Moslimjongeren in de voorsteden van Frankrijk waren helemaal niet zo bezig met hun religie, zegt Dounia Bouzar, onderzoekster en lid van de Franse moslimraad. Ze was jarenlang lerares in de ‘achterstandswijken’. Het probleem is ook helemaal niet dat die jongeren de westerse waarden niet zouden accepteren. In tegendeel. Ze hebben zich eigen gemaakt dat het in Frankrijk gaat om vrijheid, gelijkheid en broederschap. Vervolgens eisen zij dat ook voor zichzelf op. Maar dan komt het probleem van de discriminatie. Van gelijkheid komt in de praktijk niet veel.
Bouzar heeft een boek geschreven: Monsieur Islam n’ existe pas. Een belangrijke observatie van Bouzar waar we in Nederland ook wat mee kunnen, als we de situatie willen begrijpen:
De eerste generatie migranten uit moslim landen legde zijn moslimidentiteit voor de buitenwereld af, hield zich gedeisd en werd werkloos. De tweede generatie, jong aan het begin van de jaren tachtig, eiste gelijkwaardigheid. Ze waren nauwelijks bezig met hun moslimidentiteit, wel met discriminatie. Veel van hen deden opleidingen, haalden diploma’s, maar dat betekende dus niet dat ze ook banen kregen. In de jaren negentig kun je spreken van een derde generatie, de kleine broertjes van de tweede. Die zijn inmiddels sceptisch geworden over de Franse samenleving, wijs geworden door de ervaringen van de eerste en de tweede generatie. Ze hebben het onderwijssysteem doorlopen en zij gaan wel op zoek naar een eigen identiteit en vinden dat vaak – in de islam.
De charismatische islamwoordvoerder Tariq Ramadan (kwam wel eens voor op dit weblog) zie ze als iemand met een positieve rol, Ramadan geeft de jongere moslims het gevoel terug dat ze zowel moslim als Fransman kunnen zijn en daar ook nog trots bij kunnen worden. Ramadan kiest, anders dan de fundamentalisten, voor de moderne wereld. Voor verkiezingen bijvoorbeeld. Aan de andere kant heeft ze ook kritiek, want met de nadruk op de islam lijkt het alsof je voor alle sociale problemen een antwoord in het geloof kunt vinden.
Bouzar is moslim, maar gaat niet naar de moskee en draagt geen hoefddoek. Daar wordt ze nu in toenemende mate door andere vrouwen en meioden op aangesproken. Veel van de derde generatie vrouwen zijn de hoofddoek als een teken van verzet gaan zien. Zie je wel, zegt ze. Zo gaat dat. Wanneer de sociale problemen niet worden opgelost en de religie in het integratiedebat zo’n nadruk krijgt is dat het gevolg: de religie gaat juist een grotere rol spelen.
(gegevens uit Volkskrant 13 december 2004)
Kortgeleden sprak ik Sihem, vice-voorzitster van Ni Putes Ni Soumises in Parijs. Ik schrok van de extreme situatie die zij schetste. Zij sprak van een cultuuromslag in de achterstandswijken die begint eind jaren tachtig. Streden jongens en meisjes daarvoor nog zij aan zij tegen discriminatie en stelden zij ‘ouderwetse’ opvattingen van hun ouders ter discussie, met de ontslaggolven tien, vijftien jaar geleden werd alles anders.
Niet aleen raakten de vaders hun baan kwijt, maar ook hun gezag binen het gezin. De jongesn verweten hun vaders niets van hun leven gemaakt te hebben: geen werk, geen trots geen overwicht.
Ook – zo vertelde Sihem – was de opvoeding van de kinderen er door het harde werken bij ingeschoten. “Je hebt ons geen cultuur en identiteit meegegeven”, houden de kinderen hun ouders voor. Want zijn ze Algerijn, Marokkaan, Fransman? Niet meer, niet meer, nee, de Fransen willen hen niet (in hun opinie)Dus vinden mn de jongens hun identitiet in de islam. Strikte imams spelen hier handig op in. Ook omdat de overheid uitgerekend deze hardliners heeft uitgekozen als discussie partners, is hun overwicht groot. Zo nemen de jongens de plaats cvan hun vaders in in het gezin.
Ze bevinden zich in de tweeslachtige situatie dat ze buiten hun wijk “allochtoon” zijn, met alle stigma’s die daarbij horen, gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt en in het uitgaansleven. In hun wijk en in het gezin zijn ze bijna halfgodjes. Dus concentreren ze zich op dar gebied waar ze de meste invloed hebben. tel hierbij – ik citeer nog steeds Sihem – de machocultuur en een portie frustratie en Resultaat: de meisjes moeten het ontgelden. Sociale, culturele en economische factoren versterken elkaar.
NPNS biedt concrete hulp aan mishandelde vrouwen en meisjes en organiseert onder meer discussies op scholen en in buurthuizen. Hier blijkt hoezeer de jongeren een stuk socialisatie zijn misgelopen. Ideeen over gelijheid, vrijheid, liefde en seksualiteit zijn grotendeels aan hen voorbij gegaan. (Niet zo heel raar, in de geisoleerde homogene wijken, komen maar weinig nieuwe ideen binnen) In alle oprechtheid zeggen jongens: “Maar verkrachting is toch geen misdrijf?”
Wat ik zo goed vind aan NPNS (die overigens mannen, vrouwen, allochtonen en autochtonen in haar gelederen heeft), is dat ze enerzijds eisen stellen aan de politiek (actief antidiscriminatiebeleid, financiele ondersteuning van maatschappelijke organisaties, een politiek die etnische spreiding voorstaat), maar dat ze beseffen dat het voor de mentaliteitsverandering op henzelf aankomt.
Bealngrijkse observaties die zowel door Anja met haar boekbespreking en door Christine met haar anekdote de kern van het probleem aanraken: geen acceptatie leidt tot radicalisatie. Misschien is het slim om eens de hand in de autochtone boezem te steken. Is discriminatiebestrijding nog wel een issue in Nederland? Hebben we dat stiekem niet afgezworen? Welke anti-racisme programma’s kennen we in Nederland? En komen terug in het onderwijs? Zijn we niet ontzettend bezig in Nederland om een bepaalde groep dusdanig in een hoek te drijven dat die groep uiteindelijk zich niet alleen zal verzetten, maar als een wild paard door de samenleving zal rennen? Zijn we soms, en dan kijk ik naar de media en de politici, bezig om een eigen monster te creeeren? Ik zeg dit niet omdat ik de moslims als slachtoffers wil neerzetten. Nee, ik zeg dit omdat uiteindelijk de gehele samenleving slachtoffer zal worden van agressie.