Te gast: Justus van Oel
(Eerste passage Engels, daarna Nederlands)
My first visit to the occupied Territories, about two years ago, left me speechless. But the good news is: I have a speech now. So what will the speech be about? Essentially about this: what happens when telling the truth, as you saw with your own eyes, becomes treason, in the eyes of others? As is the case for Israeli soldiers who dare ’to break the silence’. But it’s not about our guests from Israel, I will be talking (in Dutch, sorry) about my far more limited experience in the Occupied territories, about the resulting inner struggle, the angry and confused conversation with myself, in the face of a reality that apparently didn’t fit into my mindframe. And that is, I trust, common ground I share with everbody present here, in one way or the other. Dutch from now on. Sleep well, my Israeli friends!
In maart 2004 bezocht ik, samen met Mieke van ICCO, een christelijke hulporganisatie, voor het eerste de bezette gebieden. Mieke wist, uit ervaring, dat ergens gedurende die reis ik in tranen zou uitbarsten. Dat was niet in Gaza, al had dat makkelijk gekund. Dat was niet in Nablous, hoewel dat makkelijk had gekund. Dat was niet in Hebron, want daar neemt Mieke geen nieuwelingen mee naar toe, dat kunnen ze gewoon niet aan. Nee, mijn hart brak in Ramallah, in het Heemstede-Aerdenhout van corrupt Fatah-land, in een zaaltje van het conservatorium. Daar zaten vier keurige Palestijnse meisjes, die vloeiend Engels spraken, en ze speelden een divertimento van Mozart. Ze zetten in, en het was of ik ter plekke de grond onder mijn voeten kwijtraakte. Over wat daar, in een halve seconde, met mij gebeurde ben ik nog steeds niet uitgepraat en ik me dat moment blijvend herinneren als een van de leerzaamste ervaringen in mijn leven. Waar ik om weende, dat was niet de muziek. Het ging ook niet om de Palestijnen. Het ging over mijzelf. Een mens kan niet in zijn eigen hersenen kijken, zelden althans. Toch overkomt het je soms, en het is meestal niet leuk, wat je dan ontdekt.
Ik keek naar de spelende meisjes, even, draaide mijn hoofd weg, staarde uit het raam, en wat ik zag, op mijn innerlijke bioscoopscherm zogezegd, was dit, en ik lieg niet: er stapte, uit mijn hoofd, een man. Ik herkende hem direct. Hij was de boze oer-Palestijn uit 40 jaar NOS-journaal, met een kalashnikov op zijn rug, en ik zag hem, boven de daken van Ramallah langzaam van mij weglopen. Alles wat ik tot dan toe over Palestina had gedacht, zinnig of onzinnig, had met die man te maken gehad. En niets met die meisjes, die daar toch echt tegenover mij zaten. In de Donald Duck zie je regelmatig stripfiguurtjes die onder een groot blok beton staan, aan een dun touwtje, met daarop geschreven ‘1000 kilo’. Daar, in Ramallah, halverwege maat 16 van het Divertimento van Mozart, brak het touwtje. En daar lig je dan onder je blok beton. Welkom in de werkelijkheid.
Ik meen zeker te weten, dat bijna iedereen hier aanwezig, ooit in zijn leven, dat blok beton, dat verpletterende besef heeft voelen indalen. Hoe verschillend wij ook zijn, en of dat nu in Jeruzalem, Hebron of Amstelveen was. Het kan als een bliksemschicht komen, of als het laatste strootje dat de rug van de kameel breekt. Maar opeens weet je iets, wat je blijkbaar eerder niet durfde of wilde weten: “Dit is niet goed, dit is vreselijk, en mijn eigen denken, waar ik toch zo aan gehecht was, was een deel van het probleem, wat hebben ze met mij gedaan, wat heb ik met mij gedaan, wie ben ik, wat moet ik doen?”
Om ons heen bevinden zich foto’s gemaakt in Hebron, door Israëlische soldaten die onder hun blok beton vandaan kropen, en wisten wat ze moesten doen. Foto’s maken en getuigen. Daar hebben ze goed aan gedaan.
Sohail, een Australische Palestijn met wie ik in maart in Ramallah was vertelde: “Vanmorgen toen ik bij Qalandia in de rij stond om Israel weer in te gaan, was er een Israelische soldate die niet schreeuwde tegen ons. Dat was zo raar, we raakten er helemaal van in de war, de hele rij.” Nee, de zaak is nog niet verloren. Dat is ‘ie nooit. “Onder welke steen ben jij vandaan gekropen’, schreeuwt een woedende Israelische documentairemaker tegen twee lamlendige 18-jarige Defence-Force medewerkers, die Palestijnse schoolkinderen urenlang in de brandende zon laten wachten tot ze een weggetje mogen oversteken.
De feiten spreken voor zich, zou je zeggen. Maar voor die feiten binnen komen, of de foto’s van die feiten, moet eerst iets anders gebeuren. Dat blok beton moet stuk, en je moet willen weten wat daar inzat. Namelijk, alles wat je zonder dat je het wist het zicht benam. Ik vond in mijn blok beton als eerste mijn opa Hendrik Matter, een gereformeerde dominee met joodse onderduikers. Ik vond Juffrouw Biersteker, vierde klas lagere school, die ons Hava Nagalih Hava liet zingen, die de woestijn liet bloeien en ons vol liefde mee liet genieten van het hervonden Jeruzalem. Noest doorhakkend vond ik de boekenkast van mij vader, met een holocaustafdeling die ik er op mijn twaalfde al integraal op had zitten. Even later ontmoette ik opnieuw de hippies van het Palestina-comite, dat in 1973 mijn christelijke lyceum betrad met Arafatsjaaltjes en door ons puberale hobby-zionisten collectief werd weggehoond. Ah, en daar was mijn psychiater, die ooit zei: “Is dat jouw schuld, van de joden? Kon je er iets aan doen? Kan je er iets aan doen? Nee? Het gaat over jou, denk ik. Zullen we het daar dan eens over hebben?” Nou, liever niet, dokter, en weg was ik.
Tot zover de afdeling versteend verleden en geleend trauma van mijn betonblok, tot slot de laatste losse stukjes: 1) het natuurlijke, en terechte overwicht van onze superieure Westerse beschaving 2) de heer J. Christus uit Nazareth 3) islamofobie 4) een stukje alledaags rascisme tegen de Arabische medemens, 5) mijn eigen problemen waar ik al ruim genoeg aan had, en 5a) armoede is ook heel erg, mijn blok beton bevatte verder 6) een onvermoede vatbaarheid voor propaganda, dus van al papa’s Hitlerboeken ook nog eens niks opgestoken, 7) een grote gehechtheid aan het eigen vooroordeel, kortom, eigenlijk alle menselijke beperkingen waarvan ik weer dacht dat ik ze juist niet had. En dat was, ik zal het u eerlijk bekennen, waar ik om huilde. Acute instorting wegens dramatisch toegenomen zelfkennis. Ontmaskerd als domme lul, door een strijkkwartet. Met als ironische slotnoot van dit alles dat ik na mijn eerste bezoek aan Palestina mijzelf op oprecht gevoeld antisemitisme betrapte. Stelletje ondankbare klootzakken, ik nog bidden dat jullie de Yom Kippoer oorlog zouden winnen, ga je zelf een beetje kampbewakertje spelen. Jezus, wat was ik kwaad. En ook nog eens antisemiet geworden, door jullie. Nou, bedankt!
De situatie, kortom, was er niet bepaald overzichtelijker op geworden. En toen, weken later, kwam opeens de voor mij verlossende gedachte, uit het schijnbare niets. “Maar natuurlijk gedragen die Israëli’s zich soms als rotzakken. Het zijn hele gewone mensen, en dat lijkt me maar beter ook”. Het is even wennen, na drieduizend jaar judeo-christelijke indoctrinatie en andere narigheid, maar het is ook heel bevrijdend, als ik zeggen mag. En zo simpel. Stompzinnig simpel. Dat een mens daar toch niet eerder opkomt. ‘Het zijn net mensen’ om met Joris Luijendijk te spreken. Lezen, dat boekje!
Om ons heen bevinden zich foto’s uit Hebron, genomen door soldaten die hun eigen pantser durfden te te doorboren. Er zullen mensen naar die foto’s komen kijken, waarvan sommige met een onzichtbaar blok beton boven hun hoofd. Bij een paar zal, hopelijk, het touwtje breken. Het is even doorbijten, maar het lucht wel op. want dan weet je hoe het zit: de bevrijding van Palestina is de bevrijding van Israël, én je weet wat je moet doen: verbeter de wereld, bevrijdt eerst jezelf.
Uitgesproken en geschreven door Justus van Oel, 15 oktober 2006, bij de opening in Amsterdam van de fototentoonstelling ‘Breaking The Silence’
Die indaling kwam bij mij vandaag bij een foto uit NRC-Next. (sorry, kan hem helaas niet laten zien) Een foto van een huiszoeking. Een militair zoekt in een keukenla naar iets bedreigends. In de hoek zitten vrouwen en kleine kinderen ingedoken te wachten tot het over is. Ik had me nooit gerealiseerd dat een huiszoeking er zo uit zou kunnen zien. Ik dacht altijd dat de bewoners van het huis dan even buiten zouden staan ofzo. Maar nee, deze vrouwen en kinderen waren aanwezig en bang. Schokkend simpel. En wat denkt een militair uberhaupt in een keukenla te vinden?
Beste Anja,
We hebben elkaar laatst op de opening van Breaking the Silence ontmoet. Ik ben de artistieke directeur van De levante.
Ik wilde je uitnodigen/op de hoogte stellen van onze film+literarire lezing morgen in de Rialto met films van de Iraanse Shirin Neshat gebasseerd op het boek Vrouwen zonder Mannen van de Iraanse feministische schrijfster Shahrnush Parsipur. Shahrnush is morgen aanwezig en zal een lezing geven. Haar boek is afgelopen donderdag in het nederlands verschenen bij Bulaaq en bij Meulenhoff komt ook een ander boek van haar uit.
Aangezien jij geinteresseerd bent in islam, feminisme, multiculturelesamenleving etc, dacht ik dat je het misschien interessant zou vinden.
Hartelijke groeten,
Tot Ziens
Sharie