Voor Trees en Ali
Dit zongen we gisteren in mijn kerk, lied van Huub Oosterhuis en Antoine Oomen, en ik moest aan jullie denken, aan Sakhnin, en aan de Dag van het Land.
Hoe verder onze ogen reiken
hoe verder weg de bergen wijken
van rood en goud ons toegezegd.
En dood de grond en onder boven –
zwart masker voor de zon geschoven,
ontij ongeest onland onrecht.
In zoveel woestenij gevangen
begraven wij ons diepst verlangen:
dat ooit een land van licht zal zijn,
een stad gegrond op recht en rede,
een hart dat weet, een huis van vrede –
wij zouden daar geboren zijn.
Hoog land, zo ijl zo weggezwegen,
naar jou toe dwalen al mijn wegen
uit diepten waar geen voeten gaan.
Hoe zou ik ooit jou niet behoren.
O stem, geklonken in mijn oren,
nog onvergeten onverstaan.
In zoveel woestenij gevangen
begraven wij ons diepst verlangen:
dat ooit een land van licht zal zijn,
een stad gegrond op recht en rede,
een hart dat weet, een huis van vrede –
wij zouden daar geboren zijn.
Ik word hier helemaal emotioneel van. Om nog even op de filosofische toer door te gaan. Ik wandel wel eens in de olijfboomgaarden om ons huis heen, en ga dan een stukje de bergen op. ik bedenk vaak dat dit land, noem het Israel, noem het Palestina,(of Isra-stina, wat maakt het uit) rijk genoeg is om aan iedereen onderdak te bieden. We hebben zon, we hebben swinters genoeg regen. Alles groeit hier. En er is plaats genoeg voor iedereen. waarom wil de een alles hebben, meer dan ze nodig hebben, en laat niets over voor de ander.
warom ontzegt men het recht aan de ander om een gewoon rustig leven te hebben.
Ja, iederen wil hier vrede, maar zolang die vrede betekent dat de ene partij moet doen wat de andere partij zegt, zal het onrustig blijven. Want dat is geen rechtvaardige vrede.
Anja, Dank je