Het is een oude les uit de zeer verguisde jaren zeventig en tachtig, toen het op opleidingen voor beroepskrachten die met mensen gingen werken nog zeer normaal was om over diversiteit na te denken. Of anders gezegd: het gegeven dat je als hulpverleners, welzijnswerkers, therapeuten en opbouwwerkers te maken zou krijgen met mensen met verschillende religieuze en culturele achtergronden. Ik heb daar twintig jaar les in gegeven. Ik vond het vooral belangrijk dat de hulpverleners zich niet alleen bewust waren van die anderen, van hun opvattingen, gewoontes, geloof, maar ook van die van henzelf.
De interessantste missers schoten altijd twee kanten op: een beroepshouding van: ik zie geen verschil, ik ben heel progressief, mij maakt het niet uit, waardoor een hulpverlener hele belangrijke zaken over het hoofd zag. Want dat iemand een kleurtje of een migrantenachtergrond had maakte die persoon niet in wezen anders, op het diepe niveau van menselijkheid, maar kon wel behoorlijk uitmaken hoe iemand had geleerd om te gaan met problemen, of problemen kreeg met de omgeving.
De andere beroepshouding waar het mis mee ging was met hulpverleners die alleen nog maar verschil zagen, die dachten, hier is een mens die is zo anders, die begrijp ik niet en ik durf niet want ik doe het vast verkeerd.
Bij de eerste houding ging het om een goedbedoelde blindheid, waarbij verschillen uit principe niet meer werden waargenomen, bij de tweede houding was de hulpverlener nauwelijks meer in staat om te zien dat we met mensen uit andere culturen heel erg veel delen. Als voorbeeld: een Surinaamse vrouw vond het net zo onprettig om alléén maar als zwarte gezien te worden, alsof ze niet nog een hele reeks van identiteiten had, moeder, werkneemster, gelovige, buurtbewoonster, als om het mee te maken dat een hulpverlener net deed of hij of zij niet had gezien dat hier een Surinaamse zat. Alsof het er helemaal niks uitmaakte. Alsof alle mensen hetzelfde zijn.
Die twee uitersten, geen verschil zien of alleen maar verschil zien waren ook belangrijk in de hulpverlening aan lesbische vrouwen en homomannen, en klasseverschillen speelden ook een grote rol. Waar het op neer komt is dat we wel kunnen doen alsof verschillen er niet toe doen, we kunnen uit idealisme wel proberen ze te ontkennen, maar beter is het om ze noch te absoluteren noch er blind voor te zijn. Te erkennen dat er verschillen zijn en vervolgens zien wat je daar mee wilt.
Ik heb vele jarenlang met heel veel plezier mensen ondersteund om daar een creatief midden in te vinden. Een balans. Er van uit te gaan dat je met alle mensen, ook met mensen die zogenaamd tot je eigen cultuur horen, overeenkomsten én verschillen hebt. Dat het een kwestie is van ergens beginnen, kontakt maken, open zijn over het feit dat je niet alles weet, laten zien dat je werkelijke belangstelling hebt. Benoemen wat overeenkomsten zijn, benoemen wat verschillen zijn. Vragen naar wat je niet begrijpt. Verschillen niet absoluteren. Het is veel meer een houding dan kennis over andere culturen al kan kennis nooit kwaad en helpt het ook de eigen cultuur te begrijpen en relativeren.
Eigenlijk is het heel simpel. Als je het eenmaal weet.
Ik zou willen dat het weer gewoon werd dat op alle opleidingen aandacht werd geschonken aan het feit dat we in een multiculturele, veelkleurige en complexe samenleving leven.
Nou dan weet ik meteen nog een zeer recent staaltje in de hulpverlening. Ik werkte tijdelijk in een team voor jongeren die tevens met justitie in aanmerken waren gekomen. Nu kreeg ik de mededeling dat ze twee mannen aan hadden genomen voor de goede balans in het team en als rolmodellen voor de jongens, dus opdracht ten einde. Omdat er in het management geen enkele vrouw is bood ik aan om daar dan verder door te willen stromen, omdat daar net weer een man is aangenomen en geen enkele vrouw, Toen ik vroeg of dat rolmodel dan niet geldig is op management niveau werd er snel koffie gehaald. Kortom het is nog steeds een soepzooitje maar blijkbaar is dat probleem al voorbij.
Nou ik weet zeker van niet en noem mij voortaan maar HeersjieBaallie, misschien helpt dat.
Inderdaad, Anja. Verschillen zijn er, en dat maakt de wereld juist zo boeiend. Problemen ontstaan, als mensen gaan denken in hokjes, superieur en inferieur, en/of aan bepaalde (uiterlijke) kenmerken direct een scala van andere kenmerken koppelen (vooroordelen, generalisaties). Als je ieder ander mens in de eerste plaats als een uniek individu ziet -met een eigen, unieke combinatie van eigenschappen-, dat in principe dezelfde potenties heeft als jezelf, wordt het leven veel interessanter en aangenamer!
Hoi Anja.
Ik zit op hogeschool de Horst, waar er veel aandacht wordt besteed aan die diversiteit. Het komt eigenlijk neer op hetgeen wat jij nu zegt, maar het wordt heel truttig gebracht.
Zou jij alsjeblieft op De Horst willen lesgeven???
Groetjes,
Jan