De tekst van de SP fractie bij de behandeling in de Eeerste Kamer, door Tiny Kox. Die is in werkelijkheid weer een beetje veranderd, zoals dat gaat, maar de essentie is hetzelde gebleven.
Inbreng SP-fractie inzake Wet Inburgering buitenland
Bij behandeling van het voorliggende wetsvoorstel, kortweg Inburgering buitenland genoemd, moeten drie vragen beantwoord worden:
– Is het doel dat de wet stelt, wenselijk?
– Is het doel dat de wet stelt, in overeenstemming met nationale en internationale opvattingen en regels?
– Is het doel dat de wet stelt, op deze wijze haalbaar?
Drie maal ja is vereist, wil deze Kamer vóór deze wet kunnen stemmen, althans naar het oordeel van de SP-fractie: slechts indien dit wetsvoorstel wenselijk, redelijk en mogelijk is, dient het tot wet gepromoveerd te worden. Andere hoort het thuis in het museum van de goede bedoelingen.
De wet heeft de Tweede Kamer gepasseerd, wat ons zegt dat een meerderheid van de Tweede Kamer blijkbaar drie keer ja heeft geantwoord op voornoemde vragen. Een minderheid, bestaande uit de fracties van PvdA, GroenLinks en SP heeft de wet het groene licht onthouden.
Laat ik hier onze antwoorden op de drie hiervoor gestelde vragen formuleren, gecombineerd met enkele aanvullende vragen aan de regering.
Is het doel dat deze wet stelt, wenselijk?
De commissie-Blok, ingesteld op initiatief van de Tweede Kamerfractie van de SP, gaf aan dat de integratie van veel allochtone Nederlanders gelukt is maar teveel nieuwe Nederlanders problemen ondervonden en ondervinden bij het vinden van een plek onder de Nederlandse zon. Gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving werd als één van de oorzaken onderkend door de commissie, naast gebrek aan werk- en scholingsmogelijkheden en andere problemen. De conclusie dat het kennis maken met taal en samenleving zo snel mogelijk zou moeten beginnen voor nieuwe Nederlanders, wordt dan ook breed onderschreven. Het zou buitengewoon goed zijn als een immigrant daarmee al zou kunnen beginnen voordat hij of zij in Nederland arriveert. Goede voorbereiding is het halve werk. Vooraf kennis van het nieuwe woonland opdoen, dat kan de inburgering alleen maar vergemakkelijken – en dat is belangrijk omdat inburgering vaak zo moeilijk is. In die zin kan deze vraag naar de wenselijkheid met ‘ja’ beantwoord worden. Dat valt ook in vrijwel alle commentaren te lezen.
De daarop volgende vraag luidt: is het doel dat deze wet stelt, in overeenstemming met nationale en internationale opvattingen en regels?
Volgens de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken mag basale kennis van het Nederlands en de Nederlandse maatschappij voor de binnenkomst in Nederland worden geëist, omdat het effectief bijdraagt aan de maatschappelijke contacten van de vreemdeling in de Nederlandse samenleving. Zoals de commissie stelt, kunnen op die manier problemen worden voorkomen. De commissie acht de eis om over die kennis te beschikken, aanvaardbaar omdat het in het belang is van het economische welzijn en de openbare orde van Nederland. De adviescommissie acht het inburgeringsexamen in het buitenland niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en evenmin met de door de Europese Gemeenschap vastgestelde gezinsherenigingsrichtlijn, die ook voor gezinsvorming geldt. Het recht op gezinsvorming en gezinshereniging is een universeel recht dat hoe dan ook gerespecteerd moet worden. Mensen horen vrij hun partner te kunnen kiezen, ongeacht nationaliteit en woonplaats.
Dat stelt ook de regering. Zij stelt in de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer dat haar voorstellen zich daarmee verdragen en dat de Europese Raad in zijn richtlijnen inzake langdurig ingezeten derdelanders en gezinshereniging, lidstaten toestaat om integratiecriteria te stellen bij het toelaten van nieuwkomers in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging. De Nederlandse regering vindt haar eisen inzake het kennis maken met de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving zodanige criteria als de Europese Raad toestaat.
De adviescommissie voor vreemdelingenzaken wijst er echter op dat de eisen alleen dán gesteld kunnen worden als ze aan iedereen worden opgelegd die daarvan op grond van EG-regels niet is vrijgesteld. Indien dat niet gebeurt, is er volgens de commissie sprake van strijdigheid van het gelijkheidsbeginsel dan wel overtreding van het discriminatieverbod naar nationaliteit.
Welnu, omdat deze eis niet gesteld wordt aan inwoners van de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan, lijkt er sprake van een dergelijke strijdigheid. Kan de minister aangeven waarom ondanks de kennelijke strijdigheid toch deze vrijstellingen worden voorgesteld? Heeft dat te maken met het vooronderstelde hogere opleidingsniveau van betreffende nieuwkomers? Maar als er geen algemeen opleidingscriterium wordt verbonden aan het recht om naar Nederland te komen (zoals een land als Canada bijvoorbeeld wel doet), is een dergelijke vrijstelling dan niet tegen de regels in? Als de gedachte wellicht is dat deze nieuwkomers goed Engels spreken en daarmee goed uit de voeten zullen kunnen in Nederland, dan lijkt dat even maar niet lang een goed argument. Want ten eerste spreken lang niet alle Amerikanen en Japanners goed Engels; ten tweede zijn er veel meer wereldburgers die géén Nederlands maar wél goed Engels spreken, bijvoorbeeld de inwoners van alle voormalige Engelse koloniën, maar ook vele inwoners van Korea, Argentinië, Turkije en Marokko – die desalniettemin niet vrijgesteld worden; ten derde: Engels is weliswaar in Nederland een veel gekende taal, naar geen voertaal. Ook voor nieuwkomers uit Amerika of andere Engelstalige landen is kennis van het Nederlands als voertaal van groot belang – een voertaal die zij overigens best snel en goed kunnen leren, getuige de eminente speech van prof. Kennedy afgelopen donderdag in de Utrechtse Dom. Bij die gelegenheid gaf de koningin trouwens ook nog een korte cursus over de vele manieren in Nederland om elkaar te begroeten. Dacht de minister van vreemdelingenzaken en integratie op dat moment nog steeds: hier is nog veel werk te doen? Of sprak, alles zo ziende, deze bonte serie vriendelijke begroetingen haar per saldo toch ook wel aan? Soms zijn gebaren belangrijker dan woorden, zo liet ons staatshoofd ons zien.
Het leren kennen van Nederlands als voertaal is voor iedereen belangrijk. Ook voor nieuwkomers uit Europese lidstaten. Hen kan echter geen inburgeringsexamen vooraf worden opgelegd, niet eens inburgering achteraf, vanwege het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie. Dat heeft een economische achtergrond maar kan in de praktijk voor grote problemen zorgen. Letten, Hongaren en Turken hebben met elkaar gemeen een taal te spreken die erg ver af staat van het Nederlands. Wat denkt de minister te kunnen bijdragen aan het bevorderen van de kennis van de Nederlandse taal bij EU-onderdanen die naar ons land komen?
De adviescommissie voor vreemdelingenzaken stelt dat het opleggen van een vooraf-inburgeringsexamen voor velen uitstel en soms afstel van plannen zal betekenen om samen een gezin in Nederland te vormen. De commissie noemt het belangrijk dat het selectiekarakter van de maatregel niet overheerst en integratie het hoofddoel blijft. Het kunnen halen van het examen moet derhalve reëel zijn volgens de adviescommissie. Of dat zo is, wordt betwijfeld. Het gekozen model van opleiding en examen is zeker geen slechte keuze, maar de vraag is of het alles afwegende de juiste keuze is, gezien in het kader van het voorkomen van het hanteren van het inburgeringsexamen als selectiecriterium. De ontwikkelaars van het model geven zelf aan onder grote tijddruk te hebben moeten leveren, wat ertoe geleid heeft dat de toetsen in ieder geval niet onder de vooraf nodig geachte omstandigheden ontwikkeld zijn kunnen worden. Zo is de taaltoets gebaseerd op de ervaringen in pre-testen van al hier woonachtige nieuwe Nederlanders, van wie de meerderheid al langer dan twee jaar in Nederland woonde en van wie 60% al minstens zes maanden en – in 35% zelfs 1.5 tot 2 jaar Nederlands taalonderwijs had gehad (NT2). Verder zijn de deskundigen – en die zijn er vele in dit land – het er niet over eens of het taalniveau waarop de vragen gesteld worden over de Nederlandse maatschappij bij het inburgeringsexamen, niet hoger dan toelaatbaar is. Mijn collega aan de overkant, Fenna Vergeer, heeft daar behartigenswaardige woorden over gezegd, mede gebaseerd op haar eigen langjarige ervaring als docent NT2. DE Adviescommissie Normering Inburgeringseisen heeft geadviseerd de kennis van de Nederlandse samenleving wel van belang te achten voor de nieuwkomer, maar niet te toetsen, omdat een dergelijke toetsing in het Nederlands slechts zeer beperkte informatie zou bieden over het kennisniveau en de adviescommissie toetsing in de eigen talen nauwelijks haalbaar acht. Gezien al deze kritiek, wil mijn fractie toch graag nog eens van de regering horen waarome r toch doorgezet wordt? Het woord ‘doordrammen’ hoort niet tot de 500 woorden die de nieuwkomer dient te kennen, maar moet bij de regering wél bekend zijn. Zijn we hier aan het doordrammen?
Ook de wijze van examineren, per telefoon en in het Nederlands, is omstreden. Hij werkt zeker – maar werkt hij ook goed genoeg als we het betrekken op vaak niet- of weinig geschoolde mensen. Mijn moeder, lagere school met lof, riep altijd harder als ze me opbelde. Ik woonde namelijk verder weg dan de overige negen kinderen. Ze vond de telefoon een akelig ding. Mijn vader, ook lagere school, heel wat minder lof, belde nooit. Ik probeer me voor te stellen hoe zij zich in zo’n hokje zouden voelen en of dat ook kan gelden voor mensen die nu zonder alle moderniteit die ons zo gewoon lijkt, opgroeien. Ook hier is het de vraag of door deze wijze van examineren niet het examen tot selectie- in plaats van integratiemiddel maakt?
De regering overigens onderkent dat het inburgeringsexamen vooraf zal werken als selectiecriterium – en lijkt dat mooi meegenomen te vinden. In de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer zegt de regering dat die vreemdelingen die reeds voor hun komst naar Nederland er niet in slagen zich een zekere basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving eigen te maken en derhalve ook in Nederland grote problemen krijgen bij hu integratie zullen kunnen ondervinden, geen toestemming krijgen zich in Nederland te vestigen. Verlaging van de instroom van migranten van wie voorzienbaar is dat hun integratie in Nederland zal achterblijven, brengt tevens verlichting van het inburgeringsprobleem mee, zo stelt de regering. Op basis van de uitval die er nu is in het inburgeringstraject, mag worden aangenomen dat zo’n 25 tot 30% van degenen die naar Nederland willen komen, die wens niet in vervulling zullen zien gaan vanwege het niet halen van het inburgeringsexamen vooraf. Dat zullen vooral de niet- of laagopgeleiden zijn. Daarmee wordt nogmaals geïllustreerd dat hoewel niet formeel bedoeld, de inburgering vooraf op deze wijze wel degelijk vooral een selectiecriterium is dat niet- en laagopgeleiden meer dan evenredig buiten houdt en beter opgeleiden meer dan evenredig binnen laat. Vindt de regering desalniettemin dat het hier slechts om een bijkomend effect gaat?
Zolang deze vragen niet dusdanig beantwoord kunnen worden dat elke vrees voor discriminatie en selectie weggenomen is, is het niet juist om deze eisen wettelijk verplicht aan bepaalde nieuwkomers op te leggen.
En hoe dan ook zal het rendement van een opleiding buiten Nederland in Nederlandse taal en over de Nederlandse samenleving altijd slechts zeer beperkt zijn. Er dient dus ook afgewogen te worden of het te bereiken rendement wel opweegt tegen de te leveren inspanningen en de te maken kosten. Wat zijn tot nu toe de ontwikkelingskosten en wat zullen de jaarlasten zijn, vraag ik de regering.
Tot op heden is het grootste probleem dat de inburgering in Nederland onvoldoende rendement oplevert, door een scala aan oorzaken. Met een altijd erg beperkte inburgering in het buitenland worden die problemen geenszins opgelost. We moeten ons op dat punt niks wijs maken en goed nagaan waar we schaarse middelen met het hoogste rendement kunnen inzetten.
Dat brengt ons bij het antwoord op de derde vraag: is het doel dat deze wet stelt, op deze wijze haalbaar en effectief?
Mijn fractie antwoordt daarop: dat weten we nog niet, we zouden het willen hopen maar we hebben grote twijfels. De voorstellen van de Nederlandse regering zijn nieuw binnen de Europese Unie, dus kunnen we niet elders naar geboekte rendementen kijken. Het afwezig zijn van vergelijkbare regels elders mag ons in ieder geval voorzichtig maken. Als de regeringsvoorstellen zo goed zijn, waarom snapt men dat elders in Europa dan niet? Zijn wij zo slim en zij zo dom of ligt het toch anders? We zouden natuurlijk de Belgische vice-premier Vandenbossche daarover kunnen raadplegen of haar collega De Gucht maar ook de regeringen van landen met grote aantallen immigranten zoals Frankrijk, Duitsland, Spanje en Groot-Brittannië. Waarom hebben zij dergelijke eisen niet? Bereiden andere landen vergelijkbare regels voor of blijven ze op een ander spoor, vraag ik de regering. En als dat laatste het geval is, wat is daarvan dan de oorzaak? Natuurlijk, Nederland heeft zijn eigen vrijheid op dit punt en dat is goed ook. We hoeven dingen niet te laten omdat anderen ze niet doen. Maar het moet ons wel erg voorzichtig maken. Te snel geloven dat we het hier allemaal beter weten, is niet verstandig. De evaluatie van dertig jaar integratiebeleid laat zien dat we in het verleden vele vierkante wielen hebben uitgevonden. Die in andere landen liepen ook lang niet altijd soepel maar soms toch wel een beetje beter.
Precies daarom bepleiten wij een veel gehanteerd middel bij twijfel: het experiment, zoals wij al eerder in ons verkiezingsprogramma voorstelden. Laat de Nederlandse regering in overleg met de regeringen van Turkije en Marokko – de landen die tot nu toe veruit de meeste gezinsvormers en gezinsherenigers leveren – bezien in hoeverre het haalbaar en betaalbaar is onderwijsfaciliteiten in die twee landen te creëren waar mensen die naar Nederland willen komen in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging alvast kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving kunnen opdoen. Daarbij hoeft niet alleen gedacht te worden aan onderwijs op een bepaalde plek maar ook aan onderwijs via radio, televisie, video, cd en dvd – en eenvoudige schoolboeken natuurlijk ook. Aan deelnemers aan deze experimenteer-opleiding zou als positieve prikkel, volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de gemaakte kosten in het vooruitzicht gesteld kunnen worden bij succesvolle deelname aan het experiment, iets wat ook de adviescommissie voor vreemdelingenzaken suggereert. Kenmerk van het experiment is dat deelname op vrijwillige maar niet vrijblijvende basis plaatsvindt en voor de deelnemers verschillende vormen van opbrengst met zich meebrengt. Op basis van de opgedane ervaringen kan dan daarna besloten worden in hoeverre het verplicht stellen van een vooraf-inburgeringsexamen redelijk is. Indien de conclusie bevestigend luidt, zal vervolgens bekeken moeten worden hoe een regeling dusdanig kan zijn dat hij niet discriminerend en selecterend van aard is. Indien ook dat zou lukken, dan zijn de voorwaarden vervuld waaronder vooraf-inburgering verplicht gesteld zou kunnen worden.
Daarbij moet nog opgemerkt worden dat inburgering vooraf alleen dan zinvol is als het vervolgtraject, na aankomst in Nederland, op orde is. En daar mankeert het nogal aan. Er is teveel uitval uit de inburgeringscursussen – 25 tot 30 procent – en nieuwkomers krijgen, door ondeugdelijk beleid, vaak al vanaf hun aankomst te maken met segregatieverschijnselen, waarvan we weten dat het juist die omstandigheden zijn die nadelig uitwerken op integratie, participatie en emancipatie van nieuwkomers. Het lijkt erop dat de regering teveel wonderen verwacht van inburgering vooraf en de ogen sluit van de werkelijkheid van het niet op orde zijnde integratiebeleid hier te lande. Deelt de regering mijn opvatting dat inburgering vooraf alleen zin heeft als inburgering achteraf op orde is?
Mijn fractie vindt sowieso dat de regering zich teveel focust op harde verplichtingen en snelle successen, terwijl het veel beter zou zijn in te zetten op de positieve waardering van de inzet van nieuwkomers. Zou het niet veel beter zijn onze aandacht te richten op hen die van plan zijn een partner uit het buitenland te laten overkomen en met hen na te gaan op welke wijze deze nieuwkomers zo snel mogelijk deel uit kunnen gaan maken van de Nederlandse samenleving? Voor sommigen zal de beste oplossing liggen in al beginnen met een oriëntatie op de Nederlandse samenleving in het huidige woonland; voor anderen zal vooral gewerkt moeten worden aan een zon goed mogelijke inburgering hier te lande. Maatwerk is te prefereren boven algemene verplichtingen die stoer klinken maar weinig rendement opleveren naar de mening van onze fractie. Maatwerk is ook mogelijk omdat we het weliswaar over aanzienlijke maar ook te overziene aantallen nieuwkomers hebben. In 2002 ging het, volgens de cijfers van de regering, om zo’n 16.000 gezinsmigranten uit Turkije en Marokko, in de jaren daarna daalde dat aantal nog aanzienlijk.Wat vindt de regering van het zoeken naar maatwerk-oplossingen? Voor alle duidelijkheid: bij maatwerk hoort óók eigen verantwoordelijkheid, voor de nieuwe Nederlander en zijn of haar partner hier. We mogen mensen niet wijs maken dat inburgering ‘van eigens’ komt. Het tegendeel is waar: het kost heel wat zweet en ook tranen om er gaandeweg bij kunnen horen. Integratie is, zoals de regering zegt, een tweezijdig proces. Maar de opstelling van deze regering lijkt te vaak strijdig met die opvatting. Dat alles tezamen maakt dat de fractie van de SP geen goedkeuring aan deze wet zal geven – in de hoop dat ook andere fracties tot die conclusie komen. Hier geldt echt: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Ik had begrepen dat de Tweede Kamer nog geen definitief “ja” had gegeven voor deze wet. Het onderwerp stond afgelopen woensdag op de agenda, maar toen is het onderwerp verdaagd vanwege het “Congo-debat”. Kun je me uitleggen hoe dat in elkaar zit? Betekent dit dat de Eerste Kamer een voorwaardelijk “ja” gaat geven, afhankelijk van de Tweede Kamer?
Overigens: Tiny stelt dat het PhonePass-systeem werkt — dat is hoogst twijfelachtig. Zie een artikel van mijn hand over dit onderwerp op
http://www.writersblog.nl/journalistiek/051220-3.html
Dat klopt, Anne-Marie. Dat is ook mal. In de Eerste Kamer wordt over het wetsvoorstel zelf besloten terwijl er in de Tweede Kamer nog gepraat moet worden over de uitvoerbaarheid. Het zou ook logischer zijn geweest om daar op te wachten en dat is ook gezegd. Maar zoals gewoonlijk heeft het kabinet haast om hun plannetjes door te drukken.
Ook met een echt mens aan de andere kant va de telefoon zal het examen te moeilijk zijn. Ook al beheers je een taal redelijk, een telefoongeprek blijft nog lang moeilijk. Gebaren en mimiek, een grote hulp bij het begrijpen wat er gezegd wordt, valt dan weg. Dergelijke obstakels mag een toelatingsexamen nooit hebben.
vanmorgen had in een sollicitatiegesprek via de webcam. Nog afgezien van technische bezwaren (geluid loopt niet helemaal synchroon met beeld – denk aan slecht nagesynchroniseerde Duitse films)veliep de communicatie sowieso iets stroever dan bij een echte ontmoeting het geval zou zijn geweest.
Een goed verhaal met een terechte conclusie. Van begin af aan heb ik het verplicht stellen van een “inburgeringsexamen” in het buitenland ervaren als een discriminerend en selectief mechanisme. Zeker is het belangrijk dat nieuwkoners zo goed en snel mogelijk de Nederlandse taal leren en ingeburgerd raken in de Nederlandse samenleving. Maar dat kan nu juist moeilijk in het buitenland! Daarvoor is een positieve instelling vereist, en het voorgestelde “maatwerk” kan effectief zijn. (Deze beschouwing doet mij deugd; ik heb, eerlijk gezegd, ook wel eens wat minder genuanceerde opvattingen van SP-vertegenwoordigers gehoord).
Anja,
Wat is het (SP-)alternatief? Waarom komen deze lieve mensen hierheen als ze alleen maar ongelukkig zullen zijn, verstoken van hun eeuwenoude Islamitische gewoonten en gebruiken. Alleen al het ontbreken van de 5xdaagse oproep tot gebed moet hen toch in een existentiele crisis storten. Kunnen we dat niet gewoon toestaan in overwegend Islamitisch getinte wijken? Het klokkengebeier van de Christenmensen stoort toch ook niemand meer. Dan wordt de heimwee in ieder geval getroost!
Het SP alternatief voor inburgering in het buitenland is inburgering in het binnenland. Daar valt nog een heleboel aan te verbeteren. Neem me verder niet kwalijk dat ik de karikatuur die je maakt van moslims in Nederland verder niet serieus neem.
Je koopt gewoon een azanklok of je stelt je computer of je mobiel in op de azan. Wat dacht je dat moslims niet meegaan met de moderne tijd. Beetje achterlijke reactie Henri
Wat de EU regels betreft: Het is zelfs zo dat partners van EU onderdanen zich samen met hun partners in andere EU landen vrij mogen vestigen. Aan dit verblijfsrecht mag een EU land geen voorwaarden stellen, en dit geldt ook ongeacht de nationaliteit van de partner.
Het is dus zo dat bijvoorbeeld de Turkse partner van een Duitse staatsburger in Nederland mag wonen zonder aan inburgerings of andere voorwaarden te moeten voldoen.
Als een Nederlander met een Turk(se) in Nederland wil wonen worden er allerlei voorwaarden gesteld (inclusief inkomenseisen en gepaste huisvesting). Als dezelfde Nederlander zich in een ander EU land gaat wonen, heeft zijn partner automatisch verblijfsrecht. Het is toch raar dat in bepaalde gevallen Nederlanders wel met hun partners in andere EU landen mogen wonen, maar in Nederland niet.
Het is natuurlijk ook zo dat men vlak over de grens kan gaan wonen om zo onder de EU regels te vallen (en niet onder de Nederlandse).
Iets anders: EU onderdanen moeten zelfs voor taalcursussen zelf opdraaien. Iemand uit Polen hoeft zich niet te inburgeren en moet daarom een inburgeringscursus zelf betalen, terwijl een Rus een inburgeringscursus (verplicht) aangeboden krijgt.
Dit is toch allemaal absurd…
Daarom gaan wij als gemengd koppel maar emigreren naar een land waar we welkom zijn en om hoogopgeleide, hardwerkende mensen welkom zijn. Wij nemen tevens wat buitenlandse investeerders mee die anders in Nederland waren gekomen als ook zij niet eindeloze problemen hadden met de IND etc. Triest, vooral als je voorouders zo hard voor de vrijheid en democratie van dit landje hebben gevochten, en daar ook de hoogste prijs voor hebben betaald. Nederland, sterkte!
En denk eens aan al die Nederlandse expats die na jaren gewerkt te hebben in een land buiten de EU, al jaren getrouwd zijn met een buitenlandse partner buiten de EU, een gezin gesticht hebben en terug willen keren naar Nederland met hun gezin. Deze Nederlanders moeten hun gezin maanden alleen laten in het buitenland om eerst een vaste baan te vinden in Nederland, daarna moet de buitenlandse partner het inburgeringsexamen buitenland doen alvorens het gezin na vele maanden pas weer herenigd mag worden. Dit natuurlijk indien de Nederlander een vaste baan vind en de buitenlandse partner het inburgeringsexamen weet te behalen. Het is een schande !!!