Dagboek 10 juni 2006

Vandaag even geen grote wereldproblemen. Een reden dat ik niet met een dik stuk begin vandaag is dat ik laat ben begonnen. Ik sliep namelijk uit. Dat is in mijn huishouding een gebeurtenis. Ik heb namelijk katten.

Ik had het daarover met kind toen we gisteren in de zon bij de Mexicaan zaten te eten. Ik kloeg dat ik nooit meer uit kan slapen. Dat gaat namelijk zo. Josephine en Kobus slapen op het voeteneinde van mijn bed. ’s Ochtends om een uur of half zes als de interne wekkertjes afgaan en de maagjes beginnen te knorren stellen ze zich op naast mijn hoofd en beginnen daar uit voorpret alvast te knetteren. Dan speelt zich tussen die twee een klein dialoogje af, ik hoor het wel al denken ze van niet.
Is ze al wakker?
Ze is al wakker, haar ogen knipperen.
Is niet.
Is wel, kijk maar.
Vervolgens krijg ik een poot in mijn gezicht.
Zie je wel? Haar ogen knipperen. Ze is wakker.

Dan sta ik maar slaapdronken op, want mijn wekker kan ik wel uitzetten, die katten niet, tenzij ik er brokjes in stop. Energiek bolderen ze voor mij uit de trap af, elke ochtend even vrolijk, joepie! Dag is begonnen! Hapjes!

Uitslapen kan ik dus alleen in hotels. Je hebt ze ook niet opgevoed, zegt kind. Kan hij weten. Opvoeden is nooit mijn sterkste kant geweest.
Je hebt toch deuren in je slaapkamer? Waarom doe je die niet dicht?
Omdat de poezen dat niet goed vinden, zeg ik.
Naaah, zegt kind, wie is er in jouw huis nou de baas?
Nou, ikke niet, dat is wel duidelijk, en ik leg iets uit over verworven rechten.
Huh, zegt kind.

Toch proberen. Lok de katten naar beneden voor een hapje, ga zelf naar boven en doe de deuren dicht. Dat vinden ze inderdaad niet goed. Josephine is op het binnenbalkon gaan zitten en doet donk donk donk met haar vuistjes tegen de deur. Dat gaat daarna over in skratsj skratsj skratsj als ze probeert de deur open te krabben met haar nagels. Kobus zit op de andere trap voor de deur en piept. Miiiiiieeeeeehhh!

Het is namelijk een misverstand dat katten miauwen. Ik ken katten die blaten, ik ken katten die mekkeren en Kobus, ons huiswatje, die piept. Ik ken niet een kat die miauw zegt als ze miauwt. Of het moet een hele allochtone zijn. Of een Frieze, misschien.

Ik doe een kussen over mijn hoofd en blijf stoicijns. Opvoeden! Nu! Ik hoor een paar kopjes in scherven op de grond kletteren als Josephine zich via een plank met serviesgoed toch nog een toegang naar binnen wil forceren. Niet op letten. Slapen.

Lezers, het is gelukt. Ik werd pas om half acht wakker. Twee uur gewonnen. Ik deed de deur van de slaapkamer open en daar zaten de zondaars mak op de bovenste tree van de trap op me te wachten. Brokjes gegeven. Scherven opgeruimd. Vanavond proberen we het weer. Hoewel ik hun warme gewicht aan het voeteneinde van mijn bed wel mis.

En morgen weer wereldproblemen.

(PS. Helaas. De wereld kwam weer met geweld bij me binnen. Gaza. Godverdomme. Zie hierboven)

14 gedachten over “Dagboek 10 juni 2006

  1. Hahaha, zo herkenbaar! Met dien verschil dat ik er één heb en geen twee. De moeder van mijn huidige poes miauwde niet en spinde zelfs niet. Heel raar. Maar deze weer wel!
    Ik heb de mijne zo opgevoed dat als ik slaap zij ook moet slapen. En ze mag pas wakker worden als ik het ook ben 🙂 Goed he? Verder tijdens de Ramadan is ze heel handig, dan komt ze mij s’ochtends vroeg op de juiste momenten wakker maken zodat ik een maaltijd kan nuttigen. Inderdaad met een poot op mijn gezocht. Zonder haar nagels uit te steken! En dan miauwt ze heel zachtjes, bijna niet te verstaan. Ze gaat dan net zo lang door tot ik er aan toegeef.

    Ze zijn wel leuk!

  2. Jamaar, lieve schat, geef je kat dan ook *’s avonds* eten! Dan ben jij de eerste die om 12 uur uit haar bed stapt! Flink volproppen dat bakje, ’s avonds, en na een week zijn ze eraan gewend. Heus waar.

  3. Ik geef ze ’s avonds ook te eten, Anne-Marie. Als ik in de keuken kom en het gemauw begint dan zeg ik streng tegen ze: jullie dachten zeker dat je wat kreeg als je zo blijft zeuren, en dan geef ik ze wat. Wat ik er ook inprop, half zes ’s ochtends heeft het honger.

    Misschien moet Josephine (tweede generatie allochtoon, ouders uit Istanboel) les bij jou, Abdel Hafid. Ze hebben een ander idee over ‘wakker’. De techniek is wel ongeveer hetzelfde, alleen besluit Josephine als ze eenmaal begint met haar poot uit te steken naar mijn gezicht dat als ik niet snel toegeef dat ik eigenlijk al wakker ben de inzet van nagels wel gerechtvaardigd is. Ze voert de druk dus zachtjes op. Het eindigt er mee dat ze op mijn hoofd gaat zitten. Daar kan ik niet tegenop, dat begrijp je.

    Harstikke wakker, Henk. Ik mag van jou zeker ook niet zeggen het woei?

    Ik hou erg van de poezen, maar als ik ze af en toe een halfuurtje haat, zoals iedereen een geliefd kind wel eens een keer achter het behang wil plakken, dan denk ik waarom heb ik toch katten. Het zijn net darmkanalen vermomd als bontjasjes met puntoortjes er op. Reuze decoratief, dat wel. Maar het gaat maar door, aan de ene kant er in en aan de andere kant er weer uit. En maar sjouwen met blik en kattebakkengrind want ooit eens zelf een boodschapje doen is er ook niet bij.

  4. Wát een “feest” der herkenning. Ik ben gelijk weer terug in de tijd dat er twee van die merkwaardige wezens bij mij in huis wilden wonen. Wakkermaken ging een beetje anders: Men neme een rooie kater van theemutsformaat en die noem je PluisJE… Deze heer onder de katers wist een methode die iedereen het bed uit zou krijgen en vlug ook. Hoe dan? Nou, eenvoudig, je gaat aan het hoofdeinde van het bed zitten, naast het kussen. Dan buig je je licht voorover, zoekt een strategisch plekje op en hapt toe! Volgens mij heb ik tientallen bijtlidtekens op mijn schedeldak…. Net niet hard genoeg om te gaan bloeden, maar hard genoeg om me zeer fluks het bed uit te sturen… Tommie zat op de grond bij de deur toe te kijken en zodra ik een been buiten bed zwaaide, rende hij voor me uit naar de keuken. Nee, niet miauwen, maar een hees MIEE MIEEE!! PluisJE was iets te vroeg gecastreerd en had een stem van een Wiener Sängerknabe. Heel hoog. Mal is dat hoor, om zo’n enorm rood monster zo’n kinderstemmetje te horen. Maar ik durf je te wedden dat je een nieuw servies zult moeten aanschaffen en de deur weer open zult moeten zetten, want wat eenmaal in die koppies zit, raak je niet meer kwijt. Het allerergste was nog, dat de beide heren, zodra ze zagen dat er ontbijt geserveerd was, ze na even snuffelen zonder op of om te kijken naar de woonkamer liepen en in hun mand kropen om nog even bij te slapen… Tja… 😉

  5. Na bijna zestig jaar tussen de katten te hebben gebivakkeerd, kan ik niet anders dan beamen wat je hier zo sappig verwoord hebt, Anja! Een haat-liefde-verhouding warin de liefde het toch altijd weer vrij gemakkelijk wint. Op het gebied van het met wisselende motivatie in goede banen leiden van kattenpis, kattendrollen en kattenkots behoor jij dus ook inmiddels tot het gestaalde kader, als deze twee eigenwijze creatievelingen tenminste niet je eerste katten zijn.

    Ook ik ‘kloeg’ regelmatig steen en been, en ‘wier’ soms weleens bijkans kwalijk van de viezigheid die ik soms op moest ruimen als er ’s morgens na het gras-eten zo’n prakje kots en soms nog erger op de vloer lag. (Als Henk ook katten heeft, kan hij in elk geval uit de context opmaken op welke Sisyphusarbeid hier gedoeld wordt).

    Katten…ze herinneren ons eraan dat we niet alleen voor onszelf op deze aarde zijn, en dat ook andere levende wezens recht hebben op een redelijk leven, ook als ze dat heel anders invullen dan wijzelf gewend zijn.

    Een kostelijk stuk, Anja… en eigenlijk ook een doordenkertje; voor mij even belangrijk als dat boeiende stuk van Van Bommel; dat meen ik echt.

  6. Gestaalde kader, dat vind ik in dit verband wel geestig. Want inderdaad. Ik herken zo het zachte geloei van een misselijke kat. Dan pak ik alvast een doekje. En ja hoor, wok wok wok WOK KOTS! Dat is nog niet zo erg. Minder leuk is met je blote voeten in zo’n kouwe kledder als je het niet hebt gemerkt.

    De poezen in mijn leven. Patsy die eigenlijk Cleopatra heette en Max en Miepie die eigenlijk Louise heette en Piewie en Saartje en Poe en Poekeltje. Allemaal persoonlijkheden. Ze staan me nog heel scherp voor de geest.
    Ik heb er ook eens een boekje over geschreven, dat heette geliefde ramp. Dacht iedereen meteen weer dat het over mannen ging.
    Nee hoor.
    Poezen.

  7. P.S.
    Ook namen we weleens zielepietjes mee uit het buitenland. eerst Sipan, van het eiland Sipan bij Dubrovnik – verstoten door de moeder die al gauw gezien had dat hij verminderd levensvatbaar was; kreeg later regelmatig epileptische aanvallen; werd toch nog bijna vier jaar. Ze had altijd vieze ogen die door onze Yorkshire werden schoongemaakt; later Bisou, door een Fransman vlak voor de vakantie gedumpt op de Aire de Robeval, 20 km boven Parijs; ze liep daar, plm. zes weken pas, in de regen te mauwen op de verlaten aire, geen huis in de verre omgeving te bekennen…

    De mensen hebben zichzelf tot heersers over de dieren gebombardeerd, en hebben nu even – met al die soms ten kwade gebruikte hersens van ze – de macht gegrepen – voorlopig, tot de insecten het weer van ze zullen overnemen.

  8. Arme Henk! 😀
    Mijn avonturen met katten begonnen in de zomer van 1972, toen ik in het Rotterdamse Dierenasiel aan de Abraham van Stolkweg een grijs gestreept katerkitten ging halen en dat Gijs zou noemen en met een zwarte poes met een wit sterretje op haar borst en al vier en een halve maand oud was. Ze zette zich af met vier voetjes tegelijk en verhaarde als een gek. Katten doen dat als ze bang zijn. Eenmaal thuis hebben mijn vriendin en ik echt alle namen die we maar konden verzinnen op het diertje uitgeprobeerd tot aan Lady Godiva aan toe (ja, weet ’t, ze was wel een lady, maar met al dat haar geen Godiva!). Ze reageerde enthousiast op, jawel, Poekie. Van een Molukse collega hoorde ik wat het betekende en begon het gelijk sjiek te schrijven als Pooky, want dat kon je ook nog als pookie uitspreken. En een pook is ook zwart. Poek dus. Het: wok wok wok wok WOK KOTS! breng onmiddellijk herinneringen naar boven van inderdaad met blote voeten midden in de nacht in een haarbal stappen of in een plak te vlug gegeten eten dat er natuurlijk weer uitkwam. Ik heb snel geleerd ALTIJD slippers aan te trekken… 🙂 Mijn Poekje werd 17 jaar en 4 en een halve maand oud. Een half jaar voor haar overlijden ving ze nog een jonge koolmees, maar op mijn boze opmerking:”Poek, laat los!” liet ze het geschrokken beestje los. Een jaar daar weer voor had ze een mus te pakken en kwam er trots mee naar binnen stappen. Mus kwaad en schelden en ik was zo trots op mijn meisje. Heb de mus voorzichtig los weten te maken en die vloog direct de kamer uit via de balkondeur naar buiten en ging op de reling van het balkon zitten. Keek naar binnen en ging toch tekeer. Een wiswijf was er niets bij! Het was bijna te verstaan, maar dat donderde niet. Ik was trots, Poek was trots en we zaten samen op de grond te kroelen. Mijn ouwetje … Haar eigen kind, zoon van een ras Siamees, was toen al bijna twee jaar daarvoor overleden bij en door de dierenarts. Geen van mijn vier katten zijn zelf gestorven. Na Poek, september 1989, wilde ik nooit meer katten en drie jaar later zater er twee katers van tien jaar in huis. Pluis was al nierpatiënt en leefde helaas nog maar drie jaar, maar oh, wat een vent! En Tom moest meeverhuizen terwijl hij al erg ziek was en heeft nog maar een half jaar geleefd in de nieuwe woning. Nu zijn huisdieren te duur voor me. Dus die komen er (voorlopig) niet meer. Maar herinneringen aan mijn vier katten zijn ook geweldig. Bedankt allemaal! Dat deed me goed!

  9. Even iets anders: ik werk op een groot advocatenkantoor. Het is daar de traditie om op vrijdagmiddag pleitoefeningen te houden. Beginnende advocaten kunnen zo wat ervaring opdoen, ervaren advocaten laten zien hoe het moet. Gisteren was daarbij een groepje allochtone scholieren aanwezig met hun ‘mentor’ van de stichting Giving Back, die zich inzet voor scholieren die wel kwaliteiten hebben, maar niet de achtergrond om makkelijk aan het werk te komen. Mooi initiatief. We hadden daarmee ook de eerste hoofddoekjes in huis. Allochtonen werken er bij ons wel, maar hoofddoeken zijn nog niet gewenst (behalve bij de schoonmaaksters).

  10. Hoofddoekjes zijn niet gewenst? Wat is dat voor een kul? Maakt het iets uit of een advocate een hoofddoekje op heeft of niet? In Engeland draagt ze een pruik. Dat doet niets af aan haar kwaliteiten als pleitster. Je hebt wat te doen in jouw bedrijf, HJ. Zorgen dat het geëmansipeerd raakt. Succes ermee.

  11. Neem me niet kwalijk, mevrouw Lydia, en meneer Hendrik Jan, maar het ging hier over poezen. Kunnen we de hoofddoeken die er weer zijdelings ingesmokkeld zijn aub even laten zitten?

  12. Laat die hoofddoeken maar zitten, dat is voor mij nu eenmaal een obsessie geworden. Het ging er mij eigenlijk om het fantastische werk van Giving Back even onder de aandacht te brengen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *