Wij zijn geen Joden meer uit de tijd van de Maccabeeën. Ik zou veel liever een redelijke overeenkomst met de Arabieren zien op basis van in vrede met elkaar samenleven, dan de schepping van een Joodse staat.
Albert Einstein
De zionisten wilden een normale Europese samenleving met een bourgeoisie en een arbeidersklasse, maar dan Joods. Met hun eigen Joodse bankiers en ambachtslieden, en hun eigen Joodse dieven en hoeren. En dat kon alleen door een grote massa Joden over te planten naar een ‘leeg’ land. Maar een normaal land is het nooit geworden. Nog vijftig jaar na de oprichting wordt de gedachte dat Israël de staat zou kunnen worden van alle burgers ervaren als een antizionistische bedreiging.
Musa Buderi, 1998
Het eeuwige slachtoffer
Er zijn nu eenmaal winnaars en verliezers, laten de Joden, na eeuwen de verliezers te zijn geweest, nu de winnaars worden. Dit militante chauvinisme was volstrekt nieuw binnen de Joodse wereldbeschouwing. Eindelijk hadden de Joden de macht, waren ze niet meer het eeuwige slachtoffer. Yaron Ezrahi, schrijft in Rubber Bullets (1997) met begrip over de Joden van toen, Europese Joden als Golda Meir, Menachem Begin en Yitzhak Samir, die maar één les uit de holocaust hadden getrokken: dat de Joden in deze wereld alleen kunnen overleven wanneer ze vertrouwen op hun geweer, dat ze het zich niet kunnen veroorloven om wie dan ook te vertrouwen, ongeacht hoe sterk Israël is. Dit is het probleem, stelt hij, mensen die inmiddels de macht hebben, maar zich nog steeds slachtoffer voelen en nog niet begrijpen dat macht hebben er toe verplicht die niet te gebruiken als het niet nodig is.
In Ezrahi’s verhaal horen we de echo van de zorgen die schrijver Achad Ha’am zich maakte: wat zou er gebeuren als de knechten van weleer aan de macht kwamen? Hij bezocht Palestina in 1891, toen het nog door de Turken werd overheerst. Hij zag hoe de Arabische boeren door de zionisten met medewerking van de Turkse ambtenaren uit hun dorpjes werden verdreven.
‘Maar wat doen onze broeders in Palestina? Knechten waren zij in het land van hun verbanning, en plotseling bevinden zij zich in een vrijheid zonder beperking. Deze plotselinge verandering heeft in hen een neiging tot despotisme doen ontstaan, zoals altijd gebeurt wanneer een knecht aan de macht komt. Zij behandelen de Arabieren met vijandigheid en wreedheid, doen hun rechten tekort op onredelijke wijze, beledigen hen zonder enige reden en beroemen zich dan nog op zulke daden. En niemand komt op tegen deze verachtelijke en gevaarlijke neiging. Wij denken dat de Arabieren allemaal wilden zijn die als dieren leven en niet begrijpen wat er rondom hen gebeurt. Maar dat is een grote vergissing’.
De uitspraak is van meer dan een eeuw geleden, en klinkt nog akelig actueel.
De knecht die meester is geworden
De reflex van ‘de knecht die meester is geworden’ vond Ezrahi terug in de Israëlische reactie op de eerste intifada, de eerste grote volksopstand tegen de bezetting van de Westoever en de Gazastrook. Toen die volkomen onverwacht, ook voor de PLO, uitbrak in het vluchtelingenkamp van Jabalya, vlak bij Gazastad, wisten de Israëlische bezetters eerst niet wat ze moesten doen. Ze hadden geen leger voor zich, maar stenen gooiende jongens. Daar kon je toch geen tanks tegen inzetten? Israël besloot aanvankelijk om soldaten in te zetten met knuppels. (De tanks kwamen later) En wat gebeurde er? De knuppels werden niet ingezet om de jongens mee te verdrijven, maar om botten mee te breken en schedels in te slaan. Er vielen doden. Toen werden de soldaten voorzien van een nieuw wapen om de jongeren uiteen te drijven: rubber kogels. Dat wil zeggen: metalen kogels met een dun laagje rubber er omheen, die op afstand afgevuurd wel kunnen verwonden maar niet doden. De soldaten schoten echter van dichtbij en mikten op de ogen, en ruim tweeduizend Palestijnen raakten tussen september 1988 en april 1989 ernstig gewond. De Israëli’s bleken niet in staat hun macht in toom te houden. ‘Terwijl we geleidelijk aan wolven werden, voelden we ons nog steeds lammeren’, schrijft Ezrahi. ‘Het oude gevoel een geïsoleerde en bedreigde minderheid te zijn temidden van een zee van vijandige Arabieren, de angst dat onze macht niet voldoende zal zijn om die bedreiging af te wenden, werd verdiept door de herinnering aan de holocaust: alsof die combinatie blind maakt voor de actuele macht’.
Diep onder deze houding van machtsvertoon ligt het zoeken naar een nieuwe Joodse identiteit verborgen, het verzet tegen het antisemitische beeld van het vernederde, machteloze slachtoffer. De kolonist is de Jood die zijn trots terug wil en in een messianistische Joodse missie wraak zoekt voor alle misdaden die ooit tegen het Jodendom zijn gepleegd, stelt Ezrahi. De scheidslijn tussen de Joden die zeggen: genoeg, we hebben gewonnen, we hebben de macht, we hoeven ons niet te blijven gedragen alsof we nog slachtoffers zijn, en de Joden die niet op kunnen houden met veroveren, die blijven vechten en niemand vertrouwen, wordt gesymboliseerd door de Groene Lijn, de oorspronkelijke grens tussen het al veroverde Israël en wat later de Bezette Gebieden zouden worden. Israël had volgens Ezrahi moeten zeggen: hier is onze grens, tot hier gaat onze macht, tot hier zullen we ons verdedigen en niet verder.
Vijandbeeld
Wat eens bedoeld was als een bevrijdingsbeweging, de nationale strijd van de Joden, het zionisme, was geheel in de geest van die tijd ook een koloniale strijd. Het week daarbij niet af van ander kolonialisme, waarbij de inheemse bevolking, een ander volk, als minderwaardig of minder belangrijk opzij werd geschoven. Dat de zionistische troepen en de jonge staat Israël op grote schaal de er wonende Palestijnen konden verdrijven zonder protest van de westerse wereld, lag niet alleen aan het Europese schuldgevoel over de jodenvervolging, het lag er ook aan dat de Palestijnen niet eens als Palestijnen werden gezien, maar als een anonieme massa primitieve Arabische inboorlingen.
Met de antikolonialistische strijd is dat beeld veranderd. Eens riep Golda Meir uit dat de Palestijnen helemaal niet bestonden. Dat de Palestijnen bestaan zal nu niemand meer ontkennen. Maar nu is het vijandbeeld van de primitieve inboorling die net zo goed in een van die andere Arabische landen kan gaan wonen vervangen door een nieuw vijandbeeld, dat vooral nieuw leven in is geblazen sinds 9/11, en dat volop wordt uitgebuit door de Israëlische regering. Het beeld van de Palestijnen als bloeddorstige terroristen, die gedreven door jodenhaat en een fanatieke godsdienst niets anders willen dan nog steeds, ‘de joden de zee in drijven’.
Er is veel te doen over het antisemitisme in Arabische landen, maar er is nauwelijks studie gemaakt over de mate waarin vooral in Israël het vijandbeeld over de onberekenbare Arabier, die zichzelf wel op wil blazen in ruil voor maagden in het paradijs, en in staat is zijn kinderen op te offeren, wordt gecultiveerd. Tot en met in de schoolboekjes. Was de oprichting van de staat Israël eens bedoeld als een antwoord op het antisemitisme, een manier om er een eind aan te maken, nu is het antisemitisme nodig als excuus om met onderdrukking en bezetting door te gaan. Zo moet in het vijandbeeld zorgvuldig worden gesuggereerd dat antisemitisme altijd heeft bestaan, altijd hetzelfde is gebleven, en altijd zal blijven bestaan. Context wordt weggelaten, periodes in de geschiedenis waarin joden en moslims in vrede met elkaar leefden verdonkeremaand. En wordt er gesuggereerd dat het verzet tegen de bezetting niets anders is dan die aloude jodenhaat, die op geen enkele andere manier kan worden bestreden dan met het geweer in de hand. ‘Wij leerden op school dat ze ons haatten omdat we Joden waren’, zei journaliste Roni Ben Efrat, ‘ze zeiden niet dat ze ons haatten omdat we bezetters zijn’. Of zoals Azmi Bishara, Palestijn en Israëlisch staatsburger, lid van de Knesset het zei: ‘alsof het ons wat uitmaakt of we bezet werden door de Japanners of de Joden’.
Twee ideologische wapens heeft Israel in de strijd, de ene is het mee kunnen drijven op de ‘oorlog tegen de terreur’ en de door terrorisme gevoede islamofobie in het Westen. De andere is het gebruik van de holocaust, die op elk moment ingezet kan worden om de Israeli’s af te spiegelen als de Joden die zich nog steeds moeten verweren tegen de dreigende vernietiging.
Isaac Deutscher zei in 1968:
‘We mogen niet toestaan dat de herinneringen aan Auschwitz ons chanteren om de verkeerde zaak te steunen. Ik zeg dit niet alleen als Joods marxist, maar ook als iemand wiens naaste verwanten in Auschwitz omkwamen, terwijl de overlevenden van zijn familie in Israël wonen. Wanneer wij de oorlog van Israël tegen de Arabieren wettigen of goedpraten, bewijzen wij Israël daarmee op de lange duur geen dienst’.
Hajo Meyer benadrukt dat antizionisme nooit gelijk geschakeld mag worden aan antisemitisme. Kritiek op het zionisme is legitiem, als we kijken naar de uitwerking. En het antisemitisme van nu is niet meer vergelijkbaar met het antisemitisme dat leidde tot de holocaust. Het antisemitisme van toen was gericht tegen de Joden, die destijds geen enkele politieke macht hadden. Om datzelfde woord te gebruiken als synoniem voor kritiek op de daden van de staat Israel, waar de Joden de beschikking hebben over een grote politieke en militaire macht, is onterecht. ‘Vroeger was een antisemiet iemand die niet van joden hield; nu is het iemand waar de Joden niet van houden’, schreef hij in Het einde van het jodendom.
De strijd binnen Israel
Het zionisme had niet de bedoeling een racistische beweging te zijn: het moest juist de oplossing bieden voor een vergaand soort racisme in Europa dat specifiek tegen de Joden was gericht. Maar het heeft in de uitwerking van het plan wel een ander volk onder de voet gelopen, en is daarbij veel verder gegaan dan ‘te vragen een eindje op te schuiven’. De staat is vanaf het begin gevestigd op onrecht. Uitbuiting en onderdrukking zijn de neveneffecten geweest. De democratie, ‘de enige in het Midden-Oosten’, is maar een partiele democratie geworden. Het is een vorm van democratie die vergelijkbaar is met die van Athene, stelt Benjamin Beit-Hallahmi, een modelvoorbeeld van een democratie – zolang je de slaven maar wilt vergeten. Zo is Israël een democratie als je de Palestijnen niet meerekent.
Wat is er terecht gekomen van de zionistische droom? De nieuwe mens? Een rechtvaardige samenleving waar Joden veilig zijn? Een land zoals elk ander, maar dan met Joden als bewoners? Heeft het land een einde gemaakt aan het antisemitisme, of heeft het dat juist nodig om de eigen daden te rechtvaardigen? Of zijn de daden van de Joodse staat nog meer een aanleiding om sluimerend antisemisme op te roepen? Wat we zien is aan de ene kant een neozionisme dat agressiever is dan het oude idealistische zionisme ooit is geweest, het zionisme van rechtse en ultrarechtse partijen, de kolonistenbeweging, die met niet minder genoegen nemen dan de volledige verdrijving van de Palestijnen, en het hele gebied voor Groot-Israel. En aan de andere kant een stroming die zichzelf ziet als postzionistisch. Israël bestaat, zionisme als beweging heeft zijn historische rol gespeeld en is niet langer nodig. Dat zijn de Israëli’s die Israël willen redden door op te houden nog meer land te willen veroveren en genoegen te nemen met de grenzen van 1967, de Palestijnen een eigen staat gunnen, die niet elk legitiem verzet opvatten als ‘terreur’, die zich schamen voor de overkill van hun land en het racisme, en die het liefst willen dat Israël een echte democratie wordt met gelijke burgerrechten voor iedereen. Het gevecht lijkt te gaan tussen Israël en de VS aan de ene kant, en de Palestijnen en de andere Arabische landen aan de andere. Maar misschien vindt het grootste gevecht om werkelijke vrede plaats binnen Israël zelf.
(Zie ook het al eerder geplaatste stuk over het nieuwe antisemitisme)