Dinsdag. Den Haag dag.
Wat nagekomen dingetjes. Voortbordurend.
Ik ben geen moslim, staat er boven de column van Nazmiye Oral (Volkskrant).
Nu weet u iets over mij dat mijn moeder niet weet. Ik bentrouwens ook geen ex-moslim, want dat is nog altijd een moslim maar dan ex. Jezelf een ex-moslim te noemen is veel te radicaal naar mijn smaak. Het lijkt me zo vermoeiend en actief. Mijn niet meer geloven is allesbehalve actief. Ik werd op een dag wakker, zo in mijn zestiende levensjaar, en wist: nee, zo niet. Klaar.
Zo zijn ze er dus ook en ik denk: tamelijk veel. Naast de mensen van de tweede generatie die juist op zoek zijn gegaan naar hun geloof. Twee verschillende bewegingen.
Oral heeft het niet aan haar moeder verteld, om haar niet te kwetsen. Uit schuldgevoel. Ze zegt: omdat ze al zo teleurgesteld is in wie ik geworden ben. Het wordt pijnlijk duidelijk dat mijn moeder zich schuldig voelt over mijn leven. De uitkomst is dat ik vrijer ben in een landelijke krant dan in de intimiteit van mijn eigen huis.
Maar als ze begraven wordt, eens, dan wel op islamitische wijze, in de aarde, zonder kist en alleen in een lijkwade, omdat ze dat mooi vindt. En als haar moeder dan nog leeft, dan ziet ze die graag aan het graf. Zonder schuldgevoel.
Ruim veertig jaar geleden ben ik opgehouden met naar de (RK) kerk te gaan. Ik heb dat toen ook niet aan mijn moeder verteld. Zij was een in-vrome vrouw, die ongetwijfeld op een bekentenis gereageerd zou hebben met de zin: ‘Het zal je nog wel thuiskomen’. Als ik bij haar op bezoek was, ging ik naar de zondagsmis, en ik heb zelfs mijn kinderen laten dopen om haar geen verdriet te doen. Dat kreeg ze toch, want mijn dochterje zei bij zo’n gelegenheid over de pastoor: ‘Wat heeft die meneer een mooie jurk aan!. Toen wist mijn moeder dat haar kleinkind niets wist van ‘het geloof’.
Ik heb me losgemaakt van de kerk, toen ik vanuit Brabant naar de randstad verhuisde. Ik zat ineens in de mis met allemaal mensen die ik niet kende en met wie ik zo te zien ook niets zou krijgen. Katholiek zijn in Brabant betekende deel uitmaken van een organische gemeenschap die vanuit dat saamhorigheidsgevoel iedere zondag de kerk als ontmoetingsplaats gebruikte. Het had weinig te doen met theologische hoogstandjes of pauselijke vermaningen; we moesten daar, eerlijk gezegd, zelfs een beetje om lachen. Na een donderpreek gingen we naar huis en zondigden voort.
Gregoriaanse gezangen, meerstemmige missen en al die wierook verloren hun functie toen de gemeenschap weg viel. Ik ben daarna gaan zoeken naar nieuwe vormen van saamhorigheid (solidariteit is misschien nog een beter woord), want van een rijke roomsche jeugd houd je de behoefte daaraan over. Dat is ook het grote goed dat die opvoeding me nagelaten heeft; je zult mij niet horen kankeren over alles wat me (ook) onthouden is. Dat is ‘collateral damage’. En graag mag ik af en toe in een abdij de liturgie nog eens meemaken, omdat ik daarin iets van dat verlangen naar gemeenschap herontdek. Ik begrijp dus heel goed dat Anja Meulenbelt geniet van een doopdienst.
Iedereen die zich losgemaakt heeft van een dergelijke hechte gemeenschap, heeft, uiteraard met eigen accenten, zo’n proces beleefd: vanuit mijn eigen ervaring heb ik altijd de droefheid kunnen begrijpen die de ‘gestaalde kaders’ van de CPN beving bij de afkalving van hun partij.
Op het moment zijn het veel moslims die op deze weg zitten. Er zijn heel wat autochtonen die hun kunnen vertellen dat het hier om een normaal proces van migratie en emancipatie gaat; die twee dingen staan voorop en zijn m.i. belangrijker dan ‘inburgering’ en ‘integratie’. Die laatste twee komen wel terecht, want door het veranderingsproces naderen we elkaar steeds meer. Maar als je er midden in zit dan wil het nog wel eens problemen opleveren. Laten alle witte ‘exen’ dan hun eigen ‘Werdegang’ herdenken, voordat ze met gemakkelijke oordelen komen.
Mooi verhaal Gerard. En klopt. We zouden veel meer kunnen begrijpen van wat er allemaal in migrantenkringen gebeurt wanneer we ons even zouden herinneren hoe het nog maar een generatie terug was, of in onze jeugd, als we wat ouder zijn. De schande van ongehuwd moederschap, de diccussies over ‘seks voor het huwelijk’, ook ik kreeg te horen, toen ik zwanger bleek, ‘wat doe je je ouders aan’, alsof het ging om de familieeer. Mensen die hun ouders niet durfden te vertellen dat ze homo waren, ongetrouwde ‘juffrouwen’die op een kamer woonden bij een hospita en geen herenbezoek mochten ontvangen en maar stil hielden dat ze iets hadden met een vriendin, een huis huren of kopen als vrouw in je eentje zat er ook niet in, de pastoor die langs kwam om te kijken of er wel genoeg kindertjes werden gemaakt – en de verworvenheden van een nieuwe vrijheid zetten we nu maar al te makkelijk in als meetlat om migranten mee te beoordelen.
Ik ken meer mensen als jij die niet makkelijk afstand hebben genomen van het geloof en nog iets missen van toen, dan wel, er zo hun bekomst van hadden dat ze nu niet meer in een kerk kunnen zitten. Een vriendin van me die uit het koor was gepest toen ze als jonge vrouw liet weten dat ze op vrouwen viel moest bijna overgeven toen ik haar een keer meenam. Wij hebben ook onze geschiedenissen en dat vergeten we te makkelijk.
Heel herkenbaar. Alleen ben ik op mijn 16de uit de RK Kerk gestapt, omdat ik er echt niks mee had. Met geen enkel geloof trouwens. Natuurlijk respecteer de mensen die wel geloven, maar als iemand probeert me zijn of haar geloof op te dringen (Jehova’s bv) dan kan ik wel eens fel uithalen. Een paar terug zag ik de serie: “Het gevoel Van de Poel” van Fons de Poel. Direct na 9/11 was hij in de VS voor zijn onderwerpen, zoals liefde en geloven. Verschillende psychiaters vertelden dat het in je hersenen zit. Als je daar een chemikalietje mist kan je dus niet geloven of liefde voelen. Kennelijk mis ik dat voor geloven… Erg? Welnee. Een mens kan sociaal en warm zijn zonder geloof, vind ik. Ik zie mezelf graag als humaan en sociaal persoon, naast het feit dat ik Hoog Sensitief ben. Dubbelop HSP dus. 😉
Prachtig verwoord Gerard, ik kan me goed voorstellen dat het zo werkt, ook voor moslims in een nieuwe omgeving. Zelf maak ik mee dat de moskee immigranten nog iets van dat oude saamhorigheidsgevoel biedt in een verder totaal vreemde samenleving waar niemand je echt begrijpt. Waarschijnlijk daarom ook houden die gemeenschappen zo sterk aan hun moedertaal vast in “religieuze” bijeenkomsten, het is de enige gelegenheid waar ze echt zichzelf kunnen zijn.
Veel jongeren beleven dat allemaal niet meer, zijn zo gewend aan de Nederlandse samenleving dat het moskeegebeuren hen vreemd geworden is, een soort Openluchtmuseumervaring, en laten dat achter zich. Anderen gaan op zoek naar nieuwe vormen voor hun religiueze beleving en vinden die in islamitische (studenten)verenigingen, jongerenmoskee-intitiatieven of hofstadgroepachtige clubs. Ieder maakt zo zijn eigen emancipatieproces door.
Van vaders kant stam ik uit een oud doopsgezind geslacht. Kennelijk heeft mijn vader er desondanks mee ingestemd, dat ik als baby gedoopt werd. Mijn moeder was toen remonstrant. Doopsgezinden zeggen: “Dopen wat mondig is”.
Toen ik 18 jaar was heb ik me laten wederdopen op basis van mijn eigen vrije belijdenis. Ik ging niet naar de “kerk” maar naar de “vermaning”. De eed zwoer ik niet en ik weigerde militaire dienst te doen. Overigens was ik ook politiek gezien mordicus tegen de politionele acties in Indië. Die dienstweigering was geen pretje in die tijd, vooral als de minister van oorlog je niet erkende als “gewetensbezwaarde tegen de krijgsdienst” Ik voelde mij echter gesteund door mijn geloof en door mijn medegelovigen.
Na deze dienstweigeringperiode ging ik me bezighouden met o.a. het Joegoslavië van Tito, waarin ik al tijdens de oorlog zeer in geinteresseerd was. In de loop van de vijftiger jaren kreeg ik de eerste gelegenheid om naar dat land te reizen. Sindsdien heb ik het ontelbare malen doorkruist en heb me verdiept in de politieke, economische en culturele aspecten van de Federatie en zijn zes republieken. Ik werd op grond van mijn ervaringen een enthousiast supporter van het Titoisme en beschouwde Joegoslavië zo’n beetje als mijn tweede vaderland.
Een christen met bewondering voor een diktator
(weliswaar een milde) en supporting een soort communisme. Ik was een echte anarchist onder de christenen. (Zo werden überhaupt doopsgezinden vaak genoemd). Ik was hier zeer tevreden mee.
Maar toen glipte God ineens uit mijn gezichtsveld en kwam niet meer terug. Mijn geloof in Hem was weg. Op mijn veertigste bedankte ik voor de doopsgezinde gemeenschap.
Ik had hier geen droevenis over, behalve wellicht een “weinig weemoedigheid, die niet zo duidelijk te verklaren viel”.
Anders lag dat bij mijn geloof in het Titoisme en een harmonische samenleving tussen de volkeren van Joegoslavië. Hoewel ik me soms ongerust maakte over de toekomst Ik schreef hierover in “De Nieuwe Stem” van 1966.
Dit geloof werd op een ongelooflijke brute manier kapot gemaakt. Niet alleen bij mij maar vooral ook bij de Joegoslaven zelf. Mensen van verschillende nationaliteiten, die jaren lang met elkaar samen op het strand van Dubrovnik lagen, of samen nationale feestdagen vierden, elkaars echtgenoten waren etc.
moordden elkaar uit.
Ook dit geloof hield geen stand. Daar heb ik wel verdriet van.
Nu loop ik zo langzamerhand tegen de tachtig jaar en omdat ik me bewust ben dat alles zo betrekkelijk is, kijk ik niet om in wrok. Ik heb uit het voorgaande o.a.geleerd, dat twijfel en dialectisch denken een groot goed is. Er is bij mij nog steeds een zeker heimwee naar mijn doopsgezinde verleden en een klein portretje van Tito hangt in mijn woonkamer.
Ik weet eigenlijk niet goed, waarom ik dit op jouw web heb geschreven Anja, maar het voelt goed.
Bedankt Nazmiye Oral, jij hebt veel indruk op me gemaakt.