualiteit van de bezetting versterkt het onverwerkte collectieve trauma van de onteigening en de verbanning van toen. Ook hier de time collapse, wie Palestijnse vluchtelingenkinderen vraagt waar ze vandaan komen hoort ze niet het kamp noemen waar ze nu wonen, maar het dorp waar hun grootouders vandaan kwamen, een dorp dat niet meer bestaat.
Ook Palestijnen hoor ik diezelfde vraag stellen: ‘hoe kan het dat mensen die zelf zo hebben geleden geen besef hebben van wat ze zelf anderen aandoen?’. De onbegrijpelijke hardheid en letterlijke overkill van de Israëli’s voegt weer toe aan het vijandbeeld dat ook aan die kant steeds verder verstard, en het op hun beurt voor de Palestijnen weer moeilijk maakt om nog enig mededogen te voelen voor de slachtoffers van aanslagen. Het Palestijnse trauma is mede daarom zo moeilijk te verwerken omdat de Palestijnen het slachtoffer zijn geworden van mensen die zichzelf niet als daders kunnen zien, en ook door een groot deel van de buitenwereld als slachtoffers gezien blijven. Dat maakte veel mensen blind voor wat er werkelijk gebeurde. De eerste generatie Palestijnen heeft mee moeten maken dat ze werden verjaagd om geen andere reden dan dat ze toevallig woonden in een land en in de weg liepen van een volk dat dat land voor zich opeiste op grond van rechten die tweeduizend jaar daarvoor waren geformuleerd, en, geheel in overeenstemming met het Europese koloniale denken van die tijd geen oog had voor de mensen die er al woonden. ‘Maar waarom moeten wij de prijs betalen voor wat de joden door de Europeanen is aangedaan?’, vragen de Palestijnen zich af. ‘Waarom betalen de schuldigen van toen de prijs niet, waarom wij? Moet het onrecht van toen dan uitgewist worden met nieuw onrecht?’ Dit collectieve trauma wordt versterkt door het feit dat de wereld nu al een halve eeuw toekijkt en niets doet, terwijl de Palestijnen van nog meer land en nog meer vrijheid worden beroofd. Het gemak waarmee ze worden afgeschilderd als terroristen in plaats van als een volk dat vecht voor hun onafhankelijkheid en voor een menswaardig bestaan grieft de Palestijnen diep. Er is nauwelijks iets denkbaar dat een trauma meer kan versterken dan het gevoel er alleen voor te staan, en geen bondgenoten te hebben. Dat, bij elkaar, verklaart meer van de hardheid en de onverzettelijkheid waar mee de jonge generatie Palestijnen voor hun vrijheid vecht, en zelfs bereid is om met medeneming van Israëlische burgers de dood in te gaan, dan verwijzingen naar de Islam.
Volgende stap: over hoe we kijken naar de schuldvraag. Met een ogenschijnlijk geheel andere invalshoek en een testje dat je eerst zelf kunt doen. Hier.
Bij je regels over de Mandela’s, de Gandhi’s en de Martin Luthers, en ook verderop, bij wat je zegt over het gekozen trauma, moet ik denken aan dit fraaie gedicht van Karel Staes (en ik hoop dat het een beetje goed overkomt, met mijn HTML):
Zowaar alweer een gedegen stuk. Onbewust doemen er bij mij allerlei vergelijkende gevallen op van volkeren, die zich de slachtofferrol toe-eigenen of zelfs koesteren/misbruiken; ontstaan vanuit de geschiedenis van hun voorouders.
Ik zie parralellen met hoe bijv Surinamers uit het kamp Bouterse en Godet-antillianen (voor het gemak) het hebben over een soort van wiedergutmachung voor de slavernij in het algemeen; die aldaar heerste; gebezigd door de Hollanders eeuwen geleden. En van onze staat een soort van schadevergoeding willen. Veel lieden hebben zich tegen de bereidwilligge politici alhier aan kunnen leunen in dit soort sferen. inderdaad; totdat rechts het thema ging oppakken en aanpakken.
De situatie het Midden Oosten lijkt op een chemische reactie die gewoon doorgaat en niet te stoppen is. Oplossingen zijn nog niet in zicht, maar wat voor mij wel vaststaat is, dat er gevoelens zijn ontstaan; die blijven voortrazen, totdat ze zijn uitgedoofd; of bevredigd. Er zal zoveel geweld komen, dat beide partijen in grote meerderheid er zelf spuugzat van worden en zelf het geweld gaan afzweren. Dat was ook het geval bij de vrede van Camp David tussen Begin en Sadat.
Zover is het hier nog niet; er diendt zich een soort van Karma te volstrekken over de volkeren van de aarde in dit gebied. Kunstmatig dit af gaan dwingen door de VN; ik begin er steeds meer mijn twijfels over te krijgen.
Bravo Anja,
Ik herinner me uit mijn tijd in Israel: op de dag van de holocaustherdenking was er in het hele land welgeteld één school die niet zes kaarsjes brandde voor de zes miljoen, maar zeven. Het zevende kaarsje, aangestoken door een Russische oorlogsveteraan met een borstpartij die onder de medailles zat, was bedoeld voor alle niet-joodse slachtoffers in de kampen – verzetslieden, zigeuners, homo’s, asocialen, krijgsgevangenen, noem maar op. Bij elkaar veel meer dan één miljoen en dus eigenlijk goed voor meer dan één kaarsje. Maar oké, ik vond het een mooi gebaar en dacht ook nog ontroerd: dit brandt ook speciaal voor mijn opa.
En wat dacht je? Buiten de hekken van de school stond een groep rechtse jongeren onder aanvoering van minister van onderwijs Limor Livnat moord en brand te schreeuwen: ‘Verraders! Jodenhaters!’ Blijkbaar werd het herdenken van niet-joodse slachtoffers gezien als landverraad en verraad aan de geschiedenis. Dat vond ik toch zo bizar, eng en triest… Maar na lezing van Norman Finkelstein en jouw stuk kan ik het beter plaatsen. Nu vind ik het niet zo bizar meer (maar nog steeds heel eng en triest).
Groeten,
Ruben
Wat een schrijnend voorbeeld, Ruben. Het zou voornamelijk treurig zijn, hoe mensen in hun eigen geschiedenis opgesloten kunnen worden, als de gevolgen ervan niet zo desastreus waren voor een ander volk. Van wie het leed niet wordt waargenomen in Israël zelf (uitzonderingen daargelaten, die uitzonderingen kennen we) zolang het maar niet net zo erg is als de holocaust.
Finkelstein kan ik ook van harte aanbevelen. Norman Finkelstein, De holocaust-industrie. Bespiegelingen over de exploitatie van het joodse lijden. Uitgeverij Metz en Schilt. Ik weet niet of het nog leverbaar is, het kreeg niet ontzettend veel aandacht toen het verscheen. Ik denk dat het te controversieel en te pijnlijk was.
Groet terug, Ruben.
Ik heb op aljazeera een oude wijze joodse man gezien die zei en die sprak wij mogen geen eigen land hebben dat is niet goed voor ons. Want dan gaan wij oorlog voeren. Daarom wil ik niet in israel leven