Gisteren een redelijk rustige dag. Commissie Migratie. Twee rapporten werden besproken, de eerste over chinese arbeidsmigranten in Rusland. Rapporteur was een Griek. Meneer Postavnin uit Rusland reageerde: gaf toe dat er sprake was van een grote migratiestroom, en dat die gewenst was om mee te helpen de spoorlijnen te vernieuwen, maar dat er nog van alles schortte aan de opvang, zoals goed onderdak en ziekenhuizen. Mij viel vooral de toon op, niet defensief, niet ontkennend, maar met erkenning dat er problemen zijn waaraan moet worden gewerkt.
Tweede rapport over de regio waar ik jarenlang intensief heb gewerkt, voormalig Joegoslavie. Daar zijn nog een half miljoen vluchtelingen en ‘internally displaced persons’ waar nog geen oplossing is gevonden. Ik herinner me de vluchtelingenkampen in Servie, in Macedonie, toen al, jaren geleden, vaak de mensen met de minste kansen, alleenstaande moeders met kinderen, ouderen, mensen met een handicap, Roma. 600.000 van de vluchtelingen hebben een heenkomen gevonden in andere Europese landen en hoeven niet meer terug.
Het is moeilijk, zegt de rapporteur, het duurde zes, zeven jaar voordat de eersten terugdurfden. En het is nog steeds erg moeilijk, niet alleen om huizen en werk te vinden, te zien of de omgeving veilig genoeg is, het is ook het verwerken van de genocide.
Ik moet naar mijn commissie. Later meer.