Ik zei al dat ik blij was met het boek van Mohamed Ajouaou, De moslim die ik ben. Notities over een rekkelijk geloof. Een boek om ons meer te informeren, meer te weten te komen en meer na te denken over de islam. De islam zoals die in Nederland, door Ajouaou, maar zeker door meer Nederlandse moslims beleden en beleefd wordt.
Ik denk dat het boek ook veel biedt voor moslims, al kan ik daar niet over oordelen. Ik maak vaak mee dat migranten, eerste, tweede, derde generatie voor wie het geloof in het land van de ouders nog vanzelfsprekend vermengd was met locale gewoontes en gebruiken, (zoals christenen een kerstboom hebben waarvan we maar zelden beseffen dat die niet christelijk is maar een locaal heidens symbool) nu in dit land opnieuw moeten doordenken wat ze van hun geloof willen behouden, welke gebruiken feitelijk niet zo islamitisch zijn, en hoe ze binnen het frame van hun geloof een ´pakket´ samenstellen waarmee ze binnen een niet-islamitisch land moslim en Nederlander kunnen zijn. Dat kan heel goed, neem ik waar. Ik volg dat proces met belangstelling. En met het boek van Ajouaou volgen we een deel van dat proces als het ware van binnenuit. Erg belangrijk dus voor niet-moslims die soms letterlijk niet weten waar ze het zoeken moeten tussen doemdenken en alarmerende berichtgeving, tussen rapportage die geen onderscheid maakt tussen migratie en geloof, tussen websites die alleen de korancitaten er uit vissen die negatief geinterpreteerd kunnen worden en geleerde boeken waar je toch al behoorlijk wat voorkennis voor moet hebben.
Want Ajouaou, die voor een ´rekkelijke´ islam is, waarmee hij niet bedoeld een verwaterde islam, maar een geloofspraktijk die gebruik maakt van de ruimte die gegeven is, heeft niet alleen een informatief boek geschreven, maar ook een persoonlijk boek. We zijn getuige van zijn overwegingen en keuzes. Dat vraagt om meedenken, om vragen stellen. Dat nodigt uit, en is dus ook ´rekkelijk´, dat wil zeggen, ruimte scheppend in de communicatie met niet-moslims.
Er komen veel onderwerpen aan de orde, in het boek dat grotendeels is samengesteld uit de columns die Ajouaou schreef tussen 1996 en 2005. Om te beginnen wat dat is, een islamitische identiteit. We (wij autochtonen zeg maar) hebben in Nederland de onhebbelijke gewoonte om moslims alleen nog maar te zien als moslims. Toen ik met Ceylan Pektas-Weber interviews maakte met veertien moslimvrouwen drong nog eens tot me door wat ik eigenlijk al wist: veel onderwerpen die dagelijks in de media worden besproken zoals de emancipatie van vrouwen, taalachterstand, moeilijkheden in de opvoeding, hebben veel meer met migratie te maken dan met geloof. Zoals Fadoua Bouali ook benadrukt, in haar kritiek op de dubbele seksuele moraal die ze ziet bij een deel van de jonge Marokkaanse Nederlanders: dat gaat niet mis omdat ze moslim zijn maar omdat ze te weinig moslim zijn. Ajouaou benadrukt dat hij niet alleen maar moslim is, maar ook vader, echtgenoot, adviseur, docent. Burger en Nederlander. Gewoon vader, niet moslimvader. Het begrip ´onderwerping´ als het gaat om de islam, alsof een gelovige niet zelf meer nadenkt wordt vaak verkeerd ingevuld. De koran, ik heb dat zelf ook geconstateerd, benadrukt nu juist voortdurend het zelfstandig handelen, het zelf nadenken. ‘ Vraag het aan je hart’, staat er letterlijk. In de koran staan in feite heel weinig richtlijnen en aanwijzingen, en die er instaan zijn uit de eerste eeuwen van de islam. Toen nog heel erg nodig, nu vaak niet meer van toepassing, en Ajouaou is geen voorstander van steeds maar bedenken van nog meer restricties. (Vraag aan Mohamed, ik kwam als vertaling in plaats van onderwerping ook overgave tegen. Is dat niet mooier? Minder slaafs?)
We vinden in De moslim die ik ben een verstandige verhandeling over de scheiding tussen ‘kerk’ en staat, waarvan veel autochtonen denken dat moslims daar niet voor zijn. Het geloof als grondhouding heeft wel degelijk met het openbare en politieke leven te maken, stelt Ajouaou, maar hij is voor het ‘ont-theocratiseren’ van het religieuze kader en het toepassen op het seculiere, openbare leven. Dus: vanuit die grondhouding meedingen en voorstellen doen voor de manier waarop een samenleving vorm moet krijgen, en dat conform en met eerbied voor de democratische spelregels en zonder te verwijzen naar een goddelijk mandaat.
Hoofddoeken: moslimvrouwen moeten het recht hebben er een te dragen, maar mogen zich ook wel afvragen waarom ze dat doen. Hoe sterk is het verband tussen het dragen van een hoofddoek en de religieuze ervaring? En is het wel gerechtvaardigd om vrouwen die geen hoofddoek dragen als minder moslim of minder gelovig aan te zien?
Meer: Het bestaansrecht van de islam zal niet zozeer een kwestie zijn van ‘het recht op godsdienstvrijheid’, maar zal afhangen van de mate waarin hij zich dienstbaar weet te maken om maatschappelijke noden als armoede te lenigen, mensen die buiten de boot dreigen te vallen bij te staan. Ajouaou stelt voor hoe, liever concreet mensen helpen dan schelden op de verderfelijkheid van de wereld. En mensen benaderen als autonome, integere mensen. Dus geen vijandschap tegenover christenen, joden, ongelovigen. ‘Elke uitleg van een religieuze tekst die mij vijandelijkheid jegens anderen of de ‘superioriteit’ van het moslim-zijn wil inpraten, kan rekenen op mijn afkeuring.
De onderwerpen die in het boek aan de orde komen zijn er te veel om hier allemaal te bespreken. Over vrouwenemancipatie en de ruimte voor vrouwen om te reizen en buitenshuis te werken. Over de huwelijksmarkt. Over naamgeving van kinderen. Over bankieren, begraven. Over de imams. Over dat laatste een vraag. Ajouaou stelt dat het nog veel te vroeg is voor een Nederlandse imamopleiding, maar dat stuk stamt al uit 1996. Imams zijn geen maatschappelijk werkers, staat er. Ze hoeven zich alleen maar bezig te houden met het geestelijk leven. En als de mentaliteit onder de moslimgemeenschappen verandert verandert ook de behoefte aan het soort van imams. Ik vraag me af of dat niet al aan de orde is. Ik was bij de inleiding van Van Koningsveld in Kampen, die het over de twee islamitische universiteiten had, en de behoefte die hij uitte aan meer woordvoerders, meer openheid naar buiten toe, meer deelname aan debatten. Dat hoeven uiteraard niet per se imams te zijn, maar waarom niet zij ook? Ik ben ook betrokken bij een project om moskeeen te maken die meer tegemoet komen aan de behoefte aan openheid, die meer geschikt zijn voor jongeren die geen diensten meer willen in het Arabisch of Turks, omdat hun gemeenschappelijke voertaal, over etnische scheidslijnen heen, Nederlands is. Ik zie dat er grote behoefte is aan een islam ´vertaling´ die toegesneden is op het Nederland van nu – het boek van Ajouaou zelf is daar een mooi voorbeeld van, dus vandaar mijn vraag: is de tijd voor een Nederlandse imamopleiding niet al ruimschoots aangebroken? Ik meen dat Van koningsveld daar ook al mee bezig is.
Een belangrijk hoofdstuk gaat over islamkritiek en de perspectieven van islamitisch burgerschap. Een begin van een spannend proces, zegt Ajouaou.
Het kan alle kanten op. Willen we dat tot een goed einde brengen, dan moeten we, ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid, moslims en niet-moslims, van rijksoverheid tot wijkniveau, er hard aan werken. Laten we dus nu vooral spreken van de potentie die de islam in zich heeft en die uitgebuit kan worden ten bate van goed burgerschap.
De intensieve beleving van de islam kan volgens onderzoek zowel voor als tegen integratie werken, zowel voor als tegen participatie en zowel opbouwend als ontwrichtend werken (de ultieme vorm hiervan is terrorismedreiging). Wat staat binding en loyaliteit in de weg? Het disqualificeren van andersgelovigen bijvoorbeeld. En waarden die het burgerschap versterken liggen in de koran, waar het werkwoord geloven vrijwel altijd vergezegd gaat van ´en goede werken verrichten´. Dat wil zeggen: arbeid, vrijwilligerswerk, wetenschap. De aansluiting bij de oemma, de geloofsgemeenschap van moslims, hoeft helemaal niet te botsen met de loyaliteit aan de samenleving als geheel. En het is goed om te benadrukken dat religie (islam) niet de enige weg is waarlangs moslims een positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving kunnen leveren.
Het boek eindigt met een briefwisseling tussen ene Theo en Ajouaou. Ik bewonder daarbij Ajouaou´s geduld, want Theo komt op mij over als het prototype van autochtone horkerigheid. In de trant van leg jij mij nou eens uit waarom die moslims zo tegen Hirsi Ali zijn. Dat legt Ajouaou uit. Theo ontkent gewoon alles en heeft dus zelf ook geen verklaring waarom die weerstanden bestaan. Gewoon omdat moslims nu eenmaal zo zijn, blijft er kennelijk over. In Theo´s laatste bijdrage stelt hij nog even dat er veel ´weerstand, verongelijktheid en agressie´ is bij de geloofsgenoten van Ajouaou. Geen woord over de weerstanden, verongelijktheid en agressie bij zijn eigen ´geloofsgenoten´. Een schoolvoorbeeld van alle problemen leggen aan de andere kant, en geen enkele hand in eigen boezem. Maar wat Ajouaou ondertussen, beleefd, geduldig, aandraagt aan uitleg en argumenten is de moeite waard. En petje af, ik had het allang halverwege opgegeven.
Ik heb het boek vooral gelezen als ´werk in uitvoering´. Het vraagt om meer, om vervolg, om discussie en dialoog, en alleen daarom al vind ik het erg waardevol.
Briefwisselingen als Theo-Ajouaou heb ik ook met enige regelmaat. Wat je ook zegt, het hebt altijd ongelijk, bent niet objectief, sluit je ogen voor de waarheid etc. De tegenpartij baseert zich alleen op feiten, is niet vooringenomen en heeft altijd gelijk. Heel leerzaam. Soms publiceer ik die briefwisselingen geanonimiseerd op mijn site of in mailgroepen, in de hoop dat anderen er beter door leren communiceren. Want wat Ajouaou doet is dé methode: netjes blijven, met argumenten komen, zoveel munitie aandragen dat de wederpartij aan zijn eigen vooroordelen gaat twijfelen, al geeft hij dat natuurlijk nooit toe. Je merkt dat wanneer die zichzelf gaat herhalen. Hij/zij merkt dat zijn/haar verhaal op drogredenen is gebaseerd, maar wil niet opgeven.
Bedankt Anja voor je commentaar.
Ik heb dit boek inderdaad in de eerste plaats geschreven voor niet-moslims, of in ieder geval voor een breed publiek. Om twee redenen: Voor mij is de hele Nederlandse samenleving mijn ‘Oemma’. Ik maak nauwelijks onderscheid tussen moslims en niet-moslims, en de islam (of het christendom, humanisme enz.) is iets dat de hele samenleving aangaat. De tweede reden -belangrijker- is dat veel moslims nogal deffensief reageren op mijn publieke inbreng als het gaat om de islam. Ik moest ook heel vaak meerdere keren uitleggen wat ik met mijn ideeen bedoel. Om maar een voorbeeld te noemen: als ik zeg: ‘wat ons (moslim, christenen, atheïsten, joden, agnosten, ietsisten enz.) bindt, dat is het mens-zijn en niet God of de profeten’, dan wordt dat verstaan in de zin van: ‘je ontkent de schepingskracht van God’ waardoor een belangrijke fundament van het geloof aangetast zou worden.
Maar tot mijn grote genoegen bereiken mij dagelijk berichten van moslims die zich herkennen in de inzichten van het boek. Het boek heb ik ook besproken voor de twee islamitische radio omroepen (NMO en IOM) het tv programma Metingpoint van NMO heeft hier een hele uitzending aan gewijd op 2 april. De ondervoorzitter van de Vereniging Imams Nederland wil grag dat ik voor zijn leden (imams) het boek presenteert. Individuele moslims bellen met de mededeling dat het boek hun identiteit heeft verstertk. Een studente (praktiserend en met een hoofddoek en al)meldde mij dat de ’theorie van rekkelijkheid’ goed aanslaat en herkenbaar bij haar is. Op maroc.nl woedt een heftige discussie over mijn inzichten (deels verwoordt in een interview die ik voor de Brabantse dagblad gaf op 23 maart getiteld ‘het kronkelende pad van een rekkelijke moslim’ kwamen ruim 230 reacties. Allemaal goed nieuws.
Wat jouw vraag betreffende de imamopleiding, ik heb het artikel uit 1996 waarin ik me verzet tegen de inmening van de overheid met de imamopleiding, met opzet opgenomen. Ik wilde laten zien dat de nood nu zo hoog zit dat zelfs met dat principe pragmatisch omgegaan moet worden. In latere artikelen heb ik de noodzaak van de imamopleiding juist verdedigd. Tussen maart en juni 2005 heb ik persoonlijk zitting genomen in de Adviescommissie Imamopleidingen die de ministers Verdonk en Rutte adviseerde over nieuwe initiatieven voor imamopleidingen.
Jouw voorkeur voor ‘overgave’ boven ‘onderwerping’ als het gaat om de vertaling van ‘islam’ vind ik op zijn plaats. Maar beide moeten niet letterlijk genomen worden. Omdat een letterlijk lezing zwakke, zielige verlamde gelovigen kan opleveren.
nogmaals, bedankt voor je tijd.
Mohamed Ajouaou
Hendrik,
ik zal op uw sitekijken , misschien dat ik die gesprekken kan opsporen. Zelf heb ik Theo als een zeer aangename gesprekspartner ervaren. Dat wil zeggen: ik heb veel erger meegemaakt. Ook in gesprekken met moslims. Theo was soms moeilijk te overtuigen, maar hij LUISTERDE wel vind ik en zocht bovendien bewust naar verklaringen waarom hij niet overtuigd kon raken of bepaalde zaken zich moeilijk kon voorstellen. Wat ik in ieder geval van hem heb geleerd is dat wat voor mij vanzelfsprekend is, voor een ander niet zo is. Er moet dus gepraat worden.
En ja dat geduld, dat zit in mij als onderwijzer in de genen, maar geduld zouden we vaker moeten opbrengen.
met groet van
Mohamed Ajouaou
Beste Mohamed, een van die discussies heeft hier (http://www.abubakker.nl/dialoog.htm) gestaan, maar het is door een technisch probleem verloren gegaan. Ik vind dat soort discussies heel leerzaam. Zelfs als ze niet luisteren merk je dat wat voor jezelf vanzelfsprekend is, dat voor een ander niet zo hoeft te zijn, en dat helpt je weer in je communicatie met anderen. Dat zal je nooit in je ivoren toren kunnen ontdekken. Daarom is het soms wel zo nuttig een tijdje in gesprek te blijven, ook al heb je het idee dat je inhoudelijk toch niet verder komt.
Ik ben nu weer op een forum voor de zoveelste maal in gesprek met een dominee die maar blijft vasthouden aan het idee dat ‘de islam’ onverdraagzaam is, nu naar aanleiding van de Afghaanse christen. Misschien ken je dat forum: MoslimMedia yahoogroups. Voor jou ook heel handig om op de hoogte te blijven van het nieuws over molims in (vooral) de Nederlandse dagbladen.
Mocht je eens een bijdrage aan mijn site willen leveren, neem dan even contact op.
Een rekkelijke islam als brug tussen oost en west? Indien zo waarom [b]lijkt de auteur de scheiding tussen kerk en staat buiten beschouwing te laten.
Beste Truus,
kunt u aangeven hoe u tot de conclusie bent gekomen dat de auteur de scheiding kerk en staat buietn beschouwing laat?
m. ajouaou
Ik vind de manier waarop meneer Ajouaou naar zaken kijkt wel goed maar soms slaat hij de plank ook goed mis.
Islam heeft twee bronnen zoals bekend is, de Koran en de praktijken van de Profeet, zowel verbaal als non-verbaal. De Profeet (Vrede Zij met Hem) heeft de Koran uitgelegd met toestemming van God. Inderdaad, in de Koran staat niets over een hoofddoek want de Koran treedt niet in detail. Ook staat in de Koran niets over de manier waarop het gebed verricht moet worden.
Beide zaken zijn door de Profeet toegelicht met toestemming van God. De volgelingen vroegen aan de Profeet hoe een vrouw zich moest bedekken en de Profeet liet zijn handen en zijn gezicht zien en zei: “buiten deze plekken moet de vrouw de rest van haar lichaam bedekken”. Ook gaf de Profeet aan hoe het gebed, vijf keer per dag, verricht moest worden.
Kortom, hoofddoek is wel degelijk een onderdeel van het islamitische geloof en staat vast dat het gedragen moet worden door een vrouw maar het is niemand toegestaan om daarin dwang te gebruiken want ook dat staat in de Koran en is bevestigd door de Profeet: “dwang is niet toegestaan” en het is helemaal niet aan een derde om te beoordelen of iemand wel of niet een gelovige is of te beoordelen of iemand wel of geen goede moslim is. Dat is alleen aan God.
Een vrouw, zoals mijn vrouw, die zegt dat ze om de een of andere reden niet het hoofddoek wil dragen kan als volgt handelen: “ik draag het niet en ik hoop dat God me dit vergeeft” maar zij kan niet zeggen: “hoofddoek is onzin en het is zeker geen verplichting”.
Het bovenstaande staat en valt met de sterkte van je overtuiging over de zes geloofspunten volgens de Islam. Hoe sterker deze overtuiging hoe meer het praktiseren uit liefde gebeurt en hoe zwakker deze overtuiging en hoe meer men alles gaat zien als een verplichting. Dat geldt voor elke omgeving, je werk, je sociale omgang, je studie, je hobbies etc. etc. Als het niet uit je hart komt dan doe je dingen omdat het hoort volgens de algemene normen en ga je naar een verjaardagsfeest omdat het moet en het niet netjes is maar als het uit je hart komt dan doe je al hetgeen wat je doet met heel veel plezier en geniet je er ook van.
Dit geldt ook voor het praktiseren van je geloof. Hoe sterker je overtuiging over de grootheid en barmhartigheid van God, hoe meer je met plezier knielt omdat je je dankbaarheid wil tonen.
Het bovenstaande geldt ook voor het dragen van een hoofddoek.
Allahoe Akbar! zegt een moslim omdat hij zich ervan bewust is dat God hem een maag heeft gegeven die zelf van vlees is en alles verbrandt wat hij eet, dus ook vlees, maar zichzelf niet verbrandt. Net een kachel die van hout gemaakt is, als brandstof hout heeft maar zichzelf niet opbrandt.
Allahoe Akbar zegt een moslim omdat de zuurstofgehalte in de lucht 21% is, precies de juiste hoeveelheid die nodig is om het leven mogelijk te maken, was het 22 dan zou alles in de fik gaan, was het 20 dan zou het maken van vuur nooit mogelijk geweest zijn.
Allahoe Akbar zegt een moslim omdat hij elke ochtend in de spiegel kijkt en versteld staat over de plaatsing van zijn ogen, zijn neus en zijn mond en hij denkt de locaties van deze organen hadden ook anders gekozen kunnen zijn, bijvoorbeeld ogen onder mijn oksels of neus op mijn achterhoofd; wat zou het dan lastig zijn geweest om soep te eten.
Allahoe Akbar zegt een moslim omdat hij weet dat elke orgaan in zijn lichaam de benodigde voedingsstoffen krijgt terwijl het enige dat hij doet is voedsel in zijn mond stoppen, kauwen en doorslikken. De rest gaat vanzelf.
Allahoe Akbar zegt een moslim omdat hij zich ervan bewust is dat hij per jaar 1,5 ton voedsel verorbert maar slecht een aantal kilos aankomt.
Allahoe Akbar zegt een moslim omdat hij zich ervan bewust is dat de suikerpeil in zijn bloed, hoeveel suiker hij ook verorbert, gelijk blijft…
Waar hij staat kan ook zij worden gelezen. Geen onderscheid…
En een moslim die bij al deze zaken stilstaat volgens de lessen die hij getrokken heeft uit de Koran en de praktijken van zijn Profeet, praktiseert met liefde en overgave zijn geloof en zijn religie…
Dan is er geen verplichting meer, dan is er geen moeten meer, dan is het geen ballast meer…