Een grens over. Waar denk je dan aan. Paspoort laten zien. Bagage laten checken. En dan mag je door. Zo gaat het meestal. Als je Gaza in en uitgaat is het een beetje anders. Zo zag het er uit, nadat Leo en ik afscheid hadden genomen van onze vrienden. Die er niet uit mogen. Misschien, in de nabije toekomst, gaat het weer lukken om voor iemand een visum en een vergunning te veroveren. Maar de grens bij Rafah zit voorlopig dicht, en geen van de mensen die ik ken krijgt toestemming om door Erez heen naar Israel te reizen en het vliegveld Ben Goerion is al helemaal off limits.
We nemen de taxi naar Erez. Onderweg drie kleine checkpoints van Palestijnen, die er voor waken dat niet de verkeerde mensen naar de grens gaan om daar rotzooi te trappen. We worden doorgezwaaid. Een hek. De dienstdoende politieagent kijkt in de auto. Buitenlanders. In orde. Het hek gaat open. Dan komen we op het terrein van de grenspolitie aan de Palestijnse kant. We lopen naar een container met een loket, en geven daar onze paspoorten af. De man gaat bellen met de Israelische kant van de grensovergang. In het Ivriet geeft hij de nummers van onze paspoorten door. We wachten tot we te horen krijgen dat we door mogen. Dat gaat vandaag snel want er is verder niemand, geen buitenlanders van internationale organisaties of van de VN, geen diplomaten, geen arbeiders, geen doodzieke mensen die toestemming hebben om in Israel hun laatste behandelingen te krijgen (vaak hun laatste, want je moet wel heel ziek zijn om een vergunning te krijgen).
Dan naar de laatste check aan de Palestijnse kant. Twee soldaten achter een tafeltje schrijven onze namen en paspoortnummers op. Ik moet naar een hokje waar in het duister drie vrouwen zitten te wachten om me te fouilleren en mijn koffertje en tas te inspecteren. Ze doen het verlegen, alsof ze zich excuseren. Dan gaan we de lange ‘Palestijnengang’ door, de macabere betonnen gang waar we soms tussen de arbeiders lopen, meer dan driehonderd meter lang schat Leo. Nu zijn we er alleen. Het eerste verdiepinghoge hek. Er is niemand te zien. Wel camera’s en luidsprekers. Het is nog te ver weg om de soldaten aan de andere kant te zien, of naar ze te roepen, en op dit punt moet je maar hopen dat ze je hebben gezien, en als ze je hebben gezien dat ze je niet laten wachten. Het hek klikt plotseling en knerst open. Doorlopen. Volgende hek. Hier zit een draaihek in. Er komt een stem uit de luidspreker. Lady, you. You can go. Take gate 4. Ik wurm me met mijn koffer door het draaihek. Wacht tot ze me bekeken hebben door de camera. Dan Leo. Dan moet ik zonder mijn bagage door een poort voor de metaalscan. Die piept, dus ik moet er nog eens doorheen. Dan de bagage pakken en door de dranghekken die zo zijn opgesteld dat je drie keer heen en weer moet, zodat ze ook mijn rug kunnen zien. Lady, you. Turn around. Ik ken de routine, zet mijn tassen weer neer, doe mijn handen omhoog en draai me om en nog eens, zodat ze me van alle kanten kunnen bekijken. Dan Leo. Die moet nog zijn jasje uittrekken. Have a good day, zegt de stem nog. Nou bedankt. Het volgende draaihek klikt open. Doorlopen naar het volgende hek. Hier wacht bij een loket een soldaat. Paspoort controle. Vroeger was er nog een hond die onze bagage besnuffelde maar de hond is ontslagen. We mogen door.
Dit was het leger. Nu komt de grenspolitie nog. We lopen naar het gebouwtje. Geven onze paspoorten af. Wachten. Hier is het netjes, en kunnen we zitten, we kunnen als we dat willen zelfs een colaatje uit de automaat trekken of naar de wc. Vroeger moesten we hier nog eens onze koffers laten controleren, maar dat hoeft niet meer. De ene tiener die met onze paspoorten in de hand heeft gebeld geeft de paspoorten door aan een andere tiener. Het duurt vandaag maar een kwartier tot onze namen worden afgeroepen. Ik heb er als het druk was ook wel eens uren gestaan. Paspoorten mee, een border pass, een geel papiertje. Laatste horde. Border pass afgeven bij de soldaten bij de laatste hefboom, die controleert of de naam op het papiertje wel hetzelfde is als in het paspoort. We zijn er door. Dan maar hopen dat de taxi op ons staat te wachten aan de andere kant. Deze keer is hij er niet. Waarschijnlijk gedacht dat we er langer over zouden doen. We nemen een andere taxi en ik wind me eerst op dat de jongen driehonderd shekel vraagt, dat is te veel. Ik ben kwaad, wat de jongen ook niet kan helpen, want dat komt omdat de Kafka-achtige tocht door de gang niet het beste in mij boven haalt, hoe vaak ik mezelf ook toespreek: verstand op nul, emoties onder controle, dit is een toneelstuk, gewoon doen wat ze zeggen. Omdat ik zo schreeuw komt een andere taxichauffeur ons de rit voor tweehonderd aanbieden. Okee. Op naar de volgende horde. Vliegveld Ben Goerion.
Vlak voor Ben Goerion een checkpoint. Daar staan soldaten met de bekende louche zonnebrillen in de auto’s te kijken, of de chauffeur een Arabier is of een jood. Dit is een Arabier, een bedoeien uit Beer Sheva weten we inmiddels, want joodse chauffeurs rijden niet naar Erez. Dus worden we aan de kant gezet. Waar we vandaan komen. Het heeft geen zin om te ontkennen dat we uit Gaza komen, want er staat een stempel van Erez op mijn visum. Gaza is het toverwoord waardoor iedereen meteen op alert springt. Dus moeten we er uit. Bagage uitpakken, een hond besnuffelt onze koffers en tassen, ik moet mee naar binnen door de metaalscan. Er is geen vrouw om me te fouilleren. Er wordt een onheilspellend plakkertje op onze paspoorten geplakt om aan te geven dat we verdachte gevallen zijn.
Omdat alles snel verliep komen we ruimschoots op tijd op Ben Goerion aan en hoeven niet te stressen of we het vliegtuig wel halen. In de rij voor de security. Jonge meid. Routinevragen. Dan ziet ze het plakkertje en vraagt waar we vandaan komen. Gaza. Altijd een interessant moment, want dat zie je de lichte flikkering in de ogen. Ze haalt er twee jonge mannen bij, de heavies, voor zware gevallen zoals wij. Een reeks van vragen. De leukste is altijd als ze met een blik op de vele stempels vragen of ik hier voor het eerst kom. Nou nee. Wat we in Gaza hebben gedaan, waar we hebben geslapen, wat is de naam van de organisatie, hebben we daar een kaartje van, wat is onze onderlinge relatie, waarom helpen we gehandicapten in Gaza? Because they need it, zeg ik. Waarom niet in een ander land? Tja, dat is net zoiets als je vragen waarom je niet met een ander bent getrouwd. Werken we alleen maar in Israel? Ik begin maar geen ideologische discussie dat we niet in Israel werken maar in Gaza en dat Gaza bezet gebied is en trouwens, zeggen de Israeli’s niet dat ze daar nu weg zijn? De twee mannen gaan opzij staan en praten met elkaar. Ze bellen met iemand. Wij doden onze tijd. Als ze niet van die lullige uniformen aanhadden en geen Israeli’s waren, welke van die jongens zou jij dan mee naar huis willen nemen, Leo? Moet ik nog even over nadenken zegt Leo. Ik zeg, doe mij die kleine maar, die kijkt leuker. Ze komen terug. Meer vragen. U werkt voor de regering, krijg ik als vraag. Ik leg maar niet uit dat ik als Eerste Kamerlid niet voor de regering werk maar tegen de regering, even geen lesje staatsinrichting. Geen cynische opmerkingen, geen grappen, kost allemaal tijd en je moet ze niet kwaad maken want als ze daar zin in hebben kunnen ze je nog uren vasthouden en mis je je vliegtuig. Ja, zeg ik. Werkt u in Israel ook voor de regering? Nee, zeg ik dit is vrijwilligerswerk. Ze overleggen nog eens. Ze knikken. Dan komt het bekende riedeltje of we wapens bij ons hebben, pakjes mee hebben gekregen en weten we dat dit gesprek is afgelopen. Stickertjes op al onze bagage. Leo krijgt een andere kleur stickertjes dan ik, hij is verdachter dan ik want hij werkt niet voor de regering.
Door naar de bagagecheck. Een van de jonge mannen zal ons blijven begeleiden tot we zijn ingecheckt, want je weet maar nooit met mensen die uit Gaza komen. Laptop uit de bagage. Alle spullen door de machine. Laptop weer terug. Naar de volgende balie. Leo’s bagage wordt bekeken, maar niet zo grondig als we ook wel meemaken, als alles uit de koffers wordt gehaald, schoenen naar de bommenkamer worden gebracht, elke tube tandpasta apart bekeken. Het valt vandaag mee. Leo moet mee naar een hokje om gefouilleerd te worden. Ik hoef vandaag niet. Was het lekker, Leo? Met de jonge man in ons kielzog gaan we inchecken voor het vliegtuig. Dan door, naar nog een lopende band om onze handbagage nog eens door de scan te halen. En nog eens met riem en horloges af zelf door een poortje van de metaalscan te stappen. Deze juffrouw heeft niet op de beleefdheidsacademie gezeten. Sinds veel toeristen hebben geklaagd over de onbeschofte behandeling zijn de meeste lui hier tegenwoordig heel netjes, de jongens excuseerden zich nog voor alle vragen, maar deze juffrouw heeft bij de cursus niet opgelet. Laptop, vraagt ze, nadat mijn tas al door de scan was. Yes, zeg ik. Out! snauwt ze. Ik haal mijn laptop er uit. Back! zegt ze. Ik moet opnieuw door de scan, mijn laptop moet apart, mijn tas ook nog eens. Ik raak moe en begin mijn geduld te verliezen en daarom ben ik zo stom om mijn pas en mijn boardingpass die ik in mijn hand hield te laten liggen. Ik merk het pas als ik vlak bij de paspoortcontrole ben. Er komt een meneer achter me aan, een meneer met een dingetje achter zijn oor, en mijn paspoort in de hand. Ik heb iets verdachts gedaan, dus we beginnen weer overnieuw. Waar ik ben geweest, wat ik daar heb gedaan, waarom werk ik alleen voor gehandicapten in Gaza? Als de jonge man zegt dat ik voor de regering werk word ik doorgelaten. Ik hoef gelukkig niet mee naar zo’n kamertje om nog eens doorgenomen te worden. Een juffrouw checkt alle plakkertjes. Ze kan er een niet vinden. Die zit niet op mijn boardingpass maar op mijn paspoort. Ik wijs haar er op. Ik ben inmiddels geroutineerder dan zij. Ik ben wel eens terug gestuurd omdat ze er een niet konden vinden. Aan het loket wordt mijn paspoort afgestempeld en mijn visum ingenomen. Dan moeten de tassen nog een keer door een metaalscan, en Leo doet voor de laatste keer zijn riem af en stapt ook door het poortje. Alles gaat goed. De jonge man laat ons nu gaan.
Nu staan we opeens aan de andere kant, tussen de toeristen en de taxfree, alsof we gewone reizigers zijn. Dat ging deze keer heel vlot, zeg ik tegen Leo. We hebben nog tijd voor een hapje en een flink glas witte wijn. Twee glazen. We bellen, naar Gaza en naar Nederland, dat we er door zijn.
Anja, ik heb zoals gewoonlijk weer meegelezen en -geleefd. Soms huil ik bij wat ik lees, maar ik moest hard lachen om de vergelijking met de vraag waarom je niet met een ander bent getrouwd. Tja, Anja, denk ik dan, waarom ben jij eigenlijk helemaal niet getrouwd? Wat zouden ze daarvan vinden? Waarom vragen ze je dat niet?
Gewoon even een snelle reactie hoor, niet op je weblog plaatsen.
Groeten en liefs
Ik heb het er lekker toch op gezet. En ik ben getrouwd geweest. Het beviel niet zo erg. Dat interesseert de Israeli’s niet. Wel de Palestijnen. Vragen ze of ik kinderen heb. Nou, eentje. Is in een land waar het gemiddelde kindertal op zeven staat wel een beetje raar. Vragen ze naar mijn husband. Heb ik niet. Nog raarder. Zeggen ze, en jouw zoon, die woont dus bij je? Zeg ik nee, die is al veel te oud om bij zijn moeder te wonen. Dan krijg je zo’n mooi cultureel moment van verwarring. Want ze bedoelen niet dat ik voor mijn zoon moet zorgen,maar wie zorgt er nou voor mij?
Anja, zou het niet een goed idee zijn deze tekst bij wijze van gratis advies door te sturen naar de ministers van justitie en binnenlandse zaken hier? Dan hoeven ze niet weer extra notities te laten schrijven over suggesties ter verbetering van de beveiliging van Schiphol…..
Anja ik bewonder je geduld. Ik zou bij zo’n behandeling compleet door het lint gaan.
Naar aanleiding van een eerder contact met jou heb ik een email naar NETWERK gestuurd met verwijzing naar jouw weblog. Tot nu toe niets gehoord.
Het is fantastisch wat je doet hier en in de Gazastrook.