Ik was ruim op tijd bij Erez, omdat ik nog een afspraakje had met Trees en Naeeda in Tel Aviv. Maar alles liep weer anders, zoals zo vaak in Gaza.
Bij Erez kreeg ik te horen dat de grens dicht zat. Niemand er in, niemand er uit. Een verhaal waar ik nog geen touw aan vast kon knopen, iets met een paar Israelische soldaten die waren doodgeschoten, en het lichaam van een van hen die door de Palestijnse mannen was meegenomen. In de buurt van Rafah. En er werd nog steeds geschoten. In ieder geval: Erez was gesloten. Ik hoefde het niet te proberen. Misschien halverwege de dag, dat het weer open zou gaan, maar waarschijnlijk niet. Het kon ook wel dagen gaan duren.
Soebatten, dat ik een diplomatieke status heb en dat die er in principe altijd in en uit mogen – hielp niet. De Palestijnse man aan deze kant van Erez, die altijd eerst vooruit moet bellen met de Israelische kant voordat er permissie komt om me de lange gang door te sturen zat niet op zijn post. We kunnen niks doen, zegt de Palestijn. Diplomatiek of niet, dicht is dicht.
Shit. Ik heb al eens negen dagen vastgezeten in Gaza, en al ben ik er graag, het is zo’n gedoe. Ik voorzag alweer alle afspraken die ik af moest gaan bellen, mijn vliegtuig, de Eerste Kamer, iedereen die er op rekende dat ik maandag weer thuis zou zijn.
Dit werd dus een ommetje hemel en aarde bewegen. Gelukkig weet ik ondertussen hoe dat moet. Naar de vertegenwoordiging van het Ministerie van Buitenlandse zaken bellen. Noodnummer want zondag. Hij zou zijn best gaan doen, naar de Ambassade bellen, ik kreeg nog een nummer zodat ik de hoge ome’s van het leger zelf kon gaan bellen, en een nummer van de Security dienst van de VN. Vriendelijke man van het leger. Inderdaad. Dicht voor onbepaalde tijd. Ik heb diplomatieke status en ik moet mijn vliegtuig halen, zei ik. En ik zou het vervelend vinden als ik een klacht in moest gaan dienen. Hij zou zijn superieur gaan bellen. De VN. Inderdaad. Dicht. Zo dicht dat zelfs de directeur van de UNRWA, Karen Koning Abu Zayd er niet uit kon en die was nog veel hoger dan ik.
Erez belde mij. Waarom moest ik er zo dringend uit. Omdat ik morgen in de Eerste Kamer moet zijn. Omdat onze regering het niet op prijs zou stellen als ze alweer een senator vast zouden houden, speelde ik het maar hoog. Ze zouden terugbellen.
Ik zat op het bankje met de mensen die het nog niet op hadden gegeven. En jonge Amerikaan die in Ramallah werkt zat er al vanaf acht uur, en leerde Arabische woordjes. Een journaliste, een joodse Amerikaanse, met een perskaart lukte het ook niet. Het wordt steeds erger, zei ze. Tien jaar geleden wandelde ik nog zo de grens over. Binnenkort kan er niemand meer in. We vergeleken Europa en Amerika, wie zich meer schaamde, zij of ik. Amerika is erger, zei ze. Daar weten de mensen echt niks en willen het niet weten. Aan de universiteit waar ze ook werkte werd ze al geboycot, joodse vrienden wilden haar niet meer zien. Ook de meest progressieve politici willen niet weten wat er hier gebeurt, zei ze. een vader met een ziek kind. Slap bleek jongetje, rare ogen, zag er niet goed uit. Nee, ook noodgevallen mochten er niet door.
Opnieuw mijn rondje af bellen. Ik begon de uren te tellen. Mijn afspraakje zou sowieso al niet meer doorgaan. Khaled bellen. Situatie ernstig. Het zou kunnen dat er een nieuwe Israelische invasie zou komen, een nieuw bombardement. Bevestiging, ook Rafah potdicht. VN bellen. Geen nieuws, behalve dat het inderdaad ernstig was. De derde soldaat was niet dood, maar levend meegenomen.
Als er niet gauw wat zou gebeuren zou ik mijn vliegtuig niet meer halen. De Palestijn die ook erg zijn best deed, en nu wel contact had met de andere kant, nodigde me uit in zijn hokje, een oude container met kogelgaten in de wand, dode geplette vliegen op de muur en uitgetrapte sigarettenpeuken op de vloer. Een sjofel bureau. En schrift om alles in op te schrijven. Geen computer. Belangrijkste instrument: een mobieltje. Ik kreeg koffie, een sigaret. Don’t worry, we wait all the time. This is Palestine.
Net als ik denk ik geef het op en ik ga terug naar Gaza belt de VN dienst. Ze laten de diplomaten er uit. Zeg het tegen de man. Die gaat bellen. Ik bel Erez. Misschien, over een paar minuten. Nog niks. Ik bel weer, dat ik mijn vliegtuig ga missen. Nog een paar minuten, zegt de man. Dan komt de mededeling officieel door. Inderdaad, alle diplomaten mogen er als uitzondering uit. Er is in geen velden of wegen een ander persoon te zien die een diplomaat is, dus dat ben ik. Papiertje mee. Ik wens iedereen sterkte, groet de Amerikaan, de journaliste die een beetje jaloers is. Ren door de gang. Gelukkig gaan de hekken snel open, hoef ik niet meer door de scan, niet met mijn armen omhoog gaan staan en me omdraaien, ze geloven het wel. Paspoort controle. Omdat er verder niemand is gaat dat ook snel. Laatste controle bij de uitgang. Okee. Ik ben er uit. Geen taxi te zien, die had het opgegeven te wachten. Bellen. Zou komen. Khaled bellen. Ik ben er uit. Jammer, zei hij, we wilden je wel weer mee hebben naar het strand. Minuten tikken weg. Taxi. Naar huis bellen. Ben veilig. Of ik mijn vliegtuig nog haal weet ik niet. Nog een paar zenuwenminuten bij het laatste checkpoint bij Ben Goerion, waar ze elke auto uit de rij halen met een Arabische chauffeur. Ik maakte me weer dik. Senator moet het vliegtuig halen, ik kan door. Op Ben Goerion doe ik mijn nummertje ik-ben-belangrijk nog eens. Helpt. Zwetend haal ik mijn vliegtuig net op tijd. En zit dan opeens in een andere wereld, met mensen die naar Israel gaan als christelijke toerist, of die op een kibbutz willen werken of hun familie in Europa gaan bezoeken.
In de Haaretz die ik nu kan lezen een foto van Zakaria, de cameraman.
Onder mij zie ik de kustlijn van Israel. Gaza kan ik niet zien. Gaza is al weer ver weg. Daar zitten mijn vrienden opgesloten en wachten op wat er komen gaat.
he anja,
blij te horen dat je in ieder geval weer veilig op weg naar huis bent, weet uit ervaring ook heel goed hoe verwarrend het werkt: jij kunt weg anderen kunnen niet weg. hier in tel aviv liep ook niets zo als gepland. ik was op weg naar t vliegveld, (een taxi naar t treinstation genomen omdat ik dan zeker op tijd zou zijn….) maar heb t vliegveld nooit bereikt..
een arabische taxichauffeur..je weet bij voorbaat dat je god mag weten hoe lang aan de kant moet gaan staan..in mij geval helpt t ook zeker niet dat ook ik een arabisch uiterlijk heb en een moslimnaam.
hoop je volgende keer wel te treffen inschaallah!
Welcome home Anja. But what is home?
Groet,
Amita
Misschien dat ik me daarom zo makkelijk kan identificeren met ‘allochtonen’ voor wie ’thuis’ ook niet zo simpel is, Amita. Ik hoor daar en ik hoor hier, en ik kan maar op een plaats tegelijk zijn.
Naeeda, volgende keer proberen we het weer.
Ja dat met een Arabische chauffeur heb ik vele malen meegemaakt, ik vraag me wel eens af, hoe weten ze dat nou zo precies, want de Arabieren die in Israel wonen zien er niet anders uit dan Israelische joden die ook vaak een beetje donkerder zijn. Zelfde kleren, geen snorren zoals in Gaza. Toch is het elke keer raak.
We hebben het hier in Nederland over antisemitisme. Van Arabieren en moslims. Ik moet toch dringend eens wat schrijven over het bijna vanzelfsprekende anti-arabisme in Israel waar niemand het over heeft. Jij doet daar nu ervaring mee op. Ik hoor het veel.
Diplomatieke status??? Je bent daar toch voor de stichting Kaifa toch niet namens de Nederlandse regering.
Als volksvertegenwoordiger werk je sowieso niet voor de regering, Harry. Maar ik werk wel voor het parlement, en kreeg op grond daarvan diplomatieke status, zoals dat gebruikelijk is. Ik ga ook zo naar de werkgroep buitenland van de Tweede Kamer. Binnenkort kun je de SP nota Palestina Israel van de SP lezen, die ik met Harry van Bommel heb geschreven. Dat ik, zie een paar dagen geleden, een werkbezoek bracht aan de UNRWA is ook in dat kader. De partij maakt dankbaar gebruik van de expertise en de contacten die ik in het gebied al heb opgebouwd. De activiteiten laten zich dus heel goed combineren. Dank voor je belangstelling en je bezorgdheid, Harry.
Kifaia, harry, Kifaia.
Ik bedoel. als je dan scherpslijpt, doe het dan goed.
En je hoeft hier verder niet over door te gaan zeuren, Harry. Wat ik doe is openbaar en bekend bij alle instanties die daar wat over te zeggen hebben, ik heb het hierboven nog eens uitgelegd en of jij het daar mee eens bent of niet is niet aan de orde.