Huisbezoek in Beit Hanoun. Mokarram Hameidan. 28 jaar. Ze ligt in een kamer, omringd door een paar vriendinnen. Het was op 3 november dat de mannen van Beit Hanoun, de verzetsstrijders, voor de tanks hun toevlucht hadden genomen in de moskee, en daar omsingeld waren. Toen besloten de vrouwen om tussen de moskee en de tanks te gaan staan, om hun mannen de gelegenheid te geven weg te komen. Dat lukte, maar een paar vrouwen werden doodgeschoten, en Mokarram heeft nog veel pijn, maar zal waarschijnlijk wel weer kunnen lopen, als haar been is geheeld. De vriendinnen, die er ook bij waren kijken stil toe als ze door Joes wordt onderzocht, en als ze piept van de pijn als ze van het bed in een rolstoel wordt gesjouwd.
Ik denk: hoe moeten ze zich voelen dat Mokarram nu in een rolstoel zit en zij niet. De familie is trots op haar. Ze is een heldin. Haar man komt binnen, een goedlachse man met een baard. Was hij ook in de moskee? Nee, zegt hij vrolijk. Ik was thuis om op de kinderen te passen.
In het volgende huis gaat het om vier nieuwe patienten. Dit is bij de straat waar het Israelische leger op 8 november een serie granaten afschoot. Een fout, zeiden ze later. Zeventien mensen, van dezelfde grote familie Al Athamna stierven. We hebben de foto’s gezien in onze kranten, van de plas bloed in de steeg. Twee van de patienten blijken weer in het ziekenhuis te liggen. We vinden Omayya. Negentien. Gecompliceerde botbreuk in haar linkerbeen. Haar rechtervoet is geamputeerd. Er is ook iets met haar rechterarm. Het was de tweede granaat die haar trof. Ze was naar buitengerend om te helpen, nadat ze de eerste had gehoord. Bewusteloos werd ze naar het ziekenhuis gebracht, en vandaaruit naar Egypte. Daar hoorde ze dat haar man was gedood. En haar moeder en een zuster. Haar kleine dochtertje was maar licht gewond.
Ze laat het been zien, waar een ingewikkeld metalen ding omheen zit om het bot te laten helen. Een man van de familie komt met de rontgenfoto’s. En is kwaad, dat ze geen medicijnen kunnen krijgen. Het is een boerenfamilie. Geld hebben ze niet.
Op krukken komt Sakher binnen. Zestien. Dubbele botbreuk en breuk in zijn bekken. Hij is moeilijk, zegt de familie. Hij eet niet. En hij wil zich niet laten behandelen.
Omayya zegt dat ze wel eet en ook wel kan slapen. Maar ze heeft veel nachtmerries. Dan droomt ze dat de granaten benen hebben en haar achternarennen.
We lopen mee om naar de steeg te kijken waar het allemaal gebeurde. De eerste granaat, de tweede, familieleden kwamen kijken, zochten hun kinderen, werden geraakt door de vierde, de vijfde, als ze probeerden de gewonden weg te dragen of de doden werden ze zelf het slachtoffer.
Een vrouw trekt me mee haar huis in. De kamer is helemaal ingericht voor haar doden. Portretten hangen aan de muur, met kunstbloemen er omheen. Deze is mijn zoon, en deze en deze. Allemaal dood. Deze, een broer. Ook dood. Ik raak de tel kwijt. Op het binnenplaatsje laat ze zien waar de granaat insloeg. Het gat is al weer dichtgemetseld. De schoolboeken, van een van de zoons die nu dood is liggen er nog. Naast haar staat een zoon met een strak wit gezicht. Hij heeft een litteken op zijn kaak. En een lege mouw, waar zijn linker hand zou moeten zitten. Maar hij leeft tenminste nog. Ik denk: wat moet die jongen voelen, nu zijn broers zijn omgekomen en hij niet, en zijn moeder alleen maar denkt aan de jongens die er niet meer zijn. Wat moeten die trotse mannen denken, dat ze niet in staat zijn geweest om hun vrouwen te beschermen. Wat denkt een kind, die in een klap vader, oma, tante is kwijtgeraakt, die het geschreeuw heeft gehoord, het bloed heeft gezien. Die een moeder heeft die schreeuwend wakker wordt ’s nachts.
We hebben al veel meegemaakt in Gaza, en veel gezien. Maar we zijn er kapot van en als we thuis komen op de flat zitten we eerst maar eens een potje te janken.
Anja,
Als ik je verhalen lees dan bekruipt mij – en elke weer – een machteloos gevoel. In het politieke machtspel in het Midden Oosten is telkens weer het humanitaire aspect het slachtoffer. Intriest.
Je doet zo’n goed werk daar, het geeft ze toch wat hoop dat er ook mensne zijn die het goed met hen bedoelen. Ik mkrijg er tranen van in mijn ogen. Soms denk ik, het is niet goed om het te lezen voor m’n zenuwen. Maar het goede werk trekt toch.
Ik hoop dat waar jij je voor inzet ’s wat meer aandacht zou krijgen in de media. Maar het lijkt erop dat er bij de media en politiek hier veelal een taboe op heerst. Respect voor jou en de mensen die er ook bij waren. En natuurlijk wil ik de mensen in de Gaza veel sterkte wensen.
Anja, ik val misschien in herhaling, maar toch …
Ik kan het niet laten het volgende te denken, als ik hier beschreven zie wat o.a. door Israelische, Apache helicopter besturende, “Joy-stick hero’s” is aangericht:
Klootzakken!
Mazzel & broge, Evert