Neem Dina. In haar familie is de traditie nog sterk: de oudste zoon van de oudste broer heeft het recht te trouwen met de oundste dochter van de volgende broer. En dat was Dina. Maar Dina wou niet. ‘Het was alsof ik met mijn broertje moest trouwen, we speelden altijd met elkaar als kinderen’, zei ze. Ze ging naar hem toe, om hem te vragen het huwelijksaanzoek in te trekken, maar dat wilde hij niet. ‘Toen heb ik nee gezegd’, zei ze. ‘Dat mag. Maar dat is wel heel erg, want het was gezichtsverlies voor mijn vader, en hij en zijn broer hebben jarenlang niet meer met elkaar gepraat. Mijn vader was woedend op mij, maar ik ben toch niet gezwicht’. Maar toen jaren later een andere neef om haar hand kwam vragen vond dat ze niet nog eens aanleiding kon geven tot een familiedrama en trouwde met hem.
Het is een vriendelijke, zachtaardige man, die dol is op hun zes kinderen. Dina heeft een goede baan bij een buitenlandse organisatie die haar goed betaalt. Haar man Hassim werkte als opzichter in een naaiatelier. Die is kort geleden over de kop gegaan. Hassim moest er al tegen kunnen dat Dina meer verdiende dan hij en een baan had waarvoor ze vaak ook ’s avonds weg moest zijn. Dina is niet alleen de kostwinner voor haar gezin, maar in feite voor de hele familie, er gaat ook geld naar haar ouders. Tegen de traditie in is Hassim bij haar familie ingetrokken die meer ruimte had dan zijn familie, en als het tijd is voor haar salaris, de hele familie weet dat, komen de schoonzussen die bij hen op het familieterrein wonen vragen om geld voor schoenen voor de kinderen die naar school moeten.
Ik heb wel eens bij Dina thuis gegeten. Dan maakte ze heerlijke kip of lamsvlees. Op een grote schaal stond die op de grond tussen ons in, en iedereen zat er op kussens omheen. Dan plukte Dina de lekkerste stukjes van de kip en legde die voor Hassim neer. Waarom zo’n traditioneel gebaar, vroeg ik later aan Dina. Je man is toch een moderne man, hij kan toch zijn eigen handen gebruiken? ‘Because he is shame ‘, zei Dina. Hij schaamt zich dat ik het geld verdien en niet hij. Daar praten we niet over, maar ik wil niet dat hij zich geen man meer voelt, dus doe ik het zo. En ze is blij dat ze al een gewoonte hadden om alletwee hun salaris in een potje in de kast te stoppen, waar ze dan alletwee uithaalden wat ze nodig hadden. Nu gaat alleen haar geld in dat potje. En dat kan hij er dan uithalen. Ze hoeft hem niet te vernederen door hem geld te geven, hij hoeft er niet om te vragen.
Dina’s leven is heel anders dan dat van haar moeder. Die zit in een lang gewaad en met een doek om achter een houtskoolvuurtje in het huis ernaast. Dina loopt in spijkerbroeken. Ze gaat met mannen om. Ze komt laat thuis. Met haar moeder heeft ze nog een groot gevecht gehad om haar jongste zusje. Die was nog ongetrouwd. Haar moeder wilde een man voor haar uitzoeken. Dina zei nee. Ze gaat eerst studeren en dan trouwen. Haar moeder, theatraal: ik wil dat ze getrouwd is voor ik dood ben. Dina: dat kan ook nog heel goed daarna. En je weet heel goed wat er kan gebeuren als ze te vroeg trouwt. Dat weet de moeder ook: het tweede zusje, dat nog jonger trouwde dan Dina is weer thuis want ze houdt het niet uit bij haar man. En nu gaat er gescheiden worden. Een drama, want de splitsing loop dwars door de familie en het gevecht wordt bij wie de vijf kinderen horen, bij haar kant van de familie of bij de zijne. Dina won.
Ik vroeg het zusje of ze na haar studie zelf een man uit zou zoeken. Daar moest ze erg van giechelen. Nee, zei ze, ik vraag aan Dina om een man voor me te kiezen, want die kan dat beter dan mijn moeder. Jaren later, het zusje is verpleegster, heeft ze zelf een man gevonden. Op een familiefeestje. Een neef. Een moderne man die wil dat ze blijft werken.
Dina werkt hard, ook omdat ze wil dat alle kinderen een goede opleiding krijgen. Ook de meisjes. Die gaan allemaal studeren. En geen van hen zal gedwongen worden te trouwen met een man die ze niet wil. Daar zal Dina persoonlijk voor zorgen. Dina droomt er wel eens van dat ze leeft zoals ik. Zo vrij. Kunnen reizen naar het buitenland. Maar toen ze een week voor haar werk in Bethlehem was belde ze elke dag huilend naar haar moeder uit heimwee. Misschien als alle kinderen groot zijn, misschien als mijn ouders niet meer leven, en alle broers werk hebben, misschien zijn we dan een vrij land, misschien kan ik dan een tijdje weg.
Dina bidt nooit. Ze vergeet ook wanneer de bidtijden zijn van de moskee voor de mannen op vrijdag, wanneer je onmogelijk een afspraak kunt maken omdat je geen taxi kunt krijgen. Als het ramadan is gaat ze stiekem in de keuken koffie drinken. Maar ze blijft zich moslim noemen. En Hassim, die ook jarenlang niet naar de moskee ging heeft ze gevraagd om weer te gaan bidden. Omdat hij als man meer gevaar loopt dan ik, zegt ze. Pas is hij bijna doodgeschoten. Laat hem maar bidden. Je weet maar nooit.
Dina loopt op haar werk zonder hoofddoek. Als ze naar huis gaat in de taxi haalt ze een zwart sjaaltje uit haar handtas en doet die om. Zo gauw ze thuis is gaat die weer af. Waarom doe je dat, vraag ik. ‘Om mijn vader’, zegt ze. ‘Mijn vader is gehandicapt. Hij verloor als bouwvakker in Jordanië een been. Hij kon niet meer werken. En nu verdien ik het geld, ook voor hem. Daar is mijn vader erg ongelukkig over, dat hij niet meer de man van de familie is. Hij was wel eens zo boos, toen heeft hij mijn moeder geslagen. Ik ben naar hem toegegaan en heb gezegd dat hij dat nooit meer mocht doen, dat ik anders weg zou gaan. Maar ik begrijp ook waarom hij zo ongelukkig is. Dus als ik naar huis ga dan doe ik even mijn sjaal om, voor hem, uit respect’.
(deel 3, hier)