Van werken met Palestijnen word je een beetje Palestijns. Palestijn zijn onder de bezetting betekent een groot deel van je leven besteden aan wachten. Wachten tot het checkpoint open gaat. Wachten in de rij tot je papieren zijn gecontroleerd. Wachten tot je een visum krijgt. Wachten bij de grens of je wordt door gelaten.
Drie keer hebben we afgelopen jaar geprobeerd Palestijnse collega’s naar Nederland te krijgen. Niet gelukt. Nu zag het er eindelijk goed uit. Onze partner in Gaza, Khaled Abu Zaid, had een visum gekregen en we verwachten hem in Nederland, voor een belangrijk gesprek met potentiële en al bestaande donororganisaties en een feest met zijn vele vrienden hier in Nederland. Zondag kregen we het goede bericht. Hij was bij de grens bij Rafah doorgelaten door de Israëli’s en op weg naar het vliegveld in Caïro. Hoera, riepen wij, want Rafah is een belangrijke hindernis omdat op elk moment de regels kunnen veranderen, dan worden mannen onder de 35 niet doorgelaten, of helemaal niemand.
We belden door: hij komt er aan, de vergadering kan doorgaan.
Nieuw bericht uit Gaza, Fatma belt. Khaled zit vast in Caïro. Ze laten hem nog niet gaan. Telefonisch is hij niet bereikbaar, niemand kan hem helpen. Het is in het verleden al eerder gebeurd dat hij werd aangezien voor een andere Khaled, die gezocht wordt.
Dus wachten we weer.
Komt hij wel, komt hij niet.
Wordt hij weer in een gesloten bus teruggebracht naar de grens met Gaza, of zit hij straks in het vliegtuig?
De israëlische journaliste Amira Hass heeft eens gezegd: bij bezetting denken we altijd aan de doden en de verwoestingen. Maar denken we ook aan al die gestolen tijd?
Een huis kun je weer opbouwen. Olijfbomen kun je weer planten. Maar tijd die je is afgenomen kan niemand je meer teruggeven.