Het gaat er om hoe het op CNN komt

Journalistiek gaat over de wereld, en dus moet er ook journalistiek zijn over journalistiek want die maakt deel uit van de wereld. Media controleren de macht, maar media hebben ook macht. Het idee van democratie is dat alle machten verantwoording afleggen, en vanuit die gedachte heb ik dit boek geschreven.


Aan het woord is Joris Luyendijk, tot voor kort Midden Oosten correspondent voor krant en tv. Ik doe wel vaker aanbevelingen op dit weblog, maar als ik mocht was dit geen aanbeveling maar verplichte literatuur. We hebben vaak kritiek op de media. Van buiten af. Luyendijk laat zien hoe de media werken in de beeldvorming, maar nu van binnen uit. Het sympathieke van het boek is bovendien dat hij zichzelf niet spaart. Met veel humor beschrijft hij hoe hij best trots was op zijn prestaties als beginnend journalist, tot hij zichzelf steeds meer vragen ging stellen. Ben ik wel in staat om het werkelijke nieuws goed te brengen, in een Arabisch land dat het door de dictatuur vrijwel onmogelijk maakt om werkelijk door te dringen? Zelfs van ‘de man in de straat’ weet je niet zeker of hij de waarheid spreekt, en door het gebrek aan vrije pers is het niet te doen om de berichten die je opvangt in een context te plaatsen. Je weet gewoon niet hoeveel gewicht een toevallige mening heeft.

Het eerste deel gaat over verslaggeving vanuit Cairo en Beiroet. In het tweede deel, voor mij het interessantst, is Luyendijk gestationeerd in Oost-Jeruzalem, van waaruit hij ‘de Palestijnen doet’. Ook ingewikkeld, maar anders. Want Israel en Palestina (door Luyendijk samengevat als ‘Het heilige Land’) zijn geen gesloten dictaturen. Daar is het probleem niet dat je niet aan je nieuws komt, maar dat je bedolven wordt onder de vele tegenstrijdige visies. En er is geen kans om niet te kiezen, want geen woord is meer onschuldig of zonder lading. Daar gaan dan je lessen over ‘objectieve journalistiek’.

Over de plegers van die aanslagen waren twee heel verschillende verhalen te vertellen. Je kon zeggen: kennelijk is het leven van deze vrijheidsstrijders zo uitzichtsloos dat ze bereid zijn te sterven voor hun zaak. Wat moet dat verschrikkelijk zijn, zo’n bezetting. Je kon ook zeggen: kennelijk haten deze terroristen Israeliers meer dan ze hun eigen leven liefhebben. Wat een verschrikkelijke mensen moeten dat zijn, die Palestijnen.

En hoe kies je je woorden als elk woord beladen is, en verraadt aan welke kant je staat?

De moeilijkheid: er waren geen onpartijdige woorden. Of je zou het zo moeten zeggen: ‘Vandaag zijn in Ramallah op de bezette oftewel betwiste oftewel bevrijde Westelijke Jordaanoever oftewel Samaria twee Palestijnen oftewel moslims oftewel Arabische nieuwkomers oftewel terroristen oftewel vrijheidsstrijders gedood oftewel afgeslacht door Israelische soldaten oftewel het Israelische verdedigingsleger oftewel de zionistische bezettingstroepen’

Het woordgebruik in het conflict is meestal assymetrisch, stelt Luyendijk:

Wint deze Amerikaan (Bush) de verkiezingen, dan zegt bijna niemand dat het christendom ‘oprukt’, maar als moslims die hun politieke inspiratie uit de Koran halen hun zin krijgen, schrijft menige westerse commentator dat ‘de islam in opmars is’. Raakt een Arabische leider in conflict met een westerse regering, dan is hij ‘anti-westers’. Westerse regeringen zijn nooit ‘anti-Arabisch’.
In Cairo had ik heel wat voorbeelden verzameld, en in het Heilige Land groeide die lijst snel: Hamas is ‘anti-Israelisch’, joodse kolonisten niet ‘anti-Palestijns’. Palestijnen die geweld gebruiken tegen Israelische burgers zijn ’terroristen’, Israeliers die geweld gebruiken tegen Palestijnse burgers ‘havikken’ of ‘hardliners’. Israelische politici die een geweldloze oplossing zoeken zijn ‘duiven’, hun Palestijnse tegenvoeters ‘gematigd’ – implicerend dat alle Palestijnen fanatiekelingen zijn. Je zag de twee maten als je het omdraaide: ‘De gematigde jood Shimon Peres heeft met zijn anti-islamitische toespraak grote onrust gezaaid bij de Palestijnse duiven’.

Ik schreef het al eens elders: de oorlog wordt met wapens uitgevochtten, maar daaronder door vindt een media-oorlog plaats. Militair gezien win je als je sterkere wapens hebt, maar in de media-oorlog ligt dat anders. Daar wint de kant die de meeste slachtoffers kan tonen. En ook nog weet hoe je dat het beste kunt doen.

Het publiek identificeert zich meestal met de zwakkere en dus willen alle partijen zich in de positie van underdog manoeuvreren. Het bloed van hun eigen doden en gewonden probeerden ze zo prominent mogelijk in beeld te brengen, terwijl ze de tegenstander zo zwart maakten als het maar kon. Het was logisch, maar het bezorgde correspondenten die onpartijdig wilden zijn een nieuw probleem. Want wat als de ene partij het eigen lijden veel beter kan etaleren?

Luyendijk beschrijft met veel voorbeelden hoe goed de Israelische kant al getraind is in de media-oorlog. Zo is het standaard dat de Israelische regering na een aanslag met veel burgerdoden een etmaal wacht met de vergelding. Eerst moeten de wereldmedia stilstaan bij het leed, want zo gauw er wraak wordt genomen is dat waar de tv programma’s mee openen. Israel is daar heel openhartig over, zo zei een Israelische woordvoerder: ‘zo veel mogelijk bloed, pijn en tranen laten zien’.
De Israelische media-machine werkt gesmeerd, voor elke correspondent liggen er meteen stapels gepaste verhalen klaar, van A tot Z voorgebakken.

In een klassiek conflict bestrijden twee partijen elkaar, met alle militaire middelen die ze hebben, de sterkste wint, en daarvan doen de media verslag. Maar de strijd tussen Israel en de Palestijnen zit anders in elkaar. Als die elkaar met alles wat ze hebben te lijf gaan, is de zaak meteen bekeken. Israel is met zijn kernwapens, smart bombs, hypergeavanceerde tanks, straaljagers, helicopters, slagschepen, spionagesatellieten en onderzeeers oppermachtig. Het kan in een etmaal of minder alle Palestijnen verjagen – en desgewenst de buren erbij. Dit wordt in de Israelische media en politiek regelmatig bepleit. Maar het gebeurt niet, en dat is niet los te zien van de enorme media-aandacht voor het gebied, en de betrokkenheid van de publieke wereldopinie. En die publieke opinie wordt weer grotendeels bepaald door wat mensen zien bij de media.
Hello everybody! In het Heilige Land waren krantenpagina’s en televisieschermen niet alleen vensters op het conflict. Ze waren ook de podia waarop dat conflict zelf werd uitgevochten. Zoals een Israelische directeur Voorlichting zei: ‘Het gaat er niet om wat er is gebeurd, het gaat er om hoe het op CNN komt’.

En dit laat Luyendijk overtuigend zien: Israel weet erg veel beter hoe de media bespeeld moeten worden.

In het begin van de intifada schoot het Israelische leger vaak met scherp en boven het middel van de stenengooiers. Tientallen kinderen werden vermoord, honderden raakten gewond. (En gehandicapt, A.M.) Maar een gerichte Israelische pr-operatie wist de vraag ‘met welk recht gebruikt Israel zulk grof geweld tegen stenengooiende pubers die protesteren tegen de bezetting?’ bij te sturen tot: ‘Wat is er mis met Palestijnse ouders dat ze hun kinderen blootstellen aan zulk gevaar?’ Het antwoord stond in de bijgeleverde zwartboeken: ze haten ons, kijk maar hoe ze worden opgehitst.

Israel heeft een wapen dat op elk moment ingezet kan worden. De holocaust. Bij elke verzetsdaad van de Palestijnen kan Israel zeggen, zie je wel? Ze bedreigen ons, er dreigt een nieuwe holocaust.

Met verwijzingen naar de jodenhaat uit het verleden kan Israel zich ook presenteren als de underdog, als een kwetsbaar land dat vrede wil, maar wordt omringd door ‘massa’s Arabieren’ die ‘niets liever willen’ dan de joden ‘de zee indrijven’: Palestijnen en Arabieren worden in deze voorstelling van zaken gedreven door dezelfde haat als de nazi’s. Israel wil gewoon ‘een plek onder de zon’ en de buren moeten maar bewijzen dat ze de joden niet langer haten. Dat maakt de quote they are killing innocent Jews zo briljant.
They: alle Palestijnen zijn schuldig. Innocent: het motief is haat. Jews: het gaat niet om Israeliers of zionisten, dit is gewoon de zoveelste slachtpartij van joden.

Het was een ijzersterke boodschap en in de westerse media hoorde ik vaak het Israelische imago van vredelievende underdog doorklinken. Tijdens de Britse koloniale bezetting, in de oorlog van 1958 en daarna pleegden joodse groepen bloedige terreuraanslagen. Ze vermoordden een VN-gezant, probeerden de Engelse minister van Buitenlandse Zaken op te blazen, en joegen op grote schaal en soms met grof geweld Palestijnen uit hun dorpen. Westerse media omschrijven deze groepen meestal als ‘de joodse ondergrondse’. Israel viel in 1956, 1967 en 1982 een buurland aan, maar vaak heten die invasis ‘preventieve aanvallen’. De bezetting van Zuid-Libanon was een ‘veiligheidszone’ waar Israeli Defence Forces ‘aanwezig’ waren. Dat leger valt niet aan, maar ’treedt op’ of ‘grijpt in’. ‘Veiligheidstroepen’ voeren ‘operaties’ uit waarbij ‘elementen’ worden ‘uitgeschakeld’ Moordaanslagen zijn ‘preventieve militaire acties’ en burgerslachtoffers een ‘blunder’.

Luyendijk neemt het de Israeli’s niet eens speciaal kwalijk, hoe kun je van Israel vragen de grootste ramp uit de geschiedenis van het joodse volk links te laten liggen? ‘Stel, je hebt een troef waarmee je jezelf in een soundbite van 10 seconden als kwetsbare underdog kan presenteren, en daarmee je critici die dit anders zien, kan afserveren als de grootst denkbare schurken. Zo’n troef speel je toch uit, als je meent in een conflict op leven en dood verwikkeld te zijn?’

Er is meer aan de hand. Het gegeven dat Nederlanders, gevoelsmatig, dichter bij Israel staat dan bij de Arabieren. Niet omdat Israel joods is, maar omdat het westers is, meedoet aan het Song Festival en mee voetbalt. Autochtone Nederlanders lijken gewoon meer op Israeliers dan op Palestijnen, en daarom komt het Israelische lijden beter over, stelt Luyendijk. Waarmee je meteen de volgende vergelijking kunt maken, dat zoveel Marokkaanse en Turkse Nederlanders zich meer identificeren met de Palestijnen is niet per se omdat ze joden zouden haten, maar omdat ze zich meer met de Arabieren daar verwant voelen.

En meer: beelden spreken meer dan woorden. De beelden van bloedige slachtoffers van een aanslag spreken meteen. Maar hoe laat je, met beelden, de realiteit van de bezetting zien?

Luyendijk vertelt eerlijk hoe hij aanvankelijk als journalist meer hoorde tot de school van ‘waar er twee vechten hebben er twee schuld’, paradigma twee, noem ik dat. Dat kon hij volhouden tot hij aan den lijve had ervaren wat bezetting betekent, toen hij in Oost Jeruzalem ging wonen.

Mij leek geen andere conclusie mogelijk dan dat de bezetting neerkomt op terreur, alleen dan permanent en niet door terroristen maar door soldaten en de geheime dienst. En bezetting is als dictatuur, want je hebt geen rechten. ieder moment kan de Israelische ‘veiligheidsdienst’ je huis binnen vallen en jou of een familielid meenemen, je martelen of jaren opsluiten zonder proces. ieder moment kan een bulldozer je huis met de grond gelijk maken, als collectieve straf of voor een joodse nederzetting. Sinds 1967 leefden de Palestijnen zo en het vredesproces had daar niets wezenlijks aan veranderd.

Maar hoe breng je dat over, in woorden en nog liever in beelden? En bovendien, wat er al zolang is, hoe kun je daar nog nieuws van maken? ‘Anders gezegd: de bezetting was nooit nieuws, maar iedere nieuwe aanslag wel’. Met iedere bom had je een beeld van een uitgebrande bus of zwartgeblakerd restaurant dat het hele verhaal in een seconde kon vertellen. Maar dan de bezetting, hoe laat je dat zien, anders dan aan de hand van shots van tanks, soldaten die papieren controleerden en lange rijen wachtende burgers?

In de eerste drie jaar van de tweede intifadah stierven meer dan drie keer zoveel Palestijnse burgers door Israelisch geweld als Israelische burgers door Palestijns geweld. Toch ging het over ‘bloedige aanslagen’ en niet over ‘bloedige bezetting’. Na een Palestijnse aanslag met zes Israelische slachtoffers liepen in het Midden-Oosten ‘de spanningen weer op’, een week waarin vijftien Palestijnse burgers omkwamen door israelisch geweld werd als een ‘relatief rustige periode’ genegeerd. De Palestijnse Autoriteiten moesten steeds uitleggen of ze ‘genoeg deden tegen de terreur’, Israelische politici hoefden nooit uit te leggen of ze ‘genoeg deden tegen de bezetting’. En op de BBC-website discussieerden surfers over how to stop terror? Er was geen forum How to stop the occupation?

Ik zou nog lang door kunnen gaan met citeren uit het boek. Ik vind het ongelooflijk ontluisterend en verhelderend tegelijk, en erg informatief. En ook nog heel toegankelijk omdat het vanuit een persoonlijk standpunt is geschreven, en voor mij, die er zo dichtbij staat, erg herkenbaar is.

Dus lees het zelf, met deze citaten is het boek nog in het geheel niet uitgeput. Morgen nog een kort verhaaltje, ook al weer zo herkenbaar, over wat de bezetting in Gaza echt betekent. Dat wat je nooit op CNN te zien krijgt.

6 gedachten over “Het gaat er om hoe het op CNN komt

  1. Ik heb het boek zaterdag gekocht, want ik wilde het ook hebben. Ben er niet niet zo ver in, maar ik zal er wel eens stukjes uithalen voor “Lezers Schrijven” in de PZC (Prov. Zeeuwse Courant) Vandaag stond daar een goed stuk van Robbert Soeterik in.

  2. Ha Anja,

    Geweldig boek inderdaad van Joris Luijendijk, heb het een week of wat geleden gelezen en nog steeds malen citaten door mijn hoofd. Zeker nu, je elke avond kunt zien wat men verstaat onder evenwichtige kwaliteitsjournalistiek. Zo is het onbegrijpelijk dat men van de terugkeer van de Nederlanders uit Libanon een item maakt over de uren vertraging van Italianen vs Nederland. Dat deze arme mensen moe en gefrustreerd aan komen en alleen naar bed willen met een boterham erbij begrijp ik wel. Maar er zijn zoveel mensen bij, o.a. Libanese Nederlanders, die iets inhoudelijks kunnen zeggen over wat hen is overkomen. Het is dan ook onbegrijpelijk te zien hoe vlak zo’n item uiteindelijk wordt. Van het weekend Al Jazeera zitten kijken en het is godgeklaagd dat dat niet Engels ondertiteld naast CNN uitgezonden wordt.

    groeten,

    Naima

  3. De journalisten zijn in het conflict tussen Israël en Palestina niet objectief, omdat ze al een subjectieve keuze gemaakt hebben in het conflict. En dat is in hun beschrijvingen ervan en in het taalgebruit terug te vinden. Pro westers en dus pro Israël doen er alles aan om het een wereldconflict van te maken. Westerse wereld tegen de Islamitische Arabische wereld. Hierdoor gaan ze voorbij aan wat er werkelijk gebeurt. En kunnen de nuances dan ook niet waarnemen. Ook probeert soms de andere kant ook een beschrijving tegeven, maar doordat deze groep verdeeld is lukt het hun dat niet zo goed.
    Bij dit conflict zijn al keuzes gemaakt, waardoor heldere beschrijving moeilijk is.

  4. Wat betreft de analyse over Bush en het ‘oprukkende Christendom’; nogal zwak hoor. Ik geloof niet dat mensen in Amerika zich zorgen hoeven te maken over de tyrannie van Bush zijn Christelijke geloofsovertuiging. De drie armen van de overheid (executive branch, judiciary en legislative) zorgen ervoor dat geen enkele branch (dus ook niet de exec branch) de overmacht krijgt. Een vergelijking met Bush met dat bijv de leiders van Iran waar er geen scheiding is tussen staat en religie loopt dus volkomen mank.
    En waarom wordt er steeds overal voorbij gegaan aan het feit dat Arafat in de begin jaren 90 bijna alles wat de Palestijnen van Israel wilden hadden kunnen krijgen? In al dit soort analyses wordt dat toch wel gemakkelijk vergeten; Arafats dubieuze politiek destijds en de gevolgen daarvan zijn mogelijk een van de belangrijkste factoren in de daaropvolgende uitkomsten.

  5. Mensen hoeven zich geen zorgen te maken over Bush? Ik geloof niet dat dat is wat je zegt.
    En je verhaal over Arafat klopt van geen kant, Jamie, er is geen kwestie van dat de Palestijnen alles van Israel hadden kunnen krijgen, het is pure onzin.
    Zorg dat je beter op de hoogte raakt. Zo neemt niemand je serieus die er ook maar enigszins wat van af weet.

  6. Dag Anja,

    Je hebt gelijk dat je het boek aanbeveelt, ben er zelf net in begonnen. En met alle beelden van de afgelopen dagen in mijn hoofd ,zie datgene hij bedoelt heel duidelijk terug in onze media.
    Ook zijn aanbeveling om het niet steeds over ‘Hamas’, ‘Hezbollah’ en Al-Qaida te hebben maar over ‘Toewijding’,De Schare Gods’ en ‘De Basis’, om zo de angst iets te laten afnemen. Het meten met 2 maten en dat vervolgens niet mogen zeggen, het onevenwichtig aantal slachtoffers, het tot je beschikking hebben van een tot de tand toe bewapend leger
    om je burgens te beschermen, zoals Olmert zegt. Waarmee kan Libanon haar burgers dan beschermen? Waarmee kunnen de Palestijnen zich beschermen tegen de O zo afschuwelijke bezetting van hun land, de vernedringen, de honger, etc. Het maakt boos, en verdrietig.
    Enige lichtepuntje dat sommige politici, schrijvers, etc de ruimte kregen om een ander geluid te laten horen en het mogen bijdragen aan een realistischer beeld van de situatie. En mogelijkerwijs een aanzet tot een duurzame oplossing voor de mensen om wie het gaat.

    Voor een ieder met het hart op de juiste plek, wellicht overbodig: KOM ZATERDAM 22 JULY VANAF 13.00 UUR OP HET BEURSPLEIN IN AMSTERDAM OM DE NOODKLOK TE LUIDEN, ETC ( ZIE OOK HIER OP HET WEBLOG. BE THERE!!!!!!!!!!!!!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *