(Dit is deel 2 van De doornenkroon van het lijden. Voor deel 1 zie hier )
De Holocaust industrie
Norman Finkelstein, Amerikaanse jood, zoon van ouders die Majdanek en Auschwitz overleefden, heeft een uitermate controversieel boek geschreven, getiteld ‘De Holocaust industrie’ De holocaust wordt gebruikt als ideologisch wapen, stelt hij. Het wordt gebruikt door een van de meest geduchte militaire machten ter wereld, met een verschrikkelijke staat van dienst wat de mensenrechten betreft, om zich als ‘slachtofferstaat’ op te werpen, net als de meest succesvolle etnische groep in de Verenigde Staten, de Amerikaanse joden, zich de slachtofferstatus toeeigent.
‘Alleen zij die een toetsteen van het kwaad niet als een moreel kompas maar eerder als een ideologische stok hanteren, deinzen terug voor vergelijkingen’, schrijft Finkelstein. Juist het extreme karakter van de holocaust kan worden gebruikt om minder ernstige misdaden te trivialiseren. “Je mag niet vergelijken” is het mantra van morele chanteurs’. Waar Volkan probeert te begrijpen is Finkelstein woedend. Het is de holocaust van zijn ouders die wordt misbruikt, mede in zijn naam. De werkelijk gebeurde holocaust. Die uit het verleden.
Hoewel Avnery geen psycholoog is van huis uit heeft hij een diep inzicht ontwikkeld in wat er om hem heen gebeurt. Zo omschreef hij ook hoe veel van de Israëli’s zich vreselijk ongemakkelijk voelden toen het er naar leek dat er vrede met de Palestijnen zou komen. Een vorm van ‘cognitieve dissonantie’ noemde hij dat. Ik citeer hem uitvoerig:
‘Ieder individu, en naar het schijnt, ook een geheel volk, heeft een wereldbeeld, een vaststaand schema van percepties, een mentale landkaart die de weg wijst in hun gedachten en reacties. Zonder zo’n kaart voelt het individu (of het volk) zich verloren in een wereld van chaos. De kaart geeft ze veiligheid: ze weten waar ze zijn en waar ze heen gaan. Wanneer ze geconfronteerd worden met informatie die tegenstrijdig is aan het bestaande patroon komen ze terecht in een angstaanjagende situatie van onzekerheid, onveiligheid en angst. En degene die verantwoordelijk is voor de confrontatie met tegenstrijdige informatie wordt het doelwit van haat en woede’.
‘Honderden jaren lang hebben de joden in vele landen geleden onder vervolging. Overal kwamen ze antisemitisme tegen, leden onder discriminatie, werden slachtoffers van pogroms, werden vermoord in de holocaust. Zelfs in de meer verlichte landen kreeg bijna elk joods kind met de moedermelk het geloof mee dat de gojim, de niet-joden de joden haten, dat ze hen altijd hebben gehaat en altijd zullen haten’.
‘Het zionisme zou een Nieuwe Jood scheppen, maar feitelijk werd het oude denkpatroon meegenomen naar het nieuwe land. Voor de zionistische veroveraars leek het Arabische verzet op een natuurlijke voortzetting van de oude geschiedenis van vervolging en pogroms. Het bestaande joodse patroon werd niet verbroken, integendeel, het werd nog sterker. Het creëerde een gevoel van saamhorigheid, van bestendigheid en orde. Een vrolijk liedje, beginnend met de woorden: “de hele wereld is tegen ons, maar daar trekken we ons niets van aan”, werd een deuntje om op te volksdansen’.
‘En toen kwam Oslo. Dat was verwarrende nieuwe informatie. De Arabieren willen vrede. Arafat, gisteren nog omschreven als de Arabische Hitler wordt een partner. De Arabieren verzoenen zich met ons bestaan. Een nieuw Midden Oosten. Vrede, verzoening en wederzijds respect zijn in aantocht’.
‘Dit beeld veroorzaakte geen geluk. In tegendeel. Het veroorzaakte angst. Iets was er mis, het oude patroon werd door elkaar geschud en er was nog geen nieuw. De oude kaart die een bekend landschap beschreef kon ons de weg niet meer wijzen. En toen, plotseling, kwam de reactie. Ehud Barak, de man van vrede, de vertegenwoordiger van links, bracht Oslo om zeep en ontmaskerde het Arabische complot. Hij bewees dat er geen gesprekspartner was. De Arabieren willen ons vernietigen. Goddank, alles werd weer zoals eerst. Wat een opluchting!’
Dit is een mechanisme, zegt Avnery, dat een buitenstaander nooit zal begrijpen. Hoe dieper en onverwerkter het trauma, hoe groter de behoefte aan een vastliggend vijandbeeld, en hoe angstiger het is als dat vijandbeeld niet meer blijkt te kloppen. Stel dat die vijand ook maar gewoon mensen zijn, met begrijpelijke reacties?
De veiligheid van een vijandbeeld
Ik krijg nogal eens brieven van mensen, Israëlische joden van Nederlandse afkomst, of mensen hier, die me er van willen overtuigen dat ik het helemaal verkeerd zie. Soms zijn het simpele oordelen, ik ben te ‘eenzijdig’, of ‘naïef’. Soms krijg ik opnieuw de oude mythen voorgeschoteld die ik inmiddels al kan dromen. Ben ik dan vergeten dat de Arabieren zelf de oorlog zijn begonnen? Dat ze zelf het verdelingsplan hebben afgewezen? Dat ze het genereuze aanbod van Barak niet hebben aangenomen? Daaraan kun je toch zien dat ze geen vrede willen? Mythen die wat mij betreft allang en afdoende zijn weersproken. Maar vaak zijn het tegelijk oprechte pogingen om mij van iets te overtuigen wat ik kennelijk niet goed zie.
Een steeds terugkerend argument is dat de Palestijnen zo ‘anders’ zijn dan de joden. Palestijnen staan te juichen wanneer er onschuldige burgers in Israël zijn gedood bij een aanslag (ze hebben het zelf gezien op CNN), dat zouden joden nooit doen. Joden zullen nooit onschuldige burgers met opzet doden, joodse ouders vinden het vreselijk als hun kind in dienst gaat, maar het moet, terwijl die Palestijnse ouders hun kinderen vrijwillig de dood in sturen en gelukkig zijn als hij een martelaar wordt. De Islam, dat is een doodscultus, terwijl joden kiezen voor het leven, stond er in een brief. En of ik niet eens wil komen kijken, een familie bezoeken in Ashkelon waarvan de moeder door terroristen is vermoord, of eens wil logeren bij de mensen in een nederzetting, dan kan ik zelf zien dat het hele gewone, aardige mensen zijn, en geen bezetters. Ik weet niet of de brievenschrijvers, niet thuishorend in de categorie mensen dat de straat opgaat met slogans als ‘dood aan de Arabieren’, zelf begrijpen wat ze aan het doen zijn, dat ze proberen me te doordringen van de menselijkheid van hun kant, door de onmenselijkheid van de andere kant te benadrukken. Het is duidelijk dat het ze zeer doet, als ik Palestijnen als slachtoffers beschrijf, en daarmee hun morele positie aantast, door Israëli’s in dit geval aan te wijzen als de daders van onrecht. Ook lees ik uit de brieven vaak een ondertoon, ik ben dan weliswaar niet joods, maar toch, als Nederlander, als beschaafde Europeaan, zou ik me toch meer verwant moeten voelen met de strijd van de Israëlische joden, dan met die anderen. Die Arabieren. Die moslims. Judith Herzberg schreef eens: ‘als je gedwongen wordt om iemand te slaan, ga je die niet vanzelf ook haten?’ Wie gedwongen wordt te slaan, en het beeld van de eigen menselijkheid in stand wil houden moet de andere kant wel haast ontmenselijken.
Het is vaak beschreven door de soldaten die bij checkpoints stonden, en daar de macht kregen om zich uit te leven op de mensen die daar in de rij stonden. Een aantal van hen, de eerlijksten, hebben zich achteraf verbijsterd afgevraagd hoe ze tot zulk gedrag konden komen. Anderen verdringen het zo goed en kwaad als ze kunnen. We hebben veel begrip voor de trauma’s van de slachtoffers, moeilijker is het om onder ogen te zien dat de daders, al of niet gedwongen door hun aanvoerders, ook kapot zijn. Een deel van het combat trauma, een verstoorde agressiehuishouding, verslaving, angststoornissen, dwangmatige herinneringen en nachtmerries, zelfhaat die omslaat in risicovol en schadelijk gedrag, ontkende depressies, zijn het lot van een flink deel van de mensen die al of niet op bevel de botten hebben gebroken van stenengooiende jongens, zwangere vrouwen hun kind hebben laten baren in een auto, een oude opa in de regen hebben laten wachten.
En nog een ander mechanisme wordt duidelijk uit de brieven: terwijl er een militaire strijd gaande is tegen de Palestijnen in de bezette gebieden, woedt er nog een andere strijd: die om het morele gelijk. In de militaire strijd wint degene die de meeste slachtoffers kan maken aan de andere kant, maar paradoxaal wint in de morele strijd degene die het meeste slachtoffers kan aantonen aan de eigen kant. In deze paradox zit Israël gevangen, want te veel dode Palestijnse kinderen op de TV, en te veel verwoeste huizen doet het image van Israël geen goed. In een onthullende uitspraak zei Leon de Winter (in een interview met Xandra Schutte in VN, die daar verder niet op door ging) dat Sabra en Shatila vooral zo schadelijk was geweest voor de beeldvorming over Israël. Mijn briefschrijvers zijn minder cynisch, en benadrukken dat ze huilen als ze de gevechtsvliegtuigen over Ashkelon naar Gaza horen vliegen, of dat ze het verschrikkelijk moeilijk hebben om te weten dat er ook kinderen door Israëlische militairen zijn gedood. Om dan meteen te vervolgen dat het toch ook vreselijk is dat die Palestijnse ouders hun kinderen de straat op sturen in plaats van ze te beschermen. Daaraan kan je toch zien dat ze de joden zo haten dat ze bereid zijn hun eigen kinderen in de strijd op te offeren.
Midden in de overbevolkte Gazastrook bevond zich een piepkleine nederzetting, Kfar Darom. In de nederzettingen hadden de bewoners van alles meer dan de hen omringende Palestijnen, meer water, meer voedsel, betere medische zorg, betere scholen voor de kinderen, grotere huizen, groene gazons, kinderspeelplaatsen en zwembaden. Maar één ding hadden ze niet: vrijheid. De nederzetting was omringd door een grote elektronisch beveiligde omheining, permanent onder bewaking van het Israëlische leger. Het was ondenkbaar dat een kolonistenkind buiten de hekken zou gaan spelen met een Palestijns kind. Alle mannelijke kolonisten waren bewapend, en patrouilleerden om beurten. De kinderen gingen in gepantserde bussen naar school, onder legerbewaking. Eens was er een aanslag op zo’n bus. Drie kinderen van hetzelfde gezin werden gewond, een kind verloor een voet, een ander beide benen. In maar één krant heb ik de toevoeging gezien dat diezelfde kinderen al eerder het slachtoffer waren van een aanslag, waarbij ze gelukkig maar licht gewond raakten. Het was destijds geen reden voor de ouders, en dat was het ook niet naar de nieuwe aanslag, om uit Kfar Darom weg te gaan: ‘dan krijgen de Arabieren alles’. Ik heb destijds niemand horen vragen: hoe kan het dat de joodse kolonisten vrijwillig met hun kinderen op een plek gaan zitten waar ze weten dat ze kunnen worden aangevallen? Waarom verbiedt de Israelische regering dat niet, in plaats van het met subsidies en premies aan te moedigen, om daar met een heel gezin te gaan wonen? De Gazanen begrijpen het niet, en hebben ook opgehouden te proberen dat te begrijpen. Hoofdschuddend zegt een Palestijnse vriend, toen we weer eens vastzaten in de stroom verkeer van noord naar zuid, omdat de kolonisten van hun eigen weg gebruik wilden maken en daarom het leger de hoofdweg in Gaza had afgesloten, ‘die mensen komen uit een getto, en nu zitten ze weer in een getto, maar nu vrijwillig’.
Vrijwillig getto
Generaties lang werden joden vervolgd, schrijft Avnery, en ontwikkelden een zelfbewustzijn als slachtoffers. Een groot deel van de joodse cultuur van de laatste twee of drie eeuwen baseert zich op dit slachtofferdom, een thema dat uiteraard door de holocaust verder werd versterkt, en nu komen de Palestijnen en eisen voor zichzelf de doornenkroon van het lijden op? ‘Niets beledigt de Israëli’s meer dan dat,’ schrijft Avnery, ‘een gotspe, een aanval op de kern van ons nationale bewustzijn. Dus reageren we furieus. We beschrijven de intifada als een kwaadaardige aanval op ons bestaan. We halen de oude slogans van vorige generaties weer uit de kast: de Arabieren willen ons de zee in drijven. Vergeten is het feit dat wij het machtigste leger hebben in de regio, dat Israël net de ‘groene lijn’ al 78% van het land in bezit heeft, dat we ondertussen ook de rest van het land, de Westoever en de Gazastrook beheersen, dat we op vrijwel elk terrein sterker zijn. Vergeten het feit dat de Palestijnen niets meer voor zichzelf vragen dan 22% van het land, en dat de intifada een opstand was tegen een bezetting die met toenemende wreedheid al 34 jaar duurt. Niets ervan! Wij zijn de slachtoffers, en iedereen die ons deze eretitel probeert te ontnemen slaan we de schedel in’.
Zionistisch links heeft het met de recente gebeurtenissen en de reactie van hun eigen regering en leger erg veel moeilijker dan zionistisch rechts. Vladimir Jabotinsky, eens in de ban gedaan omdat hij als rechtse, militante zionist niet meer paste in het veel schonere zelfbeeld van de nieuwe Israëlische staat, ontkende geen moment dat hij deel uitmaakte van een koloniserende beweging. ‘Zionisme is een avontuur van kolonisatie, en het staat of valt dus met de strijdmacht. Het is belangrijk om te kunnen bouwen, het is belangrijk om Hebreeuws te kunnen spreken, maar helaas, het is belangrijker om te kunnen schieten’, zei hij al in 1923. Jabotinsky was een realist, die heel goed wist dat er mensen leefden in het land dat de zionisten voor zich in wilden nemen, en dat geen volk zich vrijwillig van land en huis laat verjagen zonder dat dat haat en verzet veroorzaakt. Ook de held Moshe Dayan draaide er niet omheen. In 1956 zei hij bij een grafrede van een door Palestijnen vermoorde Israëli: ‘laten we de moordenaars niet bedelven onder beschuldigingen. Hoe kunnen we klagen over de diepe haat die ze tegen ons koesteren? Acht jaar lang hebben ze in de vluchtelingenkampen van Gaza gezeten, en voor hun ogen hebben wij het land in bezet genomen waar zij en hun voorouders op hebben geleefd. Wij zijn de generatie van kolonisten, en zonder de stalen helm en de loop van een geweer kunnen we geen boom planten en geen huis bouwen. Laat ons niet terugdeinzen voor de haat waarmee het leven van honderdduizenden ons omringende Arabieren is vervuld. Laat ons onze ogen niet afwenden, opdat onze hand niet verzwakt. Dit is het lot van onze generatie. Onze keuze moet zijn om paraat en gewapend te zijn, sterk en onverzettelijk, want als de vuist om ons zwaard verslapt, zullen onze levens verpletterd worden’. Zionistisch rechts heeft geen last van een cognitieve dissonantie, of van gewetenswroeging. Er is geen kloof tussen zelfbeeld en realiteit. Onrecht tegen de Arabieren? Pech voor de Arabieren. Wij zijn sterker.
Daarentegen heeft zionistisch links vooral geloofd dat Israël een modelmaatschappij zou worden, een nieuwe mens zou creëren, en dat dat ook de Arabieren ten goede zou komen. De Israëli’s die geloven dat Israël per definitie een staat is gebaseerd op rechtvaardigheid, een staat die de wapens alleen opneemt wanneer het echt niet anders kan, en dan alleen uit zelfverdediging, de ‘purity of arms’, bevinden zich nu in een permanente staat van cognitieve dissonantie. Een zelfbeeld, een collectief en gecultiveerd zelfbeeld bovendien, dat niet is op te tellen bij de gebeurtenissen die worden teruggespiegeld via de buitenlandse reportages, zelfs niet die van de CNN die de minuten zendtijd telt die er aan de slachtoffers van beide zijden worden besteed om maar niet van partijdigheid te kunnen worden beschuldigd. CNN dreigde dus in Israël van de kabel gehaald te worden. Niemand kan lang in een staat van cognitieve dissonantie verkeren, en als iemand niet sterk genoeg is om het zelfbeeld te veranderen moeten feiten worden weggewerkt die in strijd zijn met dat zelfbeeld, en kunnen de overbrengers van de slechte boodschap rekenen op felle emotionele afweer. Daar ligt wel een voor de hand liggende mogelijkheid voor klaar. De brengers van de slechte boodschap zijn antisemieten, en als het joden zijn zijn het ‘zelfhatende joden’.
Rubber kogels
Yaron Ezrahi schrijft in zijn boek Rubber Bullets over de reflex van de ‘knecht die meester is geworden’: ‘terwijl we geleidelijk aan wolven werden, voelden we ons nog steeds lammeren. Het oude gevoel een geïsoleerde en bedreigde minderheid te zijn temidden van een zee van vijandige Arabieren, de angst dat onze macht niet voldoende zou zijn om die bedreiging af te wenden werd verdiept door de herinnering aan het slachtofferschap van de holocaust: alsof die combinatie blind maakt voor de actuele macht’. Dat uit zich in een scheidslijn tussen de joden die zeggen: genoeg, we hebben gewonnen, we hebben de macht, we hoeven ons niet te blijven gedragen alsof we slachtoffers zijn die zich moeten verdedigen, en de joden aan de andere kant die niet kunnen ophouden met veroveren, die blijven vechten en niemand vertrouwen. Avnery ziet de kloof tussen de Israëli’s die met het gezicht naar het verleden blijven leven, en zij die naar de toekomst kijken als een Kulturkampf. Voor hen die het verleden niet kunnen laten voor wat het is, verleden, is het ondenkbaar dat Israël ook kan voortbestaan als een normale moderne staat, waar verschillende etnische en religieuze groepen gelijke rechten hebben en als burgers naast elkaar kunnen leven. Voor hen is het opgeven van een joodse staat niets minder dan zelfmoord. Gojim – niet-joden – zijn niet te vertrouwen, zijn anders, zullen joden altijd haten. Alleen door onder elkaar te blijven is veiligheid mogelijk. Dat dit in schril contrast staat tot de huidige realiteit, dat joden in de VS en in Europa veiliger zijn dan in het huidige Israël, ook dat wordt niet geregistreerd. De diepe angst om met het vormen van een moderne staat de identiteit, de joodse identiteit te verliezen kan heel ver gaan.
Ik was op een studiedag over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Uiteraard staat ook het vluchtelingenvraagstuk op de agenda, want zonder een oplossing voor het grootste en langdurigste vluchtelingenprobleem ter wereld, het gaat om tussen de drie en de vier miljoen mensen, komt er geen vrede. Twee vertegenwoordigsters van de Nederlandse joodse gemeenschap reageren emotioneel en verwijtend dat de congresgangers praatten over de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, zonder aandacht te hebben voor de emoties van de Israëli’s. Want iedereen weet toch dat de terugkeer van de vluchtelingen het einde zou betekenen van Israël? Wie dus over de rechten van Palestijnse vluchtelingen praat, honderd keer vastgelegd in VN resoluties, wordt gezien als iemand die het direct gemunt heeft op de joodse ziel, de kern van het joodse bestaan, die wil Israël dus vernietigen. En wie wil dat? Het was dat Jeff Halper, zelf jood en Israëli, in woede losbarstte, want in dergelijke discussies zwijgen de meeste niet-joodse Nederlanders bedremmeld en geïntimideerd.
Politieke context
Er is meer te zeggen over de manier waarop oude en onverwerkte trauma’s door kunnen werken en een factor van betekenis kunnen worden in de actualiteit. Volkan geeft ons een paar instrumenten om iets te begrijpen van wat een collectief trauma met een groep mensen kan doen, en hoe de gevolgen van dat trauma, generatiegewijs doorgegeven, de politiek van een land kan beïnvloeden. Maar Volkan heeft ook een paar beperkingen. Zo blijft hij met zijn instrumentarium aan symptomen soms erg in de beschrijving hangen, zonder het proces zelf dat er plaats vindt te onderzoeken. Ook blijft hij toch een klassieke psychoanalyticus in zoverre hij de politieke context zelf vaak vergeet; zo verklaart ook hij zelfmoordaanslagen alleen uit de indoctrinatie van islamitische groeperingen en de psychische gesteldheid van de daders. Ook hij vergeet op dat moment de politieke context, de bezetting. Ik denk meer over een wisselwerking tussen een politieke situatie, en de psychische gesteldheid van de mensen daarbinnen.
Michael Ignatieff waarschuwt ons om niet te makkelijk aan te nemen dat een land, net als een individu, over een ‘psyche’ beschikt. Het blijven altijd mensen, die wel een geschiedenis en een emotionele ontwikkeling met elkaar kunnen delen. Staatsburger zijn maakt niet automatisch dat we de dominante ideologie van het land waarin we leven overnemen. In het verhaal van Volkan is het bijvoorbeeld niet duidelijk hoe het zou komen dat een deel van de mensen met dezelfde verschrikkelijke achtergrond toch een andere ontwikkeling doormaakt. Zie Hass, Levy, Pappé, Avnery. Mij interesseert het minstens zo sterk hoe het komt dat er mensen zijn die zich weten te ontrekken aan de dwang van het ‘gekozen trauma’. Amira Hass, bijvoorbeeld, dochter van overlevenden van de holocaust, kwam uit een communistisch nest. Kritisch afstand houden, en het aankunnen om buitenstaander te zijn is haar met de paplepel in gegeven. Gideon Levy had het moeilijker, zei hij zelf, die kwam uit een goedburgerlijk zionistische familie, en zijn ogen gingen pas open toen hij als verslaggever in de bezette gebieden zag wat de Palestijnen werd aangedaan, toen ze mensen werden in plaats van een anonieme massa vijanden. Ilan Pappé kon zich pas werkelijk losmaken uit de dominante ideologie toen hij in Oxford studeerde, waar hij op voet van gelijkheid met Arabische studenten en docenten omging, voor hem was de afstand die hij nodig had heel letterlijk een oceaan. Het is bijvoorbeeld ook duidelijk dat een deel van de overlevenden van de holocaust en hun nazaten dat voor de Verenigde Staten heeft gekozen in plaats van voor Israël een andere ontwikkeling doormaakt. Veel van hen kiezen voor assimilatie en trouwen gemengd, de holocaust wordt een herinnering, niet meer een vermeende actualiteit. Tot grote zorg van een deel van de Israëli’s en een deel van de Amerikaanse joodse gemeenschap, die vreest dat er in komende generaties niet meer genoeg joden geboren zullen worden om Israël te blijven bevolken en een numerieke meerderheid te behouden (waar een uitwas van te vinden is in een anti-abortus advertentie in een Amerikaanse krant met de tekst: wat is er mooier dan een joods leven te redden?), of dat veel jonge joden geen reden meer zullen zien om naar Israël te emigreren. Israël is eens mede ontstaan door het antisemitisme, en nu lijkt het wel alsof Israël het antisemitisme nodig heeft om joden er van te overtuigen dat het beter is om in Israël te komen wonen dan elders in de wereld waar ze meer veiligheid en welvaart kunnen vinden.
Het is de vraag of Israël er zonder de shoah gekomen zou zijn. Het zionisme is ouder, maar voor de Tweede Wereldoorlog waren er niet voldoende joden bereid om naar Palestina te trekken om daar de joodse gemeenschap te versterken om een werkelijke staat te kunnen vestigen. Het is ook de vraag, als Israël er gekomen zou zijn zonder shoah, wat voor een staat dat zou zijn geworden, en hoe de buitenwereld er op gereageerd zou hebben. Vele jaren lang zijn we doordrongen geweest van de gedachte dat de shoah voorkomen had kunnen worden wanneer er een eigen land voor de joden zou zijn geweest. Israël is gesticht in de nadagen van het kolonialisme, waarin sowieso niet veel aandacht was voor het lot van ‘inboorlingen’, maar ook toen het Europese kolonialisme overal bakzijl moest halen durfde alleen een enkeling kritiek te hebben op de Israëlische behandeling van de inheemse bevolking in Palestina. Hoewel veel Israëli’s nu vinden dat met name Europa ongepast veel kritiek heeft op Israël, en ze dat meteen gelijk schakelen aan oud of nieuw antisemitisme, lijdt het voor mij geen twijfel dat we juist, decennia lang, Israël hebben willen ontzien en boven de wet hebben geplaatst – omdat we ons zo bewust waren van het extreme onrecht dat de joden is aangedaan, onrecht waar we medeplichtig aan waren, onrecht dat het bestaanrecht bevestigde van de nieuwe staat. Het lijkt haast paradoxaal dat de shoah, zo centraal in de collectieve psyche in Israël zelf opnieuw moest worden ‘ontdekt’. Tom Segev beschrijft in zijn boek ‘1949, The First Israelis’, hoe slecht de overlevenden van de kampen in de eerste jaren van de staat Israël werden opgevangen. In de sterke neiging om met de nieuwe staat ook een nieuwe mens te creëren, in alles het tegendeel van de onderdrukte gettojood, waren de zwaar getraumatiseerde vluchtelingen nauwelijks welkom. In de verslagen van die tijd vindt Segev onthutsende uitspraken over de ‘geringe kwaliteit van het materiaal’ dat uit Europa naar Israël werd gestuurd, teveel ouderen, zwakken, zieken, en lichamelijk of psychische invaliden, teveel mensen die ongeschikt waren om boeren en soldaten te worden. Als om te benadrukken dat er een radicale breuk nodig was met het loodzware en vernederende verleden namen veel nieuwe Israëli’s ook een nieuwe naam aan; Uri Avnery heette toen hij nog een Duits jongetje was Helmut Ostermann. De holocaust werd pas later opnieuw ontdekt, en tot een centraal deel van de collectieve identiteit gevormd met herdenkingen, musea en schoolboekjes, en gehanteerd om nieuwe migranten en kinderen die het allemaal niet zelf hadden meegemaakt te doordringen van de noodzaak zich te weren, als joden een blok te vormen, tegen de vijandige buitenwereld.
Het Palestijnse trauma
Een vergelijkbaar verhaal, over de wisselwerking tussen collectief trauma en politiek, zou ook over de Palestijnen geschreven kunnen worden. Hoewel elke collectieve geschiedenis unieke elementen bevat, zijn er ook overeenkomsten. Ook daar een collectief trauma, de nakba, de grote ramp van 1948, de onteigening en verdrijving uit hun land en hun huizen, om plaats te maken voor een volk dat elders werd vervolgd. De vernietiging van meer dan vierhonderd van hun dorpen, het al meer dan een halve eeuw durende ballingschap. Ook daar dus schaamte, machteloosheid en onverwerkte vernedering bij de eerste generatie die het overkwam, en ook daar zien we dat het ‘gekozen trauma’ niet wordt ervaren als verleden maar als actualiteit (niet weinig geholpen door de feitelijke actualiteit van de bezetting) en doorgegeven als opdracht aan de volgende generaties. Oudere Palestijnen hebben behalve herinneringen aan het onrecht ook vaak herinneringen aan joodse vrienden, en vreedzaam samenleven, en misschien lijkt het onbegrijpelijk dat ik bij hen soms meer begrip vindt voor de Israëli’s, en een groter vermogen om zich voor te stellen dat het misschien ooit nog goed kan komen, dan bij de jongere Palestijnen, die de nakba niet hebben meegemaakt, maar de bezetting wel. Aan de ene kant kom ik jonge mensen tegen die het bestaan van de staat Israël allang als feit hebben geaccepteerd, maar tegelijk is het merkbaar dat zij op hun beurt de Israëlische joden nauwelijks meer kunnen zien als potentiële medeburgers. Haider Abdel Shafi, nu in de tachtig, herinnert zich nog hoe hij speelde met het dochtertje van de opperrabbijn van Hebron als zijn vader daar op bezoek ging. Abdel Shafi, hoe fel hij ook gekant is tegen de Israëlische bezetting, zal nooit de vergissing maken om ‘joden’ en ‘Israëli’s’ als één term te gebruiken. Maar voor de kinderen die joden alleen kennen als kolonisten en militairen die hun vriendjes dood komen schieten en hun huis bombarderen is dat al een stuk moeilijker. De actualiteit van de bezetting versterkt het onverwerkte collectieve trauma van de onteigening en de verbanning van toen. Ook hier de time collapse, wie Palestijnse vluchtelingenkinderen vraagt waar ze vandaan komen hoort ze niet het kamp noemen waar ze nu wonen, maar het dorp waar hun grootouders vandaan kwamen, een dorp dat niet meer bestaat.
Ook Palestijnen hoor ik diezelfde vraag stellen: ‘hoe kan het dat mensen die zelf zo hebben geleden geen besef hebben van wat ze zelf anderen aandoen?’. De onbegrijpelijke hardheid en letterlijke overkill van de Israëli’s voegt weer toe aan het vijandbeeld dat ook aan die kant steeds verder verstard, en het op hun beurt voor de Palestijnen weer moeilijk maakt om nog enig mededogen te voelen voor de slachtoffers van aanslagen. Het Palestijnse trauma is mede daarom zo moeilijk te verwerken omdat de Palestijnen het slachtoffer zijn geworden van mensen die zichzelf niet als daders kunnen zien, en ook door een groot deel van de buitenwereld als slachtoffers gezien blijven. Dat maakte veel mensen blind voor wat er werkelijk gebeurt. De eerste generatie Palestijnen heeft mee moeten maken dat ze werden verjaagd om geen andere reden dan dat ze toevallig woonden in een land en in de weg liepen van een volk dat dat land voor zich opeiste op grond van rechten die tweeduizend jaar daarvoor waren geformuleerd, en, geheel in overeenstemming met het Europese koloniale denken van die tijd geen oog had voor de mensen die er al woonden. ‘Maar waarom moeten wij de prijs betalen voor wat de joden door de Europeanen is aangedaan?’, vragen de Palestijnen zich af. ‘Waarom betalen de schuldigen van toen de prijs niet, waarom wij? Moet het onrecht van toen dan uitgewist worden met nieuw onrecht?’ Dit collectieve trauma wordt versterkt door het feit dat de wereld nu al een halve eeuw toekijkt en niets doet, terwijl de Palestijnen van nog meer land en nog meer vrijheid worden beroofd. Het gemak waarmee ze worden afgeschilderd als terroristen in plaats van als een volk dat vecht voor hun onafhankelijkheid en voor een menswaardig bestaan grieft de Palestijnen diep. Er is nauwelijks iets denkbaar dat een trauma meer kan versterken dan het gevoel er alleen voor te staan, en geen bondgenoten te hebben. Dat, bij elkaar, verklaart meer van de hardheid en de onverzettelijkheid waar mee de jonge generatie Palestijnen voor hun vrijheid vecht, en zelfs bereid is om met medeneming van Israëlische burgers de dood in te gaan, dan verwijzingen naar de Islam.
Anja, geweldig beschrijving. Veel stukjes had ik wel door, maar kon het niet onder woorden brengen. Dank je voor deze twee stukken , waarin ik zoveel, ook van mijn eigen trauma’s( die weer op een heel ander vlak liggen) in herken. Dank je. Kun je dit niet groter publiceren . via kranten of via een nieuw boek. Essentieel lesje geschiedenis. Met name onze regering zou er veel baat van kunnen hebben bij het tot zch nemen van eze inzichten.
Beste anja, dit is echt een hele goeie website. Ik betrap mezelf er op dat ik bij elke nieuwe escalatie hierheen surf om te zien wat je schrijft. Vooral de vele getuigenissen van Israeli’s die het hoofd koel houden, zijn bijzonder waardevol. Ik ben blij dat ik hier de teksten van Ury Avnery en Gideon Levy heb leren kennen. Zij bewijzen dat we, middenin deze waanzin, het geloof in de woorden en in het denken niet moeten verliezen. Alleen de rede is in staat de wolk van hysterische propaganda te doorbreken. En alleen praten zal ook aan dit conflict een einde kunnen maken.
Dank jullie, Ina en Pablo. Ik ben aan het kijken of ik dit verhaal niet kan uitbreiden tot een boekje.
Je ziet goed wat ik probeer te doen, Pablo. Ik heb veel aan de commentaren van kritische joden die weliswaar woedend zijn over wat er in hun naam wordt gedaan, maar die tegelijkertijd het hoofd koel houden en proberen te blijven denken en analiseren en wat er gebeurt altijd weer in een historische context plaatsen. Ik heb daar zelf het meeste aan, en denk dus dat er ook andere mensen zijn die dat vinden.
Jullie dus, onder andere.
Dag Anja,
Ik denk dat je het Palestijns trauma kan doortrekken naar het Arabische trauma. Men ziet Israël, haar ontstaan, de gewonnen oorlogen van 1948 en 1967, de bezetting etc als een soort vers en pijnlijk litteken op het hart van de Arabische ziel.
Israël is voor de Arabische wereld het symbool van kolonialisme en machteloosheid. De machteloosheid dat de Arabische wereld het niet heeft kunnen winnen van de Israël.
Ik vraag me echt oprecht af, als Arabier, of echte vrede ooit mogelijk is tussen Israël en de Arabische wereld.
Daar op inhaken:
In the Arab imagination, Palestine is not simply a plot of land any more than Israel is a plot of land in the Jewish imagination. As the Palestinian poet Mahmoud Darwishhas observed, Palestine is also a metaphor – for the loss of Eden, for the sorrows of dispossession and exile, for the declining power of the Arab world in its dealings with the West.