(Huweida)
(With summary)
De laatste ochtend op het kantoor in Gaza. Fatma en Mohammed zijn de laatste papieren in orde aan het maken, een financieel jaarverslag dat Leo weer nodig heeft om de volgende aanvraag in Nederland te doen. Per mail gaat er nogal eens wat mis, dus alles wat ik mee kan nemen is meegenomen. De bonnen voor Novib worden gekopieerd. Huweida komt binnen, Fatma’s zusje, die gaat Fatma helpen, als vrijwilligster, met de aanvragen voor het Liliane Fonds, omdat Maha geen tijd meer heeft vanwege haar studie die ze af moet maken.
Er is een vrolijke stemming, de spanning is er af, de training ging goed, het NCCR is door veel mensen bedankt dat ze dit georganiseerd hebben. We maken grappen. Over katten en koeien en seks, alle aanwezige vrouwen zijn getrouwd dus het kan, die weten van wanten en lachen mee. Fatma en ik hebben ons eigen internationale projectje, voor ‘future slim women’. We gaan op hetzelfde dieet en houden kontakt, en Khaled is de jury. Huweida wil niet meedoen, die blijft lekker dik. En Maha mag niet meedoen, want die is al dun genoeg en die snapt er niets van hoe wij lijden, als Fatma geen ijsjes mag eten en ik geen whisky meer in de cola light mag gieten, maar Maha’s moeder mag in de club. Zo komen we de oorlog door.
(Fatma)
(Khaled)
Aantekeningen voor het verslag voor Novib. Wat hebben we nu eigenlijk gedaan, met onze leiderschapstraining? Jan is gewend om ter plekke te zien en te beslissen wat er nodig is. Annelies is een scherpe observator die vragen stelt. Voor dat ze weg gingen hebben we in de flat besproken wat we geleerd hebben van deze training. Een paar notities:
We werden geconfronteerd met actuele spanningen tussen de verschillende groeperingen in Gaza. Een paar mensen waren bang dat die spanningen tot uitbarstingen zouden leiden in de training. Tegelijk weten we dat er een grote behoefte is aan eenheid, omdat iedereen beseft dat vooral Israel er baat bij heeft als de Palestijnen elkaar gaan bevechten. We hebben dus niet direct gefocussed op de onderlinge verschillen. Maar door iedereen persoonlijk te laten focussen op de belemmeringen die elk apart ervaart in het uitoefenen van sterk en inspirerend leiderschap, en door iedereen zichtbaar te maken in hun zwakke punten, verdriet, onzekerheden, gebeurde het dat mensen opnieuw naar elkaar keken, en het gevoel van eenheid, we horen bij elkaar, we hebben elkaar nodig, opnieuw een gevoel van eenheid opriep. Het lijkt een paradox, dat je om dat gevoel van eenheid weer terug te krijgen moet focussen op wat ieder apart beleeft.
Door de hele training heen bleef er een relatie in stand tussen wat iedereen persoonlijk ontwikkelt en de maatschappelijke situatie. In de eerste plaats was het belangrijk dat wij zeiden waar we stonden, en onze excuses aanboden voor Europa en onze eigen regering. Er is een begrijpelijke allergie tegen westerlingen die op oude koloniale wijze wel even komen vertellen wat zij anders moeten doen. In die spanning moeten wij als trainers opereren. Aan de ene kant is het waar dat wij als westerlingen aan komen zetten met methoden die ze nog niet kennen en waarvan wij denken dat ze er iets aan hebben. Aan de andere kant moeten wij er dus voor zorgen dat ze ten allen tijde het gevoel houden dat zij zelf beslissen wat ze over willen nemen en wat niet. Dat is goed gelukt.
Ten tweede was het belangrijk om het besef vast te houden dat de persoonlijke ontwikkeling om effectiever te leiden uiteindelijk de gemeenschap ten goede komt. Dat werd heel duidelijk in alle persoonlijke voorbeelden: een vrouw die veel te bedeesd is, wat hoort bij de socialisatie die ze daar kennen, beseft dat ze niet zo bang moet zijn om als vrouw niet aardig gevonden te worden, en letterlijk haar stem op moet zetten. Een man die als overlevingsstrategie te rigide is geworden, beseft dat hij daarmee een te grote afstand creeert tussen hem en de mensen die hij moet leiden. Ze zijn te bang voor hem.
We hebben het dus ook over culturele paradigm shifts. In de Palestijnse cultuur wordt emoties tonen, zeker voor mannen, gezien als zwakte. Dat wordt versterkt door de bezetting, die al zo lang duurt dat niemand meer weet hoe het zou zijn om een normaal leven te lijden. Verdriet, rouw, worden ervaren als een luxe, als je laten gaan. Be strong! is wat mensen elkaar vaak zeggen. Wat we in de training hebben laten zien, is dat kwetsbaarheid tonen geen teken van zwakte is. ook niet voor mannen. Dat je daarbij elkaars ondersteuning nodig hebt, want ingeslepen patronen doorbreken, waar je je zo lang aan vast gehouden hebt om te overleven, dat doe je niet alleen. We fungeren daarbij ook als rolmodel. Ook wij laten onze emoties zien, lopen niet weg als de tranen over onze wangen lopen, en laten zien dat dat niet in de weg hoeft te staan om te blijven leiden. We laten ook zien dat wij als trainers onderling elkaar blijven coachen.
Wat de mensen van elkaar hebben kunnen zien is ieders eenzaamheid. Ook dat lijkt paradoxaal, dat onder de sterke saamhorigheid, en het elkaar helpen te overleven, zoveel persoonlijk isolement aanwezig is. Wat onze collega Gerda eens zei: de grootste schaarste na de oorlog is niet voedsel naar aandacht. Geen van de sterke mensen die aanwezig was is gewend om zelf om aandacht te vragen. Maar nooit je eigen zorgen en onzekerheid kunnen delen, maakt leiderschap ineffectiever: het uit zich in ongeduld met mensen die niet even sterk zijn, bijvoorbeeld, in irritatie met de zwakte van anderen, in het niet kunnen aannemen van kritiek: zeur niet zo. Bij veel van de participanten zagen we dat kwartje vallen, hoe hun eigen gedrag precies produceert bij de anderen waar ze zelf het meest allergisch voor zijn. Te rigide leiderschap produceert passieve en angstige medwerkers. Mooi was ook hoe de mensen van het NCCR die al jaren door ons getraind worden het voorbeeld konden geven. Khaled kon vertellen hoe hij van een tamelijk autoritaire leider die door velen onbenaderbaar werd gevonden veranderd is in een leider die nog steeds de touwtjes stevig in handen heeft, maar bereikbaar is geworden voor kritiek, en daarmee een veel democratischer bedrijfscultuur heeft ingezet. En Mohammed en Fatma konden vertellen dat de ruimte die ze daardoor kregen heeft gemaakt dat ze in hun rol zijn gegroeid, en veel meer verantwoordelijkheid zijn gaan nemen.
Verder was het belangrijk om onder ogen te zien dat iedereen in Gaza in meer of mindere mate getraumatiseerd is. Inzicht in wat dat kan betekenen is belangrijk om er mee om te gaan. Tegelijk kon Jan verwoorden dat het heel belangrijk is om mensen niet als slachtoffers te benaderen, maar als sterke overlevers. Dit weten we van onze kennis in het werken met getraumatiseerde mensen, aan werkelijke verwerking kom je pas toe als het gevaar is geweken. En dat is in Gaza nog helemaal niet het geval. Door heel duidelijk ons respect en waardering te tonen voor de mate waarin ze in staat zijn te overleven en door te gaan, ontstaat er ruimte om toch, zelfs onder die omstandigheden, iets van de rigiditeit van overlevingsmechanismen te laten vieren. De motivatie daarvoor komt voor uit het inzicht dat dat effectief leiderschap ten goede komt. Wat wij als trainers tonen is een grote compassie met de situatie waar ze in zitten, maar we maken ze nooit zielig. We benaderen ze niet als slachtoffers, al zijn ze dat wel degelijk, maar als autonome mensen die hun eigen leven en dat van hun gemeenschap zelf in handen willen houden.
Een andere paradox is dat wij daarbij heel goed kunnen assisteren juist omdat we buitenstaanders zijn, die geen deel uitmaken van de gemeenschap, geen eigen belangen hebben, en vooral, nog werkelijke vrije aandacht hebben voor wat eenieder heeft meegemaakt. Ik ben er erg van overtuigd geraakt dat we als betrokken buitenstaanders een functie kunnen hebben om iets op gang te helpen – dat ze vervolgens zelf overnemen, wat ze juist omdat ze verstrikt zijn in hun eigen situatie, en er bijna geen plek meer is van waaruit je onbevangen naar je eigen situatie kunt kijken nauwelijks op kunnen brengen. Om het met andere woorden te zeggen: we lenen ze onze ogen. Soms lenen we ze zelfs onze tranen. Er was een man, een militair, die zo strak stond van de zelfbeheersing, dat er geen piepje emotie meer uitkon. Toen Jan vroeg of hij zich vaak eenzaam voelde knikte hij alleen maar. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. Alsof ik de vrijheid heb om de tranen te laten komen die hij zichzelf niet durft toe te staan.
We hebben er onderling nog een heel gesprek over gehad onder welke voorwaarden je zulk cultuuroverstijgend werk kunt doen. Ook al hadden wij de leiding, die strak werd aangehouden, en gaven wij de theorie en de opdrachten, onderdoor moet het voelbaar blijven dat we dat niet uit een westerse houding doen van wij weten beter wat goed is voor jullie, maar vanuit een diep respect en een sterk gevoel van gelijkwaardigheid. Zonder dat werkt het niet. Annelies stelde ons nog de kritische vraag of we niet toch bezig waren om westerse normen op te dringen. Op een bepaalde manier doen we dat. Ik ben daar ondertussen niet meer zo bang voor. In elke cultuur zitten elementen waar we zelf blind voor zijn, en die niet effectief zijn om verder te komen. In onze cultuur is dat bijvoorbeeld een te ver doorgevoerd individualisme, waardoor we saamhorigheid en solidariteit weer opnieuw moeten uitvinden. Op dat vlak kunnen we veel leren van de Arabische cultuur – ik weet niet eens of er een woord is voor solidariteit. Ik had er tenminste veel moeite mee om dat uitgelegd te krijgen. Maar dat westerse cultuurelement, aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling, dat we daar inbrengen, is een aanvulling waar zij weer veel profijt van kunnen hebben. En daar onderdoor is er zoiets als universele menselijkheid dat herkenbaar is dwars door alle cultuurverschillen heen. Eenzaamheid snapt iedereen. Dat je elkaar nodig hebt snapt ook iedereen.
Ik heb al eerder de ervaring opgedaan hoe leuk en spannend het is om met cultuurverschillen te spelen, in plaats van ze alleen als een belemmering te zien. Het hangt er maar van af met welke houding je dat doet. Een voorbeeld. Palestijnen zijn vanuit hun cultuur ontzettend beleefd. Kritiek uiten tegen een gast, en dan ook nog een die gratis en voor niks naar Gaza komt om je te ondersteunen, het is bijna ondenkbaar. Maar kritiek uiten, feed back geven, is niet alleen een goede oefening in een democratische organisatie, wij als trainers hebben het ook nodig om te weten of dat wat we doen met ze goed aankomt of dat we het bij moeten stellen. Wat we gedaan hebben is om die cultuurverschillen te benoemen. Open te gooien. Ik zei: luister, jullie zijn de meest beleefde mensen die we kennen. Wij zijn lang niet zo beleefd als jullie, en ik denk dat jullie ons met onze directheid vaak lomp vinden. (Het gelach bewees dat ik daarin gelijk had) Maar we hebben niet altijd tijd voor zoveel beleefdheid. We willen graag weten wat jullie echt denken. Vervolgens deden we een feed back oefening, waar we iedereen vroegen niet alleen te zeggen wat wij goed deden, maar ook wat ze vonden dat we moesten verbeteren. Dat gaf in het begin een boel gegiechel en verlegenheid. Maar het werkte. Nu hoeven we zelden meer te vragen om kritiek en feed back. Iedereen van het NCCR weet nu dat we ze niet onbeleefd en ondankbaar vinden als ze met ons van mening verschillen en dat we niet weglopen voor een pittige discussie. Onderling zijn ze nu ook veel meer met feed back gaan werken. Mohammed vertelt zelfs hoe hij dat thuis ook doet, met zijn vrouw, en dat zijn huwelijk daar reuze van is opgeknapt. Cultuurverschillen zijn dus niet heilig. En soms zijn delen van onze cultuur ook handig voor hen. Maar dat werkt alleen wanneer dat niet gepaard gaat met arrogantie of een onbewuste kolonialistische houding maar met respect.
Dat is ongeveer wat we bedachten over de principes van onze training.
Ik ben benieuwd of dat een beetje overkomt.
Summary: in this article I tell a little bit about the morning after the training, how we are all relaxed and joking, because everything went well. I tell people that Huweida is coming to work as a volunteer, and how Fatma and me started the future slim women club.
More seriously I try to formulate what are the principes of us working together. For instance, that we don’t treat the participants als victims, but as survivors, and that we have a great respect for the Palestinians for the way they survive. But I also talk about the loneliness of leaders, and how everybody needs support. I talk about culture differences, that Palestinians are very polite, but sometimes too polite, because as trainers we need also feed back. Annelies, Jan and me had a deep discussion about the question do we push you to do things in de western way and are we allowed to bring in things from our own culture. My answer is that yes, we are allowed to do so, as long as we are transparent and honest about it, and you as the participants in our training always keep the freedom to decide what you want to learn from us, and always keep your own responsibility. Culture differences are not holy, we can learn from each other, if we treat each other as equal beings, with respect.
“Het lijkt een paradox, dat je om dat gevoel van eenheid weer terug te krijgen moet focussen op wat ieder apart beleeft.”
Ik kijk daar niet van op. Als je weet wat iemand drijft, wat erachter zit, dan wordt het een stuk begrijpelijker. Ook al zou zo iemand zijn houding niet veranderen, dan is het voor degene die de training ook meemaakte toch makkelijker om met zo iemand om te gaan.