Avond in Vredenburg, Utrecht, van Nederland, niet kapot te krijgen.
Mooie avond. Trommelaars. De mensen van Restoranje, kom ik nog op terug, met hapjes. Een van die vele voorbeelden van wat je als burger kunt doen om dit land een beetje mooier, een beetje vriendelijker, een beetje meer een land voor iedereen te maken. Ik kom nog terug op Restoranje.
Een spel met kluwens wol, dat noem je nou ‘netwerken’.
Jan op zijn best. Over de Nederlandse cultuur, waarin ons geleerd wordt dat we er toch niks aan kunnen doen, dat we er niet toe doen. Eerste stap: besluiten dat je er wel toe doet, besluiten dat je wat gaat doen. Besluiten dat je je wensen gaat realiseren. Er gebeurt al heel veel, maar veel daarvan is nauwelijks zichtbaar omdat het de media niet haalt die meer gericht zijn op slecht nieuws dan op al die kleine en grotere burgerinitiatieven.
Jan gaf een voorbeeld. Een heel verlegen vrouw, die al jaren in een groot flatgebouw woonde en eigenlijk nooit kontakt had met al die mensen daar. Daar wilde ze iets aan doen. Maar durfde eigenlijk niet. Wat ze kon: zingen. Ze bedacht: ik wil een koor oprichten. ’s Nachts, met de hulp van een vriend (bondgenoten zijn belangrijk om je net dat laatste duwtje te geven om iets te doen wat je eigenlijk niet durft) briefjes in alle bussen gedaan. En toen zenuwachtig gedacht, had ik dat maar niet gedaan. Nu is er in dat flatgebouw een koor van 35 mensen, een dirigent heeft zich aangeboden, en dat draagt bij aan een bloeiend sociaal leven in een flatgebouw waarin mensen langs elkaar heen leefden.
Zo simpel is het, zegt Jan. En zo moeilijk, want we verzinnen allemaal redenen waarom we zulke initiatieven maar beter niet kunnen doen. We willen niet voor aap staan, we willen niet afgaan, we willen niet gezien worden als zo’n softe geitenharen weet ik wat die iets moois gaat doen voor zijn medemensen. We blijven liever cynisch. Dan hoef je niets te doen.
Doe je zoiets om anderen te helpen? Ja, maar allereerst doe je het voor jezelf. Maar alles wat je doet uit liefde geeft andere mensen weer inspiratie. En alles begint met het hebben van een wens. Moet je wachten tot je de moed hebt, moet je wachten op optimisme? Optimisme is een opdracht, zei Karl Popper. (Ik denk aan mijn moeder die zei: als je geen zin hebt dan maak je maar zin). Het is niet altijd aan de orde hoe je je voelt. Het gaat er om waar je op uit bent.
Een voorbeeld. Een zwembad waar jongetjes de sfeer aan het verzieken waren. Wat wil de badmeester doen? De glijbaan afsluiten. Dan hoeft hij zich niet bezig te houden met die jongetjes, want dat is lastig, je steekt je nek uit, je weet niet hoe dat afloopt. En nu een moeder van een meisje, die denkt, zo kan mijn dochter ook niet meer op die glijbaan. Naar de badmeester gegaan. Nu gaan ze wat doen met die jongetjes. Die badmeester heeft ondersteuning nodig, je moet kijken wat er met die jongetjes is.
Jan stelde de mensen van Restoranje voor. Jonge mensen die flink wat achter de rug hebben, die wat ze noemen ‘kansarm’ waren, tot Jan Willem den Boeft, ook zo iemand die een wens waarmaakt, ze in zijn restaurant uitnodigde, ze traint om te koken en te bedienen, en ze een kans geeft om trots te zijn op zichzelf. Ze noemen zichzelf: de prinsen en prinsessen van Oranje.
Om iets van de grond te krijgen moet je de moed hebben van een straatvechter, zegt Jan.
En toen moesten we in de pauze met iemand die we nog niet kenden uitwisselen welke wens we hebben, wat we gaan doen. Ik lanceerde mijn wens, en ik ga het doen ook. Ik ga een training organiseren, een dag, voor moslimvrouwen en niet-moslimvrouwen die bondgenoten willen zijn.
ik was er die avond ook en je verslag bracht me levendig in herinnering wat ik gehoord, gezien en beleefd heb. mandela zei eens: wie ben ik om NIET briljant, prachtig, talentvol te zijn? die woorden, deze avond met het stimulerende spreken van jan verwoord ik voor mezelf kort met: leven is meer dan ademen, het is handelen (al is het soms met zweet in de handen).