Klasse (4)

We hebben het tot nu toe over klasse gehad. Iedereen komt uit een sociaal milieu, zit nu in een sociaal milieu (of meerdere) en is onderweg van hier naar daar misschien nog meer sociale milieus tegen gekomen. Neem mij. Ik was een directeursdochter. Ik trouwde (moetje) met een half geschoolde arbeider, buitenlander ook nog. Van de ene op de andere dag leek ik iemand anders te zijn, zeker toen we in het buitenland gingen wonen. Dat was een volstrekte cultuurschok, want al die tijd had ik niet geweten hoeveel bescherming het me bood dat ik de dochter van de directeur was, naar een particuliere school ging, vooral met kinderen in aanraking kwam uit de ‘betere’ milieu’s. Opeens hielp dat me allemaal niets meer, in het buitenland hielp mijn ‘nette’ spraak me ook niet – ik ontdekte dat dezelfde persoon die ik was opeens heel anders werd bekeken en behandeld. Erg pijnlijk, en erg nuttig om zo uit je klasse te vallen, je leert er wel van hoe de wereld in elkaar zit.

Maar het is nog ingewikkelder. We hadden het nu over klasse, maar ieder van ons is een complex pakketje van ‘sociale identiteiten’. Ik ben ook vrouw, ik ben wit, ik ben hoger opgeleid, ik ben ‘ingeburgerd’, ik ben nog een hele reeks dingen wel en een reeks dingen niet – ik heb geen handicap, ik ben biseksueel, ik ben inmiddels ouder, ik ben stadse, gelovig, enzovoorts.

In de werkelijkheid van ons dagelijks leven halen we die zaken niet netjes uit elkaar. Als iemand op je reageert weet je niet altijd waarop, vanuit welke blik en vooronderstellingen iemand naar je kijkt.

Een voorbeeld. Jaren terug, in de vrouwenbeweging, lagen we behoorlijk in de clinch met de linkse jongens, die vonden dat wij maar een burgerlijke beweging waren. Wij keken naar hen en vonden het seksistische macho’s die altijd de baas wilden zijn, zij keken naar ons en vonden ons burgertrutten met kapsones. En dat verborg zich allemaal onder een dikke laag ideologie, want over gevoelens en wat die met onszelf te maken hadden we het niet. De linkse jongens zeiden dat wij geen ‘historische categorie’ waren volgens Marx. Dus hoorden we ons niet als vrouwen te organiseren, we moesten ons aansluiten bij de klassestrijd. En bovendien, mevrouw Phillips werd niet onderdrukt, die onderdrukte haar werkster.

Nou was mijn moeder ongeveer een mevrouw Phillips, en zo was het ook, ze was behoorlijk neerbuigend naar onze ‘hulp’. En ook ik ergerde me een keer aan een werkgroep op een vrouwencongres waar alle vrouwen over hun werksters zaten te klagen, en ik dacht, wacht even, die werksters zijn ook vrouwen en die zijn er niet. Dus dit klopte ook: de eerste feministes, vaak studenten, vrouwen met opleidingen, kwamen meestal niet van onderop uit de klassemaatschappij. Dat is ook niet vreemd, bijna alle sociale bewegingen zijn begonnen, niet door de mensen die alleen maar bezig waren met overleven, maar met de mensen die al een beetje positie hadden veroverd. Ook in de arbeidersbeweging waren het meestal de mensen die al waren bijgeschoold, in een opleiding, of door zelfstudie, die voorop liepen.

Ondertussen werd mevrouw Phillips wel degelijk onderdrukt. Mijn moeder had niet het beheer over haar eigen geld en moest altijd om huishoudgeld vragen. En dat ze zelf een baan zou zoeken was als directeursvrouw toen ondenkbaar. Ze was volledig afhankelijk. Dat is wat de mannen niet wilden zien. Want dan hadden ze ook naar hun eigen gedrag moeten kijken en hoe ze zelf met vrouwen omgingen. Dan hadden ze moeten onderkennen dat ze zich door hun vrouw thuis net zo lieten bedienen als die kapitalistische mannen dat deden. Ook niet zo best.

Wat het zo lastig maakte toen, was om uit elkaar te halen dat beide zaken waar konden zijn: dat in elke klasse vrouwen een tweederangspositie hadden, maar dat er tegelijk grote verschillen waren tussen de klassen onderling. Wat nog lastiger was om te onderkennen dat er vele emoties meespeelden, dat we allemaal waren gevormd door de ervaringen die we mee hadden gemaakt.

Als de socialistische mannen zich aangevallen voelden, wat ze ook werden, dan reageerden ze vanuit hun klasse ervaringen, maar deden dat als mannen. Wij reageerden als vrouwen die zich achtergesteld voelden, maar deden dat ook als hogere burgerdochters met enig misprijzen naar die mannen die dachten dat ze het beter wisten. De emoties gingen niet alleen over de juiste positie. We namen onze hele geschiedenis mee.

De vrouwen hadden vaak geen oog voor de ervaringen die de mannen (en vrouwen) van onderop hadden meegemaakt, die zagen alleen de verschillen tussen vrouwen en mannen. De socialistische mannen, ondertussen, zagen vooral een aantal geprivilegeerde dames die ook nog wouen beweren dat ze onderdrukt waren. En zagen alleen klasse. Het zou ons toen reuze hebben geholpen als we wederzijds hadden kunnen erkennen dat de blik op elkaar erg gekleurd was door wat we persoonlijk hadden meegemaakt.

Ik heb dus veel geleerd van de studenten in mijn lesgroepen. Ik herinner me een vrouw uit de arbeidserklasse die zei: jullie zitten zo te kankeren op mannen. Mijn vader was een behoorlijk autoritaire man, dat is waar. Hij was typisch zo’n man die meteen vroeg is het eten nog niet klaar als hij thuis kwam. Maar hij was ook de man die ’s ochtends vroeg op zijn fiets naar de melkfabriek ging, en daarna nog bijbaantjes had om er voor te zorgen dat al zijn kinderen door konden leren. Hij heeft zich letterlijk kapot gewerkt en was dood voordat hij met pensioen kon. En die man moet ik haten?

Hetzelfde kon je ook meemaken in de anti-racistische beweging, soms in heel kleine dingen. Op de opleiding waar ik les gaf hadden we ook een zwarte groep, volgens hetzelfde model als de vrouwengroepen, zwarte docenten, zwarte leerlingen. Dat boterde in het begin niet zo erg. Stonden daar een zwarte man en een wittte vrouw bij de koffie en dachten alletwee van die ander dat die voordrong. Denkt de man: typisch een blanke. Denkt de vrouw: typisch een man.

Ook daarbij herinner me ik wat ik van studenten leerde. Zo was er een keer in de Bijlmer een zwarte jongen geweest die met een mes een blanke vrouw wilde beroven. Maar die had een pistool, en schoot de jongen dood. Iedereen in de groep had het met die vrouw te doen. En toen zei een Surinaamse vrouw: denkt niemand er over na dat die jongen misschien mijn neefje had kunnen zijn? Het is niet dat ik het goedpraat, want je mag niet stelen. Maar denkt niemand er over na wat er met die jongen is gebeurd dat hij zo ver is gekomen? En denkt niemand er over na wat ik voel als er over zwarten wordt gepraat alsof die allemaal gevaarlijk en crimineel zijn?

Wat we van elkaar leerden: dat onze blik wordt gekleurd door onze eigen positie en onze eigen ervaringen. Dat we geneigd zijn om vooral dat onrecht te zien waar we het slachtoffer van zijn, en het veel moeilijker vinden om ons in te leven in ervaringen die we zelf niet hebben en nog veel moeilijker om te erkennen dat er voorrechten zijn die ons blind maken voor anderen. Dat we geneigd zijn om een rangorde aan te brengen. De vrouwen vonden dat wat vrouwen werd aangedaan veel erger was dan wat een arbeider meemaakte. De mannen uit de arbeidersklasse vonden dat die wijven niet zo moesten zeuren. Het waren altijd de mensen die op het snijpunt stonden, met dubbele ervaringen en dubbele loyaliteiten, die ons de ogen openden voor de ervaringen aan de ‘andere kant’.

Vandaar dat ik het in mijn lessen over verschil altijd had over de drie grote scheidslijnen tegelijk: klasse, kleur en sekse, en dan nog een hele reeks andere verschillen die er ook toe deden meenam. Ik vroeg iedereen een lijstje te maken met de eigen sociale identiteiten. En dan vroeg ik: wat heb je bovenaan staan, en wat zegt dat over jou? En welke identiteiten ben je ‘vergeten’? Zo zouden hetero’s zelden op hun lijstje hebben gezet dat ze hetero’s waren, want dat is ‘gewoon’, dat hoef je niet te zeggen, en blanke Nederlanders vergaten bijna altijd te vermelden dat ze blank waren en Nederlander, want daar hoef je niet over na te denken. Het zei vooral iets over het feit dat we ons allemaal meer bewust waren van de positie waarin we pijn hadden opgelopen, en nauwelijks nadachten over de posities waarin we zonder dat te beseffen bevoorrecht waren. En dit is het punt: in die sociale bewegingen organiseerden mensen zich op het onrecht dat ze hadden meegemaakt, en beseften vaak niet dat ze een paar fikse blinde plekken hadden voor het onrecht van anderen.

Daar kwam het dus op aan: om naar de eigen ervaringen te durven kijken, compleet met de pijn die er bij hoorde, daarmee het eigen vermogen tot inleven in anderen te vergroten, en naar de ervaringen van anderen te kunnen luisteren zonder meteen in waardeoordelen en ‘wie had het moeilijker’ te vervallen. Dat vergde dus oefening, en inzicht, en tijd. En de wil om over de schuttingen van de eigen ervaringen heen te kunnen kijken.

Als ik nu kijk naar de groepen die zich het meeste afzetten tegen migranten, en daar het meeste bang voor zijn, dan vermoed ik veel onverwerkte en ongeformuleerde klassepijn. Het is soms maar toevallig hoe iemand de eigen ervaringen van achtergesteld zijn vertaalt: in woede die naar ‘boven’ wordt gericht, naar de machthebbers, de bazen, de rijken, en dus ‘links’ wordt, of in woede gericht naar ‘ beneden’, naar de migranten bijvoorbeeld, en ‘rechts’ wordt. Hadden mensen meer door vanuit welke eigen ervaringen ze reageerden, dan waren we al een stuk verder.

18 gedachten over “Klasse (4)

  1. Anja, de woede richt zich doorgaans op de eigen omgeving en de vernielingen vinden daar plaats. De frustratie moet geuit worden, maar men doet dat inderdaad zelden “naar boven”. Herinner je je de rellen in Los Angelos nog? De eigen omgeving ging er aan. In Frankrijk? De eigen wijken. Men vernielt de eigen omgeving uit pure machteloosheid, omdat het “naar boven” richten niets uithaalt, maar vaak integendeel nog meer ellende met zich meebrengt. Volgens mij kan alleen een échte revolutie “naar boven” uithalen, maar moeten we dat dan willen? Misschien wel, omdat noch de ouders, noch de scholen de kinderen wijzer zullen maken en ze zoveel mogelijk in een bepaalde richting willen sturen, die maar al te vaak niet de juiste blijkt te zijn. Ach, Anja, ik weet het eigenlijk ook allemaal niet meer en ik voel me vrij machteloos tegenover het onrecht dat nu zelfs wettelijk blijkt te zijn…

  2. Heel veel mensen durven/kunnen niet in hun spiegel te kijken, al hou je hem nog zo vaak voor. Je kunt dit (jammer genoeg) niet afdwingen, alleen klaar staan om te sturen als men wel durft/wilt…

    Lydia, machteloosheid maakt wanhopig en daar kun je niets mee. Echt machteloos sta je volgens mij nooit, je hebt altijd een keuze, zelfs als je denkt deze niet te hebben. En veel keuzes die je maakt hebben op korte termijn geen effect, maar pas veel later is ’t dat je terug denkt en ziet dat die ene keuze die je toen gemaakt hebt, uiteindelijk toch ’t gewenste effect heeft gehad…

  3. Je hebt gelijk Anja: je voelt het pas echt als je naar een mindere positie verhuisd dan waar je in was. Ik heb beide gedaan: als gewone blonde, Hollandse meid uit een arbeidersgezin koos ik voor de minderheidspositie als moslima. Wat een eyeopener: het valt niet mee, mensen (en familieleden) reageren echt anders, terwijl je jezelf gewoon nog jezelf voelt. Tegelijk volg ik nu als eerste in de familie een HBO opleiding. Ook dat is een hele eye-opener: mensen uit mijn wijk zie je daar nauwelijks en plat praat ik daar niet. Alsof je een dubbelleven leidt. Het grappige is dat sommige volksbuurtbewoners mijn taalfouten verbeteren als ik “gewoon” praat: “Je wordt nu juf hoor!” zeggen ze dan…

  4. Jammer, Anja, ik had verwacht dat je nog even dieper op je eerste relatie in zou gaan. En macht zou koppelen aan het gebrek aan kennis.
    Jammer, want het is een toenemend verschijnsel: machtuitoefening bij gebrek aan kennis, in allerlei sectoren
    bij onderwijsinstituten, bij ambtenaren, bij bedrijven.
    En dankzij het steeds meer zoek raken van de verantwoordelijkheid is de burger steeds meer het slachtoffer van Kafkaiaanse situaties. Het individu versus de anonieme (semi-)ambtenaar met macht.

    “Maar denkt niemand er over na wat er met die jongen is gebeurd dat hij zo ver is gekomen? ”
    Er zijn genoeg slachtoffers van daders, nog meer empathie voor crimineel gedrag is overbodig.
    Hij is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag.

  5. Ellen, dat laatste, meer empathie voor crimineel gedrag is overbodig, lijkt me een bekend misverstand. Als je criminaliteit wilt bestrijden moet je ook weten hoe het wordt veroorzaakt, anders blijft het dweilen met de kraan open. Je moet ook weten bij welke jongens ‘heropvoeding’ helpt en welke zo gestoord zijn dat ze niet te bereiken zijn. Je moet ook weten wat het effect is van gevangenisstraf, anders gaan mensen erna meteen weer de fout in. Je moet je verdiepen in de voedingsbodem waar criminaliteit bij jongeren door kan ontstaan. Kortom, als je werkelijk effectief wilt zijn dan moet je je wel verdiepen. En bedenk dit: begrijpen is niet hetzelfde als excuseren. Uiteraard blijft iemand volledig verantwoordelijk voor zijn eigen daden.

  6. ‘Als ik nu kijk naar de groepen die zich het meeste afzetten tegen migranten, en daar het meeste bang voor zijn, dan vermoed ik veel onverwerkte en ongeformuleerde klassepijn.’

    Dat is ongetwijfeld ook zo Anja, maar de perceptie van economische concurrentie speelt ook een rol. In Nederland worden migranten als concurrentie gezien voor schaarse arbeidsplaatsen, sociale woningen, e.d. Er wordt vaak ook vermoed dat migranten ergens meer hulp van de overheid krijgen, de sociale dienst belazeren, of op andere manieren de autochtonen benadelen.

    In apartheid Zuid-Afrika waren de armste blanken vaak de gemeenste racisten (maar zeker niet altijd). Hier speelde concurrentie waarschijnlijk ook een rol (hoewel blanken altijd voorrang hadden, en van een arbeidsplaats verzekerd waren). Maar ik vermoed dat het ook voor deel ging om het ‘afreageren’ van de eigen sociale positie op mensen die sociaal nog zwakker en nog lager stonden. Er was ook een gezegde: “All he has to be proud of is his white skin.”

  7. Jouw beschrijving van het dispuut tussen de vrouwen in de vrouwenbeweging en de “socialistische” mannen vind ik wel wat erg algemeen, Anja. Ook in het begin waren er al jongens die sympathiek stonden ten opzichte van het feminisme. (Zelf ben ik een blauwe maandag lid geweest van Dolle Mina, zo lang het nog kon). En als reactie op de vrouwenbeweging is ook een -toegegeven, veel zwakkere- mannenbeweging ontstaan. (Gebeurt daar nog iets?). Waarmee ik niet wil zeggen dat ik zelf meteen geheel bevrijd was van verinnerlijkt sexisme. Dat is een lange weg die moet worden gegaan.

    Overigens: tijdens een abortus-demonstratie in Utrecht begin jaren zeventig werden meedemonstrerende solidaire mannen verbannen naar het cohort helemaal achteraan! Dat was voor een mij bekende vrouw aanleiding om uit het Utrechtse bestuur van Dolle Mina te stappen.

    Klasse, kleur, sekse. Hiernaast lijkt me seksuele oriëntatie nog een heel belangrijk onderscheidingslijn, die in zowat alle culturen een rol speelt.

  8. Je hebt natuurlijk helemaal gelijk Olav dat dit niet ging over alle feministische vrouwen tegenover alle linkse mannen. Maar ik heb het wel over de manier waarop sommige door mannen gedomineerde socialistische groepen tegenover de vrouwenbeweging stonden. De onenigheden tussen mannen en vrouwen binnen Dolle Mina zijn weer een ander verhaal.

  9. Olav, misschien had je beter bij Provo/Kabouter kunnen komen destijds? Hadden we elkaar eerder ontmoet! 😀 😀 😀

  10. Beste Anja,

    Wat goed dat je steeds met de klasse stukjes doorgaat. Sommige dingen zijn erg herkenbaar. En de emancipatiestrijd van vroeger zie ik ook wel weer terug in de huidige emancipatiestrijd van de vrouwen in Marokko(niet in al zijn facetten natuurlijk) met wel een onderscheid tussen de plattelandsvrouwen en de stadsvrouwen en uiteraard hun persoonlijke leefsituatie.

    Heb mij ook vaak afgevraagd waarom mijn moeder in Marokko anders, dan wel niet vrolijker sterker, etc lijkt dan hier in Nederland. Als ik het hier over heb met vrienden van haar leeftijd( zelf nu twijfel ik om op te schrijven dat het hier om van oorsprong Nederlanders gaat, omdat ik niet gewend ben om vrienden onder te delen in allo en auto)wijten zij dit aan het feit dat ze in Marokko bij de Upper hoort/voelt en in Nedrland bij de Under. Zullen vast meerdere oorzaken zijn om niet te zeggen dat ze er zijn, maar je wel interressant om te horen hoe iemand anders daar tegen aan kijkt.

    Over de angst voor de migrant, dat concurrentie een rol speel,etc. Vaak naar mijn hfd geslingerd gekregen, rot op naar je eigenland,( ze bedoelen dan het land waar mijn ouders vandaan komen, natuurlijk)jullie paken onze banen( zat toen nog op de lagere school) en onze vriendjes in (was toen nog te klein om in die zin uberhaupt een vriendje te hebben en in de jaren die volgde heb ik me nooit aangetrokken gevoeld tot een “wit” vriendje). Ben me wel altijd afblijven vragen waar die angst nou vandaan komt, nu nog trouwens. Het mooie vindt ik als mensen zeggen dat ze blij zijn dat ze ons als gezin kennen en daar ook heel veel van geleerd hebben. Of gewoon het mogen meemaken van weer een broertje of zusje, de kraamvisites, oppassen, altijd meekunnnen eten, etc.

    Zo zou het volgens mij ook moeten zijn dat we blij zijn dat we elkaar met al onze overeenkomsten en verschillen kennen. En daardoor van elkaar leren zowel van de positieve dingen als de negatieve. Zoals Tariq Ramadan zegt:’elke vraag is een kado voor mij, want dan besef ik dat ik me beter/anders moet uitdrukken om aan de ander mijn positie duidelijk te maken ” Hij heeft het letterlijk waarschijnlijk iets anders gezegd, maar ja.

  11. Amal, kan het te maken hebben met het aloude, typisch Nederlandse: Wat de boer niet kent, dat moet-ie niet?? Oftewel angst voor wat met niet kent? En vooral: niet de wil hebben om er zelf iets aan te veranderen, want ook veranderen is eng… 🙂

  12. Hi Anja, mijn Nederlands is niet zo goed, want ik ben uit duitsland. Mijn ouders zijn werksters. Ik ben nu een pomovendus en schrijf over ‚Der Begriff Klassismus’ (‚Het Begrip Klassisme’). In Duitsland is het begrip niet gebruiklijk. En als ik ‚google’ vindt ik vaak jij naam. Mijn these is, dat ‚klassisme’ een feministische begrip van klasse is. In het Engelse woordt het woord regelmatig gebruikt. Er is dus een website http://www.classim.org. Ik heb jij e-mail-adress niet en dat is jammer, omdat ik er vragen heb over jij begrip van klassisme. Mijn e-mail adress is andreas_erich_kemper@yahoo.de

  13. @ Lydia (10):

    Tja, Lydia…Toentertijd vond ik Provo/Kabouters wel sympathiek, maar mijn politieke insteek was toch wat anders. Maar je ziet maar: soms kruisen de wegen van mensen elkaar -in dit geval op het SP-kruispunt- pas na een lange omweg! 🙂

  14. Beste Andreas, het woord classism/klassisme komt inderdaad uit het engelstalige gebied. Ik heb geprobeerd het in Nederland te introduceren, dat is niet gelukt. Het woord seksisme, dat ook nog niet lang bestaat heeft wel de woordenboeken bereikt – hoewel nog steeds veel mensen denken dat het met seks te maken heeft, niet met sekse.
    Ik heb jaren terug een boek geschreven, in het Nederlands heet het ‘De ziekte bestrijden, niet de patient’ het is in het Duits vertaald onder de titel ‘Scheidelinien, Ueber Sexismus, Rassismus und Klassismus’. Het verscheen 1988 bij Rowohlt. Ik heb er ook in de Duitstalige landen veel les over gegeven. Het is nu uit de handel, en het doet wat taalgebruik nogal verouderd aan. Het zou aangepast moeten worden aan de huidige tijd – maar ik doe dat niet meer omdat ik niet meer lesgeef. Maar ik zou graag opnieuw de term klassisme willen kunnen gebruiken, want zonder termen is het alsof we het verschijnsel discriminatie op grond van sociale achtergrond, nauwelijks waar kunnen nemen.

  15. Ook wij Internet. In eerste instantie voor een studerende nog thuis wonende zoon een abonnement genomen. Was vanmorgen op de Site van Afhanistan om wat bij te lezen over de geschiedenis om een betere mening over de Nederlandse bijdrage te vormen.
    Kon het niet laten om snel daarna naar de Israel site te gaan.
    En kom daar tot mijn verrassing Anja Meulenbelt tegen en betrokken reacties. Even in het kort: Fijn jullie ontdekt te hebben!!! Hoop de tijd tevinden mee te doen. Vriendelijke groet
    Barbara

  16. Klassisme is een mooi woord om de situatie te beschrijven, waarin de ene groep zich verheven voelt boven een andere en daarom van mening is, dat de andere groep moet voldoen aan haar eisen en verwachtingen. Het vervelende is alleen, dat afhankelijk van hoe je er tegenaan kijkt, een bedienende positie een onderdanige of een machtspositie inhoud. Als je moet bedienen om te overleven, dan is een bedienende positie onderdanig. Als je kunt kiezen of je wilt bedienen of niet, is het een machtspositie, omdat degene die bediend wordt afhankelijk is van jouw keuze. Het is dus misschien wel belangrijk voor alle partijen in te gaan zien, dat ze in een afhankelijkheidsrelatie zitten. De mens die bedient kan zijn werk niet doen, als er niemand is die zijn diensten nodig heeft. Maar de persoon die de diensten ontvangt, kan niet zonder de bediende, omdat hij anders alles zelf moet doen.

    Schuld
    En zoals je zelf schrijft, hebben we vaker de neiging om de mensen onder ons de schuld te geven van onze situatie, dan de mensen boven ons. Ik denk dan ook vaak, dat het neerbuigende gedrag van mensen naar elkaar, meer te maken heeft met een onbewust weten dat je niet veel beter bent dan degene die je “onderdrukt”.

    Klasse
    Het was heel interessant om de hele reeks over klasse te lezen en iets meer over je persoonlijke ervaringen en dat van anderen te lezen.

    Cultuur
    Als ik die ervaringen zo lees, dan zie ik dat ik in een vreemde situatie ben opgegroeid. Mijn Surinaamse vader is volgens de indeling daar een lid van de hoogste klasse omdat hij bijna blank is, maar nog duidelijk herkenbaar als negroïde. Mijn moeder is een lid van de hogere Nederlandse midden klasse. Maar terwijl ik daardoor wel in twee culturen ben opgegroeid ervaar ik dat zelf niet zo bewust. Daar zijn natuurlijke meerdere redenen voor te bedenken, bijvoorbeeld een persoonlijke kwaliteit als hoogbegaafdheid. Maar ook bijvoorbeeld opgroeien tussen mensen die allemaal bezig waren zich aan hun klasse te ontworstelen, zoals dat eigenlijk voor iedere immigrant geldt.
    Ik heb ook de kant gezien, waarbij je uiterlijk een voordeel is. Zo is het bijvoorbeeld heel handig om bijna blank te zijn op de Antillen, omdat mensen je dan allerlei eigenschappen gaan toedichten, ook al heb je die zelf niet.
    Maar uiteindelijk zie ik dat het er allemaal omgaat om de onzekerheid in ons bestaan te minimaliseren. En dat doen we onder andere door te proberen de macht te grijpen en te behouden, indelingen te maken naar sekse, groepen te creëren en instand te houden en de tijd om een bepaalde manier te bekijken en anderen te leren of zelfs te dwingen op dezelfde manier als wij de wereld te bekijken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *