Esther Langen reageerde pas op dit weblog, en ik ging even langs op haar website. Interessant. Dus vroeg ik haar om een stuk te schrijven. Hierbij.
Wat me vooral trof is haar beschrijving van hoe de onderverdeling in ´ingroep´ en ´uitgroep´ ontstaat en uitwerkt. Zeg maar het wij- en- zij denken. De ingroep (wij) ziet het eigen positieve gedrag als een eigenschap, wij zijn goede mensen. Slecht gedrag is een gevolg van omstandigheden en de buitenwereld. Voor de uitgroep (zij) geldt het omgekeerde: negatief gedrag is een eigenschap van de groep, positief gedrag het gevolg van toevallige omstandigheden. Verhelderend.
Aan het woord is Esther Langen. Dank je wel, Esther.
Gezocht: bruggenbouwers
De kwestie van de Deense cartoons heeft veel losgemaakt in Nederland, en ook in de rest van de wereld. De manier waarop deze kwestie geëscaleerd is maakt dat een aantal mechanismen die aan fenomenen zoals racisme ten grondslag liggen, meer zichtbaar zijn geworden. Sommige mensen – waaronder Paul Scheffer – denken dat deze toegenomen uitgesprokenheid en de meer openlijke botsingen een positieve ontwikkeling zijn, waardoor we al botsend veranderingen in gang kunnen zetten. Ik denk echter dat de huidige ontwikkelingen eerder zorgwekkend zijn dan hoopgevend. De verhoudingen zijn zich aan het verharden, er is een vicieuze cirkel ontstaan van woede en wrok over wat de ene groep de andere groep heeft aangedaan en vice versa, een negatieve spiraal van groeiende haat aan beide kanten. Wanneer er een openlijk debat, een constructieve dialoog wordt gevoerd is dat natuurlijk juist heel goed, maar in de praktijk is er daarvan vaak geen sprake. Groeiende haat is geen goede basis voor een constructieve dialoog. Haat maakt blind, het maakt dat mensen door hun emoties overmeesterd worden en niet meer rustig, rationeel, feitelijk en zorgvuldig naar de materie kijken. De groep op wie de woede is gericht wordt als geheel zwart gemaakt, met sterke negatieve vooroordelen, stereotype beelden, generalisaties en overdrijvingen. Het allerbelangrijkste in het tegengaan van racisme is dat we onze medemens, wie het ook is, altijd volledig als mens blijven beschouwen – en daarmee als mens gelijk aan ons, niet als een duivel of monster. De werkelijkheid is gecompliceerd, goed en kwaad is niet zwart-wit zoals in een matige B-film waarin de boeven en de helden duidelijk herkenbaar zijn, het is een palet van allerlei kleurnuances. Om de menselijkheid niet uit het oog te verliezen is het nodig oog te hebben voor al die verschillende kleurnuances.
De sociaal-psycholoog Michiel Vliek geeft een heldere beschrijving van hoe zo’n proces van ontmenselijking in zijn werk gaat:
Mensen leven in een complexe wereld. Om grip te krijgen op de grote hoeveelheid indrukken die er op hen afkomen, proberen zij de wereld begrijpelijker te maken door hem te versimpelen. Mensen willen vooral graag het gedrag van de mensen om hen heen kunnen voorspellen en daarvoor proberen ze de mensen in hun omgeving te vatten in modellen, in te delen in categorieën. Maar deze versimpelde modellen vertekenen de werkelijkheid, mensen worden gereduceerd tot categorieën waar zij niet (volledig) in passen. Gedrag en houdingen van mensen worden toegeschreven aan de eigenschappen van de groep / categorie waarin wij hen hebben ingedeeld, niet aan de omstandigheden waarin het gedrag plaatsvindt of de persoonlijke eigenschappen van het desbetreffende individu. Mensen beginnen in “wij” en “zij” te denken, het “wij” van onze in-group die goed is en het “zij” van de buitenstaanders, de out-group die wij als slecht bestempelen (beschrijving onderscheid ingroup – outgroup is afkomstig uit “Stereotypen en vooroordelen: mogelijkheden tot verandering” van Margot Conté). Individuen worden gereduceerd tot groepsleden, een groep wordt in zijn geheel als goed of slecht beoordeeld. Mensen hebben in gedachten een abstract en onveranderlijk beeld gevormd van hun eigen groep en van de andere groep. De beoordeling van individueel gedrag is afhankelijk van de groep waar het individu toe behoord. Daarbij vindt er een vertekening plaats in de interpretatie van dat gedrag.
Een voorbeeld van deze vertekening in de interpretatie van gedrag afkomstig uit de in-group en de out-group:
• Positief gedrag van de in-group wordt toegeschreven aan de eigenschappen van die groep (ons gedrag is goed want wij zijn goede mensen).
• Negatief van de in-group wordt toegeschreven aan externe factoren waar de groep geen invloed op uit kan oefenen (het ging slecht maar wij konden daar niets aan doen, het lag aan de omstandigheden).
• Positief gedrag van de out-group wordt toegeschreven aan toevallige omstandigheden.
• Negatief gedrag wordt toegeschreven aan negatieve kenmerken van de groep.
Het wij-zij denken is een zwart-wit denken, wij zijn helemaal goed en zij zijn helemaal slecht. Dit wij-zij denken leidt tot groeiende polarisatie, een toename in de vooroordelen, stereotype beelden en discriminatie. Het gedrag van enkele extremisten wordt bijvoorbeeld gegeneraliseerd alsof alle moslims extremisten zijn. Wanneer we dit proces van polarisatie willen tegengaan, zullen we deze op haat gebaseerde generalisaties en simplificaties een halt moeten toeroepen en moeten we proberen met meer respect met elkaar om te gaan.
Mensen vertonen volgens Michiel Vliek vaak imitatiegedrag, zij doen elkaar na. Dit doen zij vooral wanneer zij zich met elkaar identificeren, wanneer zij zichzelf als hetzelfde beschouwen. Bijvoorbeeld tussen moslims en niet-moslims geldt dat wanneer er een sterk wij-zij denken is tussen deze groepen, dat voor beide groepen geldt dat mensen zich terugtrekken in hun “eigen groep”, dus dat gematigde moslims meer naar radicale moslims toetrekken en gematigde niet-moslims meer naar radicale niet-moslims. Daarmee neemt het vijandsdenken en de radicalisering in beide groepen toe en raken zij verder van elkaar verwijderd. Terwijl het – om de ontmenselijking tegen te gaan – juist nodig is dat de gematigden in beide groepen de banden met elkaar aanhalen. We moeten bruggen bouwen naar elkaar toe, geen muren opwerpen.
In deze tijd denk ik dat wat dat betreft juist van de autochtone kant een flinke inspanning nodig is. Vanuit de politiek en de samenleving wordt er voortdurend gehamerd op integratie, er zijn genoeg inburgeringscursussen en maatregelen om te stimuleren dat allochtonen zich de Nederlandse cultuur zo snel mogelijk eigen maken (niet dat die maatregelen altijd succesvol zijn). Aan het stimuleren van toenadering van allochtonen naar de Nederlandse samenleving toe en aan het tegengaan van radicalisering binnen deze groep wordt dus veel aandacht besteed. Maar aan de noodzaak van bruggen bouwen aan de kant van autochtonen wordt volgens mij op dit moment te weinig aandacht besteed. Een paar weken geleden zei Piet de Rooy in een artikel in de Volkskrant: “De grote vraag voor multicultureel Nederland is: Willen de migranten echt bij de samenleving horen? En: welke prijs wil die samenleving daarvoor betalen?” Om alleen deze vragen te stellen is volgens mij echter niet genoeg. De belangrijkste vraag is naar mijn mening: Welke inspanningen zijn autochtonen bereid te leveren in hun bijdrage aan het bruggen bouwen? Realiseren wij ons überhaupt dat er ook een inspanning noodzakelijk is van onze kant? De dominante cultuur in de Nederlandse samenleving blijft voorlopig de Nederlandse cultuur, maar dit betekent niet dat we in een pluriforme samenleving geen rekening hoeven te houden met andere culturen. Als mensen die cultureel sterk van elkaar verschillen op een goede manier met elkaar samen willen leven dan hebben zij daarvoor interculturele vaardigheden nodig. Vaardigheden op het gebied van communicatie – geduld, goed luisteren, empathie tonen, je verplaatsen in de ander – en in het algemeen een bewustzijn van dat er moeite gedaan moet worden om op een respectvolle open menselijke manier in contact te treden met andere culturen. Aan die vaardigheden ontbreekt het nog al eens in de Nederlandse samenleving…
Reactie van Klaas op zijn verzoek verwijderd.
Als iedereen zich moet inspannen dan dus ook de autochtonen. Het punt is dat alle integratieprogramma´s en beleidsvorming van de regering zich alleen maar richten op wat de allochtonen moeten doen. De gedachte dat integratie, letterlijk opnemen in een geheel, ook inspanning vereist van degenen die ´opnemen´ kom ik in ieder geval vrijwel nergens meer tegen. (Dat was vroeger echt anders)
ach ja…..vroeger was ‘alles’ anders 🙂
Ik bedoel dat serieus, Thea. Er waren jaren dat we over diversiteit spraken, daar les over gaven, bedrijven en organisaties zich daar bezig mee hielden, de overheid daar ook achter stond, en het heel normaal was dat het als een wederzijds proces werd gezien. De visie die toen werd ontwikkeld lijkt nu bijna afwezig. Ik bedoel dat niet als zo´n dooddoener als vroeger was alles anders.
dat begrijp ik Anja, ben het ook volledig met je eens. Ik vond alleen dat ‘vroeger was dat echt anders’ wat oubollig klinken, vandaar….Trouwens elk cliché, draagt een kern van waarheid in zich, anders zou het geen cliché zijn (geworden) 🙂
Bruggenbouwers is de titel van dit onderwerp.
En ik ben zelf een bruggenbouwer in lelystad waar ik woon.
Helaas blijkt dat wij en zij denken teveel de overhand te hebben. Als ik een bruggenbouwer wil zijn dan moet ik af van het denken in wij en zij, en mij concentreren op het menszijn zelf, dat lijkt simpel maar met alle polarisatie om je heen is dat heel moeilijk, het kost veel moeite om los te geraken van die stelling maar het is me wel gelukt, waakzaamheid blijft.
Ik zou graag mijn bijdrage op een hoger nivo willen brengen, en voel mij daartoe verplicht in het belang van allen. die verantwoordelijkheid mag ik als individu niet verzaken.