Israelische journalist Tom Segev, bekend om de dikke historische studies die hij schreef, onder andere ‘The Seventh Million’ over de niet bepaald verheffende manier waarop de jonge staat Israel omging met de overlevenden van de Holocaust, schrijft deze week een stuk in Haaretz over de kwestie met de schoolboeken voor joodse en Arabische kinderen in Israel.
Het gaat om een geschiedenisboek voor de derde klas, Living Together in Israel, van Ophira Gal en Shira Goodman. Een heel goed boek, zegt Segev, het probeert kinderen enig politiek bewustzijn bij te brengen, het gaat ook over mensenrechten, over gelijkheid tussen de seksen en verantwoordelijkheid voor het milieu. Er gaat alleen iets mis met het hoofdstuk over Zionisme en het ‘Israelisch-Palestijnse conflict’, en het gaat nog meer mis als je de verschillen tussen de Hebreeuwse en de Arabische versie met elkaar vergelijkt. Arabische kinderen leren in het Israelische school systeem wat anders dan joodse kinderen.
Het schandaal dat leidde tot de eis tot aftreden van de Minister van Onderwijs Yuli Tamir gaat om deze zin in de Arabische versie: ‘De Arabieren noemen de oorlog “Nakba”, dat wil zeggen een oorlog van rampen en verlies, terwijl de joden dit de “Onafhankelijkheidsoorlog” noemen.’ Het echte schandaal, zegt Segev, is niet dat die zin in de Arabische boeken staat, maar dat die niet voorkomt in de Hebreeuwse versie, alsof de Nakba niet meer is dan een onderdeel van de Arabische dorps folklore.
De Arabische kinderen leren uit hun boek niet veel over de geschiedenis van het zionisme. Ze lezen bijvoorbeeld niet dat er in de Israelische Onafhankelijkheidsverklaring staat te lezen dat de staat open alleen is voor joodse immigratie. Dat mogen de joodse kinderen wel weten.
De Arabische kinderen leren wat een ‘homeland’ is, een thuisland, een vaderland. Dat is een land waar je bent geboren, waar je woont, of de plaats waar je voorvaderen leefde, of het land waar je voelt dat je hoort, waar je thuis bent. En dat land is Israel. Dat land heet natuurlijk niet Palestina. In dat land is geen sprake van Palestijnse gebieden, uiteraard. Gaza en de Westoever worden niet genoemd. Wel is er sprake van een jongen die Maor heet, een Hebreeuwse naam, die woont in Alon Shvut, op de Westoever. De Arabische kinderen moeten dus maar aannemen dat dat vanzelfsprekend geen nederzetting is maar een plaats als elke andere binnen Israel. In het boek is geen sprake van bezetting. En Palestijnen komen er niet in voor. Wel deze zin: ‘de Arabieren noemen dit land Palestina en de joden noemen het Israel’. Die zin komt in de Hebreeuwse versie niet voor. Arabische kinderen moeten dus begrijpen dat er twee kanten zijn die elk denken gelijk te hebben. De joodse kindertjes hoeven er niet over na te denken dat er misschien nog een andere kant is.
In de Hebreeuwse versie brachten de zionisten voorspoed en vooruitgang, ze stichtten zelfs een theater. De Arabieren woonden in dorpen en waren boeren. De Arabische versie daarentegen vertelt iets over het leven in de Arabische steden als Jeruzalem, Jaffa en Haifa. Joodse kinderen hoeven dat niet te weten, misschien, zegt Segev, omdat ze zich anders af zouden kunnen vragen waar al die Arabische stedelingen eigenlijk zijn gebleven.
Het antwoord daarop is in beide versies ook verschillend. In de Hebreeuwse: ‘sommige van de Arabische inwoners vluchtten uit hun huizen en werden vluchteling. De Arabische inwoners die bleven werden burgers van het land’. Dat is niet de gehele waarheid, zegt Segev en daarom erger dan een leugen. Wat er niet staat is dat het niet ging om ‘sommige’ maar om de overgrote meerderheid van de Arabische bevolking, en wat er ook niet staat is dat de Arabieren die bleven nooit burgers zijn geworden met gelijke rechten aan de joden.
De Arabische kinderen krijgen een iets minder gekuiste versie, daar is wel sprake van dwang en wordt wel vermeld dat er vluchtelingen waren die niet terug konden komen omdat hun dorpen gedurende de oorlog en erna waren verwoest. Dat is niet geschikt voor joodse oren. Zelfs niet als je weet dat ook dat een erg zoete versie is van de verdrijving van de Arabische bevolking, waarvan de helft al op de vlucht waren voor de oorlog begon. Ook hoeven de joodse kinderen niets te weten over het militaire gezag waar de overgebleven Arabische burgers onder werden geplaatst, nog over de onteigening van Arabisch land dat nog jaren duurde. De lelijke waarheid is niet goed voor joodse kinderen. Maar kennelijk is die niet zo erg voor de Arabische kinderen die er al midden in leven.
Nu zal ook de Hebreeuwse versie moeten worden herdrukt, zegt Segev ironisch. Want er staat nog een foto in van voormalig president Katsav, die aangeklaagd werd wegens seksueel misbruik. En dat is niet geschikt voor derde klassertjes.
Haaretz. Hier.
In het juli/augustusnummer van het blad Wordt Vervolgd van Amnesty International staat een artikel van Emma Blijdenstein, correspondent in Jeruzalem, over hetzelfde onderwerp. Zij heeft gesproken met Palestijnen en Israeli over hun schoolboeken en geeft voorbeelden uit boeken die aan beide zijden gebruikt worden.
Omdat het artikel niet digitaal beschikbaar is, heb ik het gescand.
bladzijde 1
bladzijde 2
Manipulatie van geschiedenisboeken en/of uitleg is misschien wel van alle tijden. Werd ons vroeger verteld wat er overzee gebeurde en was gebeurd. Alle Nederlanders verzette zich tegen de Duitsers “maar niet heus”. Over Slavenhandel maar te zwijgen. Hier in het westen kunnen we lekker Googelen zoeken met de zoekmachine op je PC. Maar in China niet als men daar Tinnanmenplein invoert bij Google krijg men plaatjes van toeristen e.d. Chinese studenten weten ondanks Internet niets van 1989. Deze manipulatie is mede mogelijk gemaakt met westerse technologie.
Wat leerde kinderen in Suriname of de Antillen over hun geschiedenis en wat leerde wij. Geschiedenis is vaak zoals onze leiders het zien, maar wij zien de SP toch ook anders als die anderen.Het is vaak aan welke kant sta je
Inderdaad, Harry. Het gaat er om aan welke kant je staat. En daarom is het belangrijk om kinderen op school al te leren dat er niet een geschiedenis is, maar vele geschiedenissen bekeken vanuit verschillende mensen. Zo horen Nederlandse kinderen te leren dat onze heroische zeehelden met hun veroveringstochten voor de inheemse bevolking aan de andere kant heel wat anders betekende dan voor ‘ons’. Het gaat om kritisch leren denken, en om het besef dat dezelfde feiten er vanuit verschillend ogen anders uitzien. Het zou al een slok op een borrel schelen wanneer er in Nederland meer mensen probeerden de wereld eens door de ogen van vluchtelingen of migranten te bekijken.
En joodse kinderen mogen dus wel eens wat meer te weten komen over die ‘andere kant’.
Wij kunnen er anders ook wat van. Kijk ook hier.
Kan het alleen maar met je eens zijn Anja, maar in mijn laatste schooljaar kreeg ik een boekje in mijn handen “Geen mens is van een ander” ging over slavernij en toen ging ik veel dingen anders bekijken. Wij leerden niets over Z.Afrika ( begin 60) alleen dat er leeuwen waren en mensen in hutjes. Gevoel dat die jaren manipulatie en bedrog waren. Russen waren monsters, Chinezen leuk als pinda verkopers en wij waren het opperras. Wij brachten beschaving. Leugen en bedrog dus
Prachtig dat hier eindelijk aandacht aan wordt besteed. En dit betreft dan nog een “goed” schoolboek. Benieuwd hoe het staat met de slechte schoolboeken. Het bestaan alleen al van verschillende versies voor verschillende bevolkingsgroepen duidt op racisme.
En wat onze Nederlandse schoolboeken betreft: over de strijd van de “inlanders” tegen de koloniale overheerser leerde ik alleen van mijn grootvader, die als koloniale boekhandelaar met de eerste boekhandel in “bevrijd” gebied (de Indonesische Republiek rond Yogyakarta – de boeken smokkelde hij zelf de demarcatielijn over). Later leerde ik erover van mijn vrouw, wier familie actief betrokken was bij de strijd tegen Nederland – er is nog een overval gepleegd op het huis van haar grootouders, waar de verzetsstrijders vergaderden.
Zie dat de zin niet loopt. Ik bedoelde zoiets als “…die als koloniale boekhandelaar met de eerste boekhandel in “bevrijd” gebied beide kanten kende en persoonlijk bevriend was met Mohammad Hatta, de latere vice-president van Indonesië.
Blijdenstein geeft niet aan dat er binnen Israël verschillende versies zijn. Dat vind ik een gemis.