Vroeg op. De visafslag onder de flat heeft me al wakker geschreeuwd. Nassir de chauffeur komt me halen. Ik ga iedereen groeten op het centrum, al die mensen die ik nu al jaren ken en die me zo dierbaar zijn. Twee Mohammeds, de dunne en de jonge, Wa’ el, Ghassim, Fatma, Jahya, Reem, Zarifa en Ratiba, die zegt, ‘I feel you family, habibti’. Ik word er elke keer zo ontzettend ontroerd en verlegen van. Maar ik begrijp ook waar het over gaat. Er komen hier bijna geen buitenlanders meer. De meeste grote organisaties hebben hun medewerkers teruggetrokken. Het wordt steeds moeilijker om er in te komen. Zolang wij steeds weer terugkomen, hoe moeilijk ze het ons ook maken, is er hoop.
In een leegstaande school wordt het zomerkamp gevierd. Zo’n 120 kinderen, tussen peuter en tiener, zijn de hele dag bezig met spelletjes, wedstrijden, toneel, zingen, sport. De zomerschool is belangrijk. Het NCCR waar ik voor werk (voor de nieuwkomers op dit weblog: ik ben van Stichting Kifaia en we ondersteunen hier een organisatie van gehandicapten) doet elk jaar een zomerschool voor de kinderen met een paar doelen: om gezamenlijke activiteiten te organiseren voor gehandicapte en niet-gehandicapte kinderen zodat die leren met elkaar om te gaan. Maar tegenwoordig vooral ook omdat bijna alle kinderen in de Gazastrook last hebben van wat we ‘post traumatische stress’ noemen. Bedplassen, moeite te concentreren, tobben en piekeren, overactief gedrag. Ze hebben reden om bang te zijn. Bijna allemaal hebben ze het wel eens meegemaakt dat tanks de straten in reden en begon te schieten, dat er helikopters overvlogen en bommen afgooiden, ze hebben meegemaakt dat bulldozers huizen verwoestten, ze kennen allemaal wel een kind dat op school of thuis is doodgeschoten, soms hebben ze gezien hoe hun vader werd meegenomen door het leger. En als ze toevallig zelf helemaal niets hebben meegemaakt is er altijd nog de televisie die de beelden heeft uitgezonden van de kleine Mohammed al Durra die werd doodgeschoten in de armen van zijn vader. Driekwart van de kinderen, speciaal de oudere, weten dat ook hun ouders hen niet kunnen beschermen. Dus toen gisteren de Palestijnse tv langs kwam en de kinderen vroeg waarom ze zo graag naar zomerkamp gaan zei een jongetje: omdat we dan niet hoeven te denken aan de bommen.
En vergeet maar niet, zegt Khaled (de baas van het NCCR, en zelf gehandicapt) dat het ook voor ons goed is om actief te zijn en verder even alles te vergeten.
Het is ons niet gelukt om op tijd voldoende geld bij elkaar te krijgen voor de zomerschool. Dus is er geen lunch voor de kinderen, en was er geen transport voor de gehandicapte kinderen met rolstoelen die alleen per taxi kunnen komen. Maar alle kinderen van het dovenschooltje zijn er wel. We beloven: volgend jaar zorgen we dat er voldoende geld is.
Een groot deel van de staf van het NCCR doet mee aan de zomerschool. Ik zie Ghassim, de psycholoog die ik anders zo streng vindt zich ontplooien als een ware kindervriend, en Adnan, de verlegen arts is ontzettend geliefd bij de kinderen. Leuk. Hij is pas getrouwd, zijn eerste kindje is onderweg. De kinderen van Fatma, Jahya en Khaled doen ook mee. Het oudste dochtertje van Fatma leidt een zangklasje. Fahdi, in zijn rolstoel, doet spelletjes met ballonnen met de kinderen, en Amjad, de dove leraar die anders vazen beschilderd verft nu kindergezichtjes. Ratiba de verpleegster heeft een eerste hulppost ingericht voort stukke knieen en tanden door de lip.
Het valt me op hoe enthousiast de kinderen mee doen aan alle spelletjes. Simpele spelletjes, ballonnen opblazen tot ze knappen, knijpers van een lijn afbijten, een muntje uit een bord met meel vissen zonder je handen, proberen de ballonnetjes stuk te trappen die een ander aan zijn voeten heeft gebonden, ik denk dat veel kinderen in Nederland die gewend zijn aan een grote keuze uit computerspellen nauwelijks meer weten hoeveel lol je kunt hebben met zo weinig. Meisjes en jongens door elkaar – dat is hier bijzonder want al het onderwijs is nog naar sekse gescheiden.
Sausan, een van de leerkrachten van het dovenschooltje, een ‘klein mens’ blijkt prachtig te kunnen zingen, ze zingt een duet met Fahdi die in zijn rolstoel zit en het is muisstil tot iedereen mee gaat zingen. Fahdi zit nog maar twee jaar in zijn rolstoel. Hij studeert aan de Islamitische Universiteit in Gaza. Hij is niet eens een intifadaslachtoffer, hij had gewone domme pech en viel uit een boom. Dwarslaesie. Zulke zijn er ook. Er komen een paar jonge mannen binnenrijden op hun rolstoelen. Ze hebben zelf een taxi genomen om er bij te kunnen zijn. Ik ken een paar van hen, twee van de jongens zijn door scherpschutters geraakt in hun ruggenmerg en dus verlamd, ik zie hoe ze vooruit zijn gegaan, hoe behendig ze zijn in hun rolstoelen en hoe vanzelfsprekend ze met hun handicap omgaan. En daarmee zijn ze weer een voorbeeld voor de jongeren die dat nog moeten leren.
Een beetje stilletjes zit Kifaia, de vrouw zonder handen, in een hoekje. Haar vader is pas overleden. Dat was de enige die altijd achter me stond, zei ze. Ze mist hem.
Ik ga naar het kantoor om mijn eerste bericht door te sturen. Joepie. De electriciteit doet het, ik krijg een lijn, het lukt.
Zolang er mensen lachen, is er hoop. En hoop doet leven. Bedankt voor de mooie foto’s.
Ik kreeg er tranen van in mijn ogen…
Bedankt voor het mogen meebeleven vanuit een gebied waar ik nooit iets van begrepen heb. Vind het moeilijk om mijn mening te vormen inzake deze kwestie. Geweldig wat je doet.