Te gast: Clara Legêne
Multatuli-lezing, vrijdag 21 oktober.
De grote kerk van Breda zat bomvol. Voor de Multatuli-lezing hadden zich
900 belangstellenden aangemeld, veel te veel. Met extra stoelen erbij
was er plek voor 600 man. Het thema “Mag een minderheid rechtens
zichzelf blijven” trok kennelijk velen. Mij ook, omdat ik vooral
benieuwd was naar de interpretatie van “minderheid” en “rechtens”. Want
bij het begrip “jezelf zijn” heb ik van nature twijfels. Laat staan bij
“jezelf blijven”.
“Van de maan af gezien zijn wij allen even groot”, zegt Multatuli
(Idee 155, zie hier op de Multatuli site)
Ik heb sowieso vragen bij het begrip minderheid. Want hoe je het ook draait
of keert, Nederlanders zelf vormen vanuit het wereldperspectief gezien
een minuscule minderheid. Terwijl de groepen die wij vanuit ons eigen
kikkerlandperspectiefje ‘minderheden’ noemen, natuurlijk in feite deel
uitmaken van grote mondiale meerderheden.
Job Cohen mocht eerst. Zie voor zijn volledige tekst en voetnoten:
Multatulilezing Cohen
Hij gaf zijn lezing een kader met Idee 7 van Multatuli: “Het
beslissen by meerderheid van stemmen is ’t recht van den sterkste in der
minne.” (Zie de site: hier) Onze verzuilde samenleving heeft het lang best goed gedaan,
zei Cohen. Maar wat we soms vergeten, is dat de topmannen van die zuilen
wel met elkaar spraken, maar dat daaronder mensen van verschillende
zuilen elkaar nauwelijks ontmoetten en elkaar’s gedachtegoed nauwelijks
erkenden. Je kunt dat beschrijven als “eenheid in verdeeldheid”, zei
Cohen en verwees daarbij naar het boek van Piet de Rooy, ‘Republiek der
rivaliteiten’ uit 2002. Ik zat naar hem te luisteren en bedacht, hoe
noodzakelijk het is dat ons eigen handelen en denken af en toe in zo’n
historisch kader wordt geplaatst en hoe treurig weinig dat in de huidige
maatschappelijke onrustige discussie nog gebeurt. Wat dat betreft bood
Cohen me genoeg stof tot overdenken en tot lezen. Te veel eigenlijk om
hier te herhalen. Wat mij aansprak, was vooral zijn herhaalde vraag
waarom velen de vraag “ben ik wel tolerant genoeg” steevast lijken te
vertalen in “ben jij wel tolerant genoeg” en daarmee de ander in een mal
proberen te drukken. Door het zo in een historische context te plaatsen,
is beter te begrijpen waarom dit gebeurt. En zo’n inzicht geeft de
discussie nieuwe impulsen. Ik vond het een verademing, daar te zitten en
stil te luisteren. Cohen zijn visie te horen ontvouwen. Hem de problemen
rustig en zorgvuldig te horen benoemen en hem te horen constateren dat
er op dit moment helemaal nergens in onze maatschappij nog consensus
bestaat over identiteit. Want dat is zo. Vandaar de enorme discussies en
de hoge toon. “De meerderheid moet ruimte maken”, zegt Cohen. “Het gaat
in essentie namelijk altijd over onszelf en niet over hen. En gaat het
over hen, dan gaat het nog over ons.” Zijn uitweg: inclusief denken. Een
inclusieve samenleving willen. In zijn lezing formuleerde hij zes
stappen die noodzakelijk zijn om tot zo’n inclusieve samenleving te
komen. Hij baseert zich daarbij op de voorstellen van Ervin Staub
Toen Cohen destijds als staatssecretaris zijn voorstel voor een nieuwe
asielwet deed, was ik tot in het diepst van mijn ziel geschokt en heel
boos. Ik was er niet klaar voor, voor wat hij beoogde en wat hij wilde
laten zien. Ik werkte destijds in mijn woonplaats voor
VluchtelingenWerk. Ik vreesde toen op basis van Cohen’s wetsvoorstellen
al voor de verharding en intolerantie die het beleid van het huidige
kabinet kenmerkt. Bij het luisteren naar Cohen die in Breda zijn visie
ontvouwde, moest ik erkennen dat hij destijds gewoon gelijk heeft had.
En dat de huidige snoeiharde uitvoering van de asiel- en
integratiewetten bepaald niet de zijne is, al heeft hij weinig ruimte
dat hardop te zeggen. Maar dat is een uitvoeringskwestie, dus. Lezen,
die lezing!
Daarna was de beurt aan Kader Abdollah. Wat ik vooral confronterend vond
en ook heel jammer, was dat hij me niet meer kon bereiken. Ik volg zijn
stukken in de Volkskrant al jaren, altijd met belangstelling, meestal
met instemming. Wat hij in Breda betoogde sloot daarbij naadloos aan:
“Wij komen niet naar Nederland omdat wij moslims zijn, maar omdat wij
mensen zijn. En bij jullie zijn wij Ali B. geworden, zijn wij Ayaan
Hirsi Ali geworden, zijn wij Kader A. geworden. Jullie hebben ons mede
gemaakt. Mohammed B. is van ons allemaal, een product van de Nederlandse
samenleving. Was het Mohammed B. niet geweest, dan Mohammed C. Jullie
hebben het allemaal zelf gemaakt. Jullie hebben mij schrijver gemaakt en
met het geld dat jullie mij daarvoor geven kan ik belastingen betalen.
En wie klaagt, verpest zijn eigen leven.” Waarom kon Kader Abdollah mij
toch niet meer bereiken? Omdat ik hem alleen had gelezen, nog niet
eerder had horen spreken. Omdat hij ontzettend moeilijk te verstaan is.
En ik me op de gedachte betrapte dat hij zijn kromme uitspraak van het
Nederlands bewust cultiveert. Omdat hij mij in de grote kerk van
“Burruda” de indruk gaf dat hij Kader Abdollah speelt, en niet is. Maar
eerlijk is eerlijk: als het zo is, dan speelt hij de Kader Abdollah die
wij van hem gemaakt hebben wel met verve. Een meester in de retoriek en
dat is iets wat je nog maar weinig ziet. Daarmee betoverde hij het
publiek. Toch had ik het verlangen, ook van hem nieuwe gedachten te
krijgen en dat gebeurde niet. Jammer. Van mij mag Abdollah een stap
verder gaan dan deze primaire boodschap. En ik had denk ik verwacht dat
hij dat in dit gezelschap ook zou doen en mij meer zou aanspreken.
De derde lezing, van Marjolijn Februari, deed dat weer wel. Ook haar
columns lees ik al tijden. De kern van haar betoog was, dat identiteit
niet losgezien kan worden van identificatie. “Als je op zoek gaat naar
je identiteit is het wel handig als je je erin kunt herkennen.” Ze hing
haar verhaal op aan de bordjes op damestoiletten, die wereldwijd
weliswaar aangeven dat hier een plek voor dames is om te plassen – maar
het icoon voor ‘dame’ op duizend verschillende manieren invullen. Soms
zelfs zo, dat je er als Nederlandse dame niets meer in herkent. Het
dames-wc-thema speelde door de hele lezing heen. Ik moest daar erg om
lachen. Anja, die ook bij de lezing aanwezig was (best handig dat je
zo’n kapsel hebt, Anja, ik had je niet in Breda verwacht maar spotte je
al na een paar minuten) stelde na afloop van de lezingen voor een serie
aan te leggen van dames-wc-bordjes. Goed plan, ik doe mee.
Behalve dat ik de stijl van spreken van Februari erg plezierig vind –
zoekend, langzaam aftastend, geestig, voortdurend verschillende lagen
over elkaar heen – was ik verrast door haar invalshoeken. Met name die
van de deugdethiek. “De deugd hangt wat je noemt boven de markt”, zei
ze. “Begrijpelijk. Alle ethische systemen kijken naar wat we doen. Maar
de deugden kijken naar wie we zijn.” Trots zijn op je identiteit is een
deugd. Bewegingen zoals “Black = beautiful” waren heus niet bedoeld om
aan te geven dat ‘wit lelijk is’. Zulke bewegingen doen een claim op een
identiteit en als zo’n claim lukt, kan een lid van zo’n groep zich
volwaardig lid van de samenleving voelen. Tegelijkertijd bergt dat een
risico in zich, het risico van ‘arro’ zijn, “Narcism of the minor
differencies”. Trots op een (groeps)identiteit kan ook een zonde zijn,
als het leidt tot een superioriteitsgevoel en tot onwil jezelf te
spiegelen in een ander. “We hangen hier als publiek van de minderheden
aan elkaar, maar we nemen doorgaans wel onze eigen minderheidspositie
waar, maar niet die van een ander.” En waarom moet een minderheid zich
eigenlijk altijd spiegelen aan een meerderheid? Waarom moeten vooral
Marokkaanse jongens zich op straat identificeren (sic!) met het
Nederlands burgerschap? En waarom hoeven jongetjes zich nog steeds
minder te spiegelen aan meisjes, dan andersom? Zien we niet dat dit
leidt tot monopolisering van het leed? Begrijpelijk, maar onverstandig?
Marjolijn Februari ging daarom een stap verder dan Cohen. “Ik ben
strenger.” Wat nodig is, is in de dialoog je kunnen en willen
identificeren met de positie van de ander. Ik zat ernaar te luisteren en
dacht: wat we in de discussie op Anja’s log steeds de noodzaak van
empathie hebben genoemd, hebben we niet juist benoemd. Je komt verder
als je dat benoemt als de noodzaak van, en de wil tot, identificatie.
Samengevat lijkt het verhaal van Februari weer een open deur: ‘Geen
identiteit zonder identificatie, geen erkenning zonder herkenning’, maar
voor mij opende het een nieuwe gedachtewereld.
Over het thema “jezelf blijven” kon Februari – tot mijn grote vreugde –
kort zijn: “Ik reed achter een auto van de HEMA. ‘Altijd jezelf
blijven’, riep het opschrift opgewekt. Welnu, als het van de HEMA mag,
dan moet het van de overheid ook mogen.” Waar ik ook heel tevreden om
was, was om de plaagstoot naar Kader Abdollah. Hij had beweerd, dat
Perzische dichters altijd over twee onderwerpen dichten: vrouwen en
oorlog. Maar toevallig had Februari bijna een Perzisch schoonzusje
gehad. Dat ook gedichten schreef. Maar vreemd genoeg nooit over vrouwen
en oorlog.
“Stel jezelf wat vaker de vraag: ‘is het eigenlijk wel leuk om met mij
samen te leven?’”, beëindigde Februari haar beschouwing. “En laat de
overheid zich niet blindstaren op identiteit, maar zich ook bezighouden
met identificatie. Een vrouw met een burka maakt het een ander gewoon te
moeilijk, zich met haar te identificeren. Maar als pictogram op een
dames-wc zou ze weer uitstekend voldoen.”
Arthur ’t Hart schreef zaterdag aan het slot van zijn verslag in
BN/DeStem: „Blijft de vraag of zo’n zéér academische bijeenkomst iets
bijdraagt aan het meerder- en minderhedenprobleem. Een bewoner van een
probleemwijk – autochtoon of allochtoon – had hier niets van zichzelf
herkend. Drie keurige sprekers die in essentie weinig van mening
verschillen, doen het verlangen rijzen naar een confronterende Ayaan
Hirsi Ali, Silvain Ephimenco of desnoods Geert Wilders op het podium. Of
anders het eerste het beste Marokkaanse straatschoffie dat kan vertellen
wat er écht leeft.”
Ja, hallo. Arthur toch. Ik ga het niet ontkennen: er zat een kerkvol van
wat sommigen de ‘linkse kerk’ noemen naar de lezingen te luisteren. Het
handjevol allochtonen dat er was, zat in het hotemetotenvak. Hetzij
omdat ze uitgenodigd waren, hetzij omdat ze hotemetoot waren.
Waarschijnlijk allebei.
Maar wat is dat toch, dat modieuze verzet tegen wat Arthur noemt “zéér
academisch”? Dat je het op internet tegenkomt, alla. Maar in een gewone
recensie in een krant? Waarom zou een bewoner van een ‘probleemwijk’
zich in godsnaam moeten herkennen in een lezing voor mensen die zin
hebben op een vrijdagmiddag lekker een potje na te denken over de
samenleving? Zelfs al zou de probleemwijker zich er wel in kunnen
herkennen, dan is het nog de vraag of hij trek zou hebben in zo’n
urenlange lezing. Als het dus aan journalist ’t Hart ligt, schaffen we
het concertgebouw ook maar af omdat jan met de pet er toch niet heen
gaat. En schaffen we de universiteiten meteen ook maar af. Allemaal véél
te academisch.
Bijna nog merkwaardiger vind ik de kritiek van ’t Hart dat de sprekers
keurig waren en over hetzelfde thema spraken. Ik begrijp dat ’t Hart
liever gaat voor spanning en sensatie, voor ruig debat. Voor
entertainment? ‘Desnoods’ met de kennelijk niet keurige Geert Wilders.
Lekkere journalistiek, zeg. Ik zou wel eens willen weten, wat ’t Hart
met dat ‘desnoods’ wil zeggen. En wie zin heeft in een goede pizza, moet
niet naar een Chinees gaan en dan achteraf klagen, Arthur.
Verder hier nog een bericht voor het eerste het beste Marokkaanse
straatschoffie(?): Goed Nieuws, jongen! Een kerk vol zeer academische
mensen heeft instemmend geknikt bij de mededeling van een nette mevrouw
die het over damestoiletten had, dat het volstrekt idioot is dat jij je
op straat vaker moet identificeren dan de eerste de beste klootzak van
eigen teelt. En er zaten best belangrijke mensen in die kerk, een hoop
mensen die het ‘voor het zeggen hebben’ in Nederland. Dus best kans dat
het helpt. Jammer alleen dat er geen journalist was, tenminste niet van
BN/DeStem, die bereid is je dat te komen vertellen.
Multatuli (Idee 12): Gedachten heeft ieder. By weinigen worden ze tot
denkbeelden. Nog minder zyn er, die vorm en kleur weten weertegeven van
die beelden. En wie dit doet, hoort geduurig: “juist wat ik dacht”. Ja,
op omtrek na, op kleur na, op schaduw na. Dat is: op zeer veel na. En
vooral op den moed na, om daarmee op eigen verantwoordelykheid voor den
dag te komen!
Na afloop van de lezingen kwam ik Marjolijn Februari tegen. Ze was op
weg naar de damestoiletten, ik kwam er net vandaan. Gemakkelijk te
vinden, er hing een bordje met een pijltje. Voor de toiletten moest je
helemaal naar beneden. Het zou me niets verbazen als Februari hetzelfde
heeft gedaan als ik: gewoon het invalidentoilet nemen, waarvoor je niet
helemaal de trap af hoefde. Duidelijk te herkennen aan een sekse-loos
rolstoeltje.
Interessante bespreking. Ik voel me er als het ware bij zitten.
Inderdaad ontbreekt het historische kader veel te veel in de huidige verhitte discussies over “allochtonen” en “de Islam”. Alsof (de Republiek der Verenigde) Nederland(en) niet altijd al een samenraapsel van immigranten is geweest met uiteenlopende culturen. Het begrip “inclusief denken” stamt al uit eind jaren zestig; als ik mij niet vergis was het de titel van een uitgave van de Werkgroep 2000.
De opmerkingen over Kader Abdollah verbazen me een beetje. Het bewust cultiveren van een “kromme” uitspraak van het Nederlands lijkt mij in elk geval niet aan de orde, gezien zijn opvattingen.
Marjolijn Februari’s columns in de Volkskrant lees ik ook met plezier. Een pittige, interessante, scherpe en geestige vrouw.
Arthur ’t Hart wil kennelijk confrontatie om de confrontatie; “l’ art pour l’ art”. Maar daarvoor zijn de huidige sociale problemen echt te ernstig. Helaas is hij meer representatief voor de hedendaagse journalistieke praktijk dan me lief is.
Olav, je bedoelt ‘Inclusief denken’ van Feitse Boerwinkel.
zie ook:
http://www.anjameulenbelt.nl/weblog/2004/10/28/inclusief-denken/
en in dit verband zeer lezenswaard:
http://home.worldonline.nl/~sttdc/jrg5_nr6_p1927.htm
Hallo Anja,
Sorry dat ik 5 jaar na dato pas reageer, maar mijn oog viel nu pas op deze weblog, ondmdat ik zocht naar Marjolijn Februari in combinatie met wc-deuren.
Je schrijft: “Anja, die ook bij de lezing aanwezig was (…) stelde na afloop van de lezingen voor een serie aan te leggen van dames-wc-bordjes. Goed plan, ik doe mee.”
Welnu, ik was ook bij die lezing en naar aalnleiding van Marjolijn’s verhaal ben ik zo’n verzameling gaan aanleggen. Kijk op mijn website http://www.adrivandenberg.nl/WC_fotos.html.
Ik hou me aanbevolen voor foto’s van jou en anderen, als je opvallende wc-deur-icoontjes tegenkomt! Ik zal ze graag op mijn website plaatsen (met bronvermelding uiteraard)
Met hartelijke groeten, Adri van den Berg