Emancipatie in stappen.
Ik vind dat de commissie Blok geen slecht werk gedaan heeft, maar één belangrijke sector in de samenleving die in de frontlinie staat van het integratiedebat, omdat ze zowel veel te maken hebben met allochtonen in oude stadwijken als met de autochtonen die daar wonen zijn de welzijnswerkers. Die hebben nu inmiddels het image meegekregen dat ze allemaal geitenwollenharen multiculti’s zijn, en dat is behalve onterecht erg jammer, want van de ontwikkelingen in die sector valt veel te leren.
Zo was ik al een tijd geleden op een bijenkomst van verzamelde welzijnswerkers die hun commentaar gaven op het rapport van de commissie Blok. Geen van de aanwezigen ontkende de problemen zoals die er met name in de oude wijken zijn. Er was onder andere iemand aanwezig van Stichting Divers, uit den Bosch, Fenna Hendriks. In het boekje dat ze me stuurde wordt het ontbreken van sociale cohesie aan meerdere factoren geweten: sociale uitsluiting ontstaat omdat men:
– er niet bij wil horen (zelfuitsluiting)
– er niet bij mag horen (gevolg van discriminatie)
– er niet bij kan horen (andere normen heeft of niet over passende competenties beschikt,
of, wat veelal het geval zal zijn, een combinatie van deze factoren die elkaar kunnen versterken.
Om te kunnen spreken van geslaagde integratie moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan, staat in het boekje.
1. Een zekere mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid (kunnen overleven)
2. Beschikbaarheid van persoonlijke relaties en een sociaal netwerk (voorkomen van sociaal isolement en het hebben van schakels met andere groepen)
3. Deelname aan institutionele bewegingen die tot doel hebben de groep te emanciperen of meer algemeen de omgeving te beïnvloeden (dus invloed kunnen uitoefenen op het eigen lot en op de omgeving via lotgenotencontact en samen met anderen)
4. Een bevredigende positie op de opleidings- en arbeidsmarkt, hetgeen ook van invloed is op de huisvestings- en inkomenssituatie.
Vertalen we dit naar de vrouwen die zich binnen een wijk erg geïsoleerd voelen (en laten we niet vergeten dat dat ook voor niet-allochtone vrouwen kan gelden!) dan is de eerste fase dat vrouwen ondersteund worden in hun pogingen te overleven. Voordat mensen in beweging komen en gezamenlijk met anderen voor zichzelf op kunnen komen moet er eerst aan een aantal basisbehoeften zijn voldaan, zoals eten en drinken, veiligheid, primaire gezondheidszorg. Pas daarna komen de behoeften aan steun, sociale contacten, zelfontplooiing. Het is dus de zaak de vrouwen op te zoeken waar ze zijn, dus meestal thuis. Khadija Arib (nu tweede kamerlid voor de PvdA) vertelde hoe ze toen ze nog in de wijk werkte nadat ze een organisatie voor moslimvrouwen had opgericht letterlijk ging kijken waar de gordijnen dicht waren, waar vrouwen woonden die er nauwelijks uitkwamen. Dat was een kwestie van aanbellen, de taal spreken en van veel geduld.
Via de huisbezoeken komen de allereerste problemen op tafel: veel gezondheidsproblemen die vaak ook een emotionele oorzaak hebben, financiële problemen, gezinsproblemen waaronder mishandeling, opvoedingsproblemen met kinderen en pubers, geen werk vinden, angst voor de buitenwereld, angst voor instanties na slechte ervaringen, de weg niet weten, problemen met verblijfsvergunning enz. In die eerste fase is het dus vaak één op één geduldwerk, meegaan naar instanties, bemiddelen met scholen, meenemen naar een opvanghuis, naar een arts, zorgen voor opvang voor de kinderen, een luisterend oor bieden. Praten met de man, die vaak niet minder in de problemen zit. Soms, wanneer de problemen te zwaar zijn moet er professionele hulpverlening bij komen. Pas wanneer het overleven is gewaarborgd komt er emotionele ruimte voor de volgende fase, die vaak zal bestaan uit contact met lotgenoten of veilige groepen dicht bij huis.
Vandaar dat ik niet bij voorbaat tegen subsidie voor Marokkaanse vrouwengroepen ben, voor Islamitische scholen of contacten met de moskeeën. De fase dat vrouwen het zoeken bij wat dichtbij, veilig en vertrouwd is kun je zelden overslaan. Taallessen maken meer kans wanneer ze in een vertrouwde sfeer worden gegeven dan wanneer je mensen verplicht om de bus te nemen naar een vreemde school aan de andere kant van de stad. Leerkrachten van een islamitische school hebben vaak meer toegang tot de ouders dan die van een openbare of christelijke school. Imams kunnen erg belangrijk zijn bij de bemiddeling. Ze kunnen vaak de eerste stap bieden voor taallessen, of luisteren naar problemen. Sowieso zijn de intermediairs uit de eigen groep belangrijk, de vrouwen die al een proces hebben meegemaakt en weten wat dat betekent, die letterlijk de taal spreken. Soms zijn het de dochters die niet alleen tweetalig, maar ook ‘dubbelcultureel’ zijn, die hun moeders onder hun hoede kunnen nemen.
Scholen kunnen een belangrijke functie hebben, door contact te zoeken met de ouders, door vertrouwenspersonen voor allochtone kinderen met moeilijkheden, hulpverleners zouden vaker in de school ingepast moeten worden in plaats van met wachtlijsten op bureau’s te wachten tot de mensen naar hen worden doorverwezen. Politie moet worden bijgeschoold in het optreden bij persoonlijk geweld. Er zijn contacten nodig met de allochtonenverenigingen en alle vormen van zelfzorg. Voor een deel gebeurt dit al, maar het kan zeker beter en systematischer.
Dan is het van belang dat vrouwen niet blijven hangen in het veilige naaigroepje in het buurthuis, maar dat ze terecht kunnen in projecten waar ze zich bij kunnen scholen, werkbemiddeling kunnen krijgen. Dit is ook de fase waarin de contacten met buurtgenoten belangrijk worden, een uitwisseling tussen groepen van allochtonen en autochtonen. De begeleiding daarvan is erg belangrijk. Nu staan de verschillende buurtgroepen nog vaak in wantrouwen tegenover elkaar. Wederzijds zijn er slechte ervaringen: de autochtonen vinden vaak dat hun buurt achteruit is gegaan met de komst van de allochtonen en gedeeltelijk is dat ook waar. Mensen die erg geïsoleerd naar binnen leven, en niet letten op de rotzooi buiten, ouders die het gezag over hun kinderen kwijt zijn zogauw die naar buiten gaan, het komt allemaal voor. Aan de andere kant zien de autochtonen vaak niet dat de allochtonen niet alleen degenen zijn die problemen veroorzaken maar die ook problemen hebben, en dat er veel beter contact mogelijk is wanneer ze daarbij de helpende hand gereikt wordt. Wie jarenlang het gevoel heeft alleen als ‘probleem’ gezien te worden zal niet gauw uit zichzelf contact maken met de andere kant.
Maar om tot een uitwisseling te komen is het nodig dat ook allochtonen zichzelf hebben georganiseerd. Eén symbolische allochtoon in de bewonerscommissie zonder achterban helpt weinig. Wie gaat kijken ziet dat er al een scala aan grotere en kleinere zelforganisaties zijn. Die zelforganisaties zijn de kweekvijver voor allochtoon kader.
Het is niet makkelijk, maar ook niet onmogelijk, om vanaf dat punt toe te werken naar het formuleren van gemeenschappelijke belangen en naar samenwerking. Uiteindelijk zijn de behoeften van de verschillende groeperingen in een wijk niet zo anders, iedereen zou willen dat het er veilig en gezellig was, iedereen wil dat de kinderen goed terecht komen. Huuracties, acties om de straat te verbeteren, om wijkvoorzieningen te krijgen, dat zijn zaken waarin verschillende groepen bewoners, inclusief de vrouwen, voor te mobiliseren zijn. De voorwaarde is wel dat er aandacht wordt geschonken aan de voorafgaande fasen.
Ook is het duidelijk dat er een veranderingsproces nodig is, niet alleen aan de allochtone kant maar ook aan de autochtone. Zeker in de oude wijken, waar de autochtone burgers vaak het gevoel hebben dat ze over het hoofd gezien worden is het belangrijk om klachten serieus te nemen. Ook daar vinden we isolement en eenzaamheid bij oudere alleenstaanden, onzekerheid over de toekomst met alle bezuinigingen in de sociale sector en gevoelens van onveiligheid. Wanneer de autochtone bevolking het gevoel heeft dat ook hun belangen worden verdedigd zal de neiging om de oorzaak van alle problemen op ‘die buitenlanders’ te projecteren ook afnemen.
Er is op dit vlak al veel gedaan. Er is in het verleden ook veel mis gegaan, en van beide valt te leren. Helaas lijkt het alsof met het huidige regeringsbeleid dat vooral hamert op de plicht te integreren en ondertussen veel voorzieningen afbreekt, en dat opgeteld bij een groeiend anti-moslim klimaat het werk van de mensen in de wijken, de vrijwilligers en professionals, de allochtonen en autochtonen niet bepaald makkelijker wordt gemaakt.
Volgende deel, zie hier
Niet meer dan een uiteenzetting van linkse dogma’s die aan het werkelijke probleem, namelijk het gebrek aan persoonlijke keuzevrijheid voorbijgaan. Als je emancipatie laat afhangen van reactionnaire imams en islamitische scholen dan kun je net zo goed de SGP betrekken bij vrouwenkiesrecht in eigen kring. Een grenzenloze naïeviteit en kittelen van het het patriachaat Het is niet meer dan een versterking van de machtspostie van onderdrukkende en patriachale structuren. Maar de witte Anja’s zullen wel even bepalen wat goed is voor de mensen. Khadija Arrib heeft geweigerd om een brief van een Marokkaans meisje te beantwoorden in de NRC die zich juist over haar beklaagde vanwege het gebrek aan solidariteit met de slachtoffers van uithuwelijking. Deze mevr. Arrib zal nooit de werkelijke onderdrukking ter discussie durven stellen. Het is alsof je de paus betrekt bij een pro-condoom-campagne.