Hoeveel kritiek er binnen Palestina zelf ook was op de ra’is, zelfs zijn tegenstanders erkenden dat Abu Amar de vader was van de Palestijnen, en de leider van de Palestijnse zaak. Hij was ook de leider van Fatah, de seculiere, nationalistische beweging, maar het is hem altijd gelukt om niet alleen gezien te worden als de aanvoerder van één factie. Meedere keren is het hem, bijvoorbeeld gelukt, om een wapenstilstand, een hudna te organiseren waar ook Hamas aan deelnam. Tot Israël meteen erna een paar Hamasleiders liet vermoorden waarna de wapenstilstand niet meer te houden was. Arafat lukte het als geen ander om ‘de boel bij elkaar te houden’, al werd hem de autocratische manier waarop hij dat deed wel verweten. Een van de kritiekpunten die dr. Haider Abdel Shafi op hem had, was dat hij na het losbarsten van de tweede intifada niet een raad heeft uitgeroepen waarin alle facties gezamenlijk zouden hebben besloten welke strategie ze hadden moeten volgen. Abdel Shafi was er voor geweest om het gewapende verzet zorgvuldig te beperken tot zelfverdediging en verdediging tegen de bezetting, en denkt dat daarvoor een meederheid te vinden was geweest. Nu was er te veel ruimte voor de kleine, zelfstandig opererende verzetsgroepjes waaronder ook de mensen die het gerechtvaardigd vonden om in Israël zelfmoordaanslagen op burgers uit te voeren. Niet alleen moreel niet te verdedigen, maar heel erg slecht voor de beeldvorming over de Palestijnen en zo makkelijk uit te buiten door Sharon.
Zonder twijfel is Arafat een historische figuur. Hij was de leider die de Palestijnen als politieke factor, als een volk met rechten die vertrapt waren, op de wereldkaart zette. Aan die eerste fase heeft hij zijn image als aartsterrorist te danken dat hij voor veel mensen nooit heeft af weten te schudden. In die eerste fase bestond het verzet onder andere uit kapingen en iedereen weet nog de aanslag op burgers in München. Sindsdien waren de Palestijnen, al bijna vergeten, weer zichtbaar. De PLO, de Palestinian Liberation Organisation werd uiteindelijk erkend als de rechtmatige vertegenwoordiging van het Palestijnse volk.
Vervolgens nam Arafat en historische bocht, en besloot dat de Palestijnse zaak niet gewonnen kon worden met geweld, maar door onderhandelingen. In 1988 erkende hij voor het eerst het bestaan van Israël. Voor sommige Palestijnen betekende dat een crisis in hun wereldbeeld. Lees bijvoorbeeld wat Khaled Abu Zaid daarover schreef die toen in de gevangenis zat en daar les gaf over de Palestijnse revolutie. Opeens moest hij zijn visie 180 graden draaien. Het hoort bij Arafats grote daden dat het hem gelukt is een ruime meerderheid van het Palestijnse volk ervan te overtuigen dat het nodig was om Israël te erkennen, en genoegen te nemen met een Palestijnse staat die opgericht zou worden op de Westoever en de Gazastrook. Met dit standpunt kon het vredesproces beginnen, dat leidde tot de Oslo overeenkomsten.
Wat veel mensen vergeten, die de Israëlische en Palestijnse leiders willen zien als mannen die beide niet bereid waren concessies aan elkaar te doen en een compromis te sluiten, is dat Arafat namens zijn volk al de grootste concessie had gedaan door 78% van het land op te geven. Wat hem daarbij zeer kwalijk werd genomen is dat hij dat te snel en te goedgelovig heeft gedaan. dr. Haider Abdel Shafi was de aanvoerder van de onderhandelingen in Madrid. Hij was er niet van op de hoogte gesteld dat er in Oslo ondertussen geheime onderhandelingen plaats vonden. Toen hij begreep wat er was gebeurd was hij woedend, trad af en is ook nooit meer bereid geweest om als minister aan te treden onder Arafat. Wat Arafat nooit had mogen doen, zei hij tegen mij, was om zijn handtekening te zetten onder een accoord waarin de Palestijnen 78% van het land weggaven, zonder te eisen dat Israël op dat moment ook een verdrag ondertekende waarin beloofd werd om de nederzettingen af te breken. Daarmee hadden de Palestijnen hun grote historische concessie al gedaan, en kon Israël doen alsof de onderhandelingen nu zouden gaan over de verdeling van de overgebleven 22%, en de wereld laten geloven dat het héél genereus van ze was om daar een deel, maar niet het hele gebied, van terug te geven. Arafat was in Abdel Shafi’s ogen dus te goedgelovig. Toen hij door Rabin en door Clinton als een toekomstig staatshoofd werd behandeld geloofde hij dat het wel goed zou komen, en dat Israël en de VS werkelijk bereid waren om mee te werken aan een Palestijnse staat. De geschiedenis leert dat de Palestijnen bedrogen uitkomen, want geen moment is de bouw van de nederzettingen, de checkpoints, de muren, het hele systeem om de Palestijnen op te sluiten in omsingelde reservaten gestopt.
Ik heb Arafat een paar keer ontmoet. Een keer op het stadhuis en een rondvaartbootje in Amsterdam, een keer toen ik met Fatma, een medewerkster van het project voor gehandicapten in Gaza waar ik voor werk mee ging om bij Abu Amar een petitie voor te leggen. (En later nog een paar keer in de Muqata) Ook zijn naaste medewerkers ontkenden niet dat Arafat een wat ouderwetse, feodale manier van regeren had. Ik weet nog dat Marwan Kanafani, zijn perschef, dat vrijwel onder gehoorsafstand van Arafat volmondig tegen mij beaamde. De ministeries, zoals altijd in chaos, volgepropt met mensen die daar zaten niet vanwege hun capaciteiten maar vanwege familiebanden of omdat Arafat ze als gunst een baan had gegeven finctioneerden maar ten dele. Als je dus iets voor elkaar moest krijgen, een subsidie voor het verkrijgen van een paar minibusjes of de salarissen voor de onderwijzers van het dovenschooltje, en het lukte niet via de ministeries, dan was een tweede mogelijkheid om een audiëntie aan te vragen bij Arafat zelf, en hem te vragen zijn handtekening te zetten onder een petitie. Dat ging niet zomaar, Fatma had er drie dagen over gedaan om ons utigenodigd te krijgen bij de lunch van de ra’is, (lauwe soep, kaas en hardgekookte eieren, meloen, Arafat was vegetariër) maar het lukte. Fatma was verbaasd over nijn verbazing. Zij was nog nooit Gaza uit geweest. Hoe gaat het dan bij jullie, vroeg ze, als jouw zoon een baan nodig heeft kan je dan niet naar de koningin schrijven? Dat onze koningin mijlenver van de gewone burgers verwijderd is en eigenlijk nergens over mag gaan verbaasde haar nou weer. Dit was de paradox in Palestina: Arafat was een autocratische leider die vond dat er geen wet mocht worden ingevoerd, ook niet als die zorgvuldig was opgesteld en goedgekeurd door de Wetgevende Raad (de voorloper van het parlement) zonder zijn handtekening er onder. Sommige wetten wachten daar dus nog steeds op. Maar tegelijkertijd werd hij door de burgers wel ervaren als ‘een van ons’, benaderbaar. Dichtbij.
Hij sjoemelde met geld. Iedereen wist dat hij een forse eigen bankrekening had waar het parlement niet over kon beschikken. Dat wist iedereen omdat er regelmatig giften gedaan werden in naam van ‘The President’s Office’. Erger vonden de Palestijnen het dat daarvan ook mensen werden betaald die niets deden voor de Palestijnse zaak, en dure villa’s voor zichzelf bouwden. Maar dat Arafat dat geld had, daar hoorde ik zelden kritiek op, en dat kan er aan gelegen liggen dat iedereen kon zien dat de ra’is zelf volstrekt niet geïnteresseerd was in weelde. Hij leefde uitermate sober, om niet te zeggen karig. Hij bleef in wezen een militair, die net zo lief sliep op een veldbedje, en wat uiterlijk vertoon betreft was het meer een kwestie van één uniform aan en één in de was. Dat zal zeker een van de redenen zijn dat zijn vrouw Suha, die weinig achting kreeg van de Palestijnse bevolking, er van door ging naar Parijs, om daar maandelijks een sloot geld op te maken. Arafats slechte partnerkeuze werd hem vergeven als een menselijke misser.
Voor alle Palestijnen, ook de critici, was het duidelijk dat Arafat getrouwd was met de Palestijnse zaak. Meerdere malen heeft hij dat bijna met de dood moeten bekopen, en hij had makkelijk uit kunnen wijken en in rijkdom in ballingschap kunnen gaan wonen, maar hij bleef. Israël en de VS hebben erg hun best gedaan om hem als ‘irrelevant’ terzijde te schuiven. Dat was toen bleek dat Arafat niet zo makkelijk aan de leiband zou lopen als ze hadden gedacht en gehoopt. Waar meestal niet over gepraat wordt is dat die geheime bankrekening van Arafat vooral gevuld is door Israël. Minister Sharansky zei het eens nog openhartig: we rekenden op Arafat de dictator. Dit was het plan: wij betalen Arafat, we behandelen hem als staatshooofd, we staan hem toe om een politiemacht tot zijn beschikking te hebben, we sturen hem lichte wapens, de Amerikanen komen de politiemacht trainen (nog steeds zie je de Palestijnse politiemacht marcheren alsof ze uit een Amerikaanse film komen) en dan houdt Arafat zijn volk wel in bedwang – terwijl wij doorgaan met de opvoering van de bezetting. Maar dat laatste werd er niet hardop bijgezet, en de grote misrekening was dat Arafat als het er op aan kwam zou kiezen voor de status die Israël hem gaf, en niet voor zijn eigen volk. En dit is het punt dat de meeste commentatoren in het buitenland over het hoofd zien als ze in Arafat alleen de corrupte, ondemocratische leider willen zien. Arafat had makkelijk een van die vele dictators kunnen worden die in de Arabische wereld die met geld en steun van de VS hun volk onder de duim houden. Maar behalve dat de Palestijnen geen gedweeë onderdanen zijn wilde Arafat dat ook niet. Uiteindelijk stond hij veel dichter bij zijn eigen volk, dan bij zijn positie als staatshoofd, en bleef hij vechten voor werkelijke onafhankelijkheid. En dat is waarom hij in gevangenschap is gestorven, zonder ooit het land te zien dat hem was beloofd. Geëerd en betreurd door miljoenen Palestijnen.
elke aanslag is te verdedigen als hij maar op “eigen” grondgebied gebeurd… die nederzettingen moeten allemaal weg… Israel is toch een en al gestolen land dus waar hebben we het over… Er moet gepraat worden en drastische maatregelen van Amerika/VN moeten niet uitgesloten worden…
Israel/Palestina claimt Jeruzalem hasta la pasta je wordt het niet het wordt een internationaal religieus gebied… problem pleite!