De theorie van Chodorow omvat nog meer, maar laten we hier even bij stilstaan, bij het punt dat vrouwen minder ‘gesepareerd’ zijn maar een steviger sekseidentiteit hebben, en dat mannen ‘gesepareerder’ zijn maar een labielere sekseidentiteit hebben ontwikkeld. Stel dat er wat van waar is, wat betekent dat dan voor vrouwen, voor mannen, en voor de onderlinge verhoudingen?
Vrouwen hebben minder afgeleerd om zich in te leven in anderen dan mannen. Dat heeft voordelen en nadelen. Voordeel is dat vrouwen meer geschikt lijken voor het onderhouden van relaties, en dit ook een verklaring kan bieden waarom zoveel vrouwenwerk in de verzorgende sfeer ligt. Nadeel is dat vrouwen het vaak moeilijker hebben om grenzen te trekken en te onderscheiden wat hun eigen behoeften zijn en wat die van een ander. Daarmee leggen ze de vaker de prioriteit bij wat ze denken dat nodig is voor het goed houden van een relatie (werkrelatie, vriendschap, liefdesrelatie) en minder bij wat ze zelf zouden willen – tot in het extreme geval waarin een vrouw helemaal niet meer weet wat ze zelf eigenlijk wil. (We komen zulke vrouwen in de hulpverlening vaak genoeg tegen) Waar vrouwen vaker ‘wij’ zeggen, zeggen mannen vaker ‘ik’.
Mannen hebben zichzelf meer leren zien als een individu met eigen rechten, als een zelfstandig ik. Voor een maatschappelijke positie is dat een voordeel. Maar er zijn ook twee nadelen aan verbonden. In de eerste plaats leiden de ‘mannelijkheidscoderingen’ tot een druk tot presteren, een druk die door de maatschappij bevestigd lijkt te worden, het kapitalisme vaart er wel bij, maar die ook van binnen uit komt. En het maakt dat mannen in doorsnee meer moeite hebben met het onderhouden van relaties, het zich inleven in een ander en het toelaten van intimiteit. Wat er uitziet als de grotere autonomie van mannen is voor een essentieel deel schijn. Het is meer op afweer gebaseerd dan op werkelijke onafhankelijkheid. Chodorow noemt dat pseudo-onafhankelijkheid, de ontkenning van afhankelijkheid van en verbondenheid met vrouwen waarborgt zowel zijn mannelijke identiteit als zijn arbeidsprestaties.
Feministische psychiater Nelleke Nicolai vat dit bovenstaande in een paar zinnen samen. Ze zegt: ‘ je zou kunnen stellen dat bij mannen hun verlies van hun mannelijkheid de grootste angstbron is, terwijl het voor vrouwen het verlies van contact is.’ (Nicolai, 1992) En de Britse psycholoog Stephen Frosh, die veel over mannelijkheid heeft geschreven wijst op de innerlijke tegenstrijdigheid in de mannelijkheidsconstructie: het mist een eigen, betrouwbare uitvalsbasis, is te veel gebaseerd op het uitsluiten van vrouwelijkheid en op afstand houden, meer een defensief afweermechanisme dan een stabiel kenmerk van de persoonlijkheid, en daarmee altijd onzeker, op het punt van instorten (Frosh 1994)
Juist omdat mannen niet willen zijn als vrouwen, juist omdat mannelijkheid wordt gedefinieerd als anders dan vrouwelijkheid, zijn mannen afhankelijk van vrouwen die bereid zijn het sekseverschil mee te spelen. Naarmate vrouwen meer van mannen overnemen en het verschil kleiner wordt, komt bij veel mannen het gevoel op dat Virginia Goldner, een psychoanalytische gezinstherapeute omschrijft als ’the terror of not being different enough’ (Goldner 1990)
Welke gevolgen dat kan hebben voor de verhouding tussen vrouwen en mannen, in het werk maar vooral ook binnen priveerelaties, bespreek ik uitvoeriger in de volgende hoofdstukken. Maar om te illustreren waar we het over hebben wil ik een uitstapje maken naar de populaire cultuur. Films. Er zijn films die door beide seksen graag gezien worden, maar er zijn ook typische vrouwen- en mannenfilms. In de typische vrouwenfilms is het vooral de vraag of ze elkaar krijgen. Er is een hele industrie gevestigd, onder andere die van de goedkope romannetjes, om vrouwen te voorzien van hun behoefte aan happy ends. Een happy end is wanneer hij en zij elkaar na veel moeilijkheden onderweg uiteindelijk toch in de armen sluiten. Zulke films en lectuur zijn niet erg populair bij mannen. In de typische mannenfilm is hij aan het eind net op tijd ontsnapt aan een dreigende binding. James Bond werkt zich door een aantal dames heen, maar ernstig verliefd wordt hij zelden, en gelukkig worden zijn vrouwen regelmatig van kant gemaakt voordat het kan gaan lijken op vaste verkering. In de meeste Wild West films verdwijnt de held alleen de toekomst in. In vrouwenfilms staat meestal een man centraal. In mannenfilms mogen vrouwen slechts marginaal aanwezig zijn. We kunnen het met Jessica Benjamin ook anders zeggen; mannen idealiseren vrouwen als objecten, vrouwen idealiseren mannen als subjecten. (Baruch en Serrano 1988). De mannelijke hoofdpersoon in films is een individu met een eigen wil, en enig karakter, de rimpels in het gezicht van Robert Redford of de buik en kalende schedel van Sean Connery maken hen niet onaantrekkelijker. Mannen hebben de neiging vrouwen meer te idealiseren als object, de afwezigheid van iets wat kan duiden op een eigen persoonlijkheid en de onderlinge inwisselbaarheid van de sterretjes lijkt onderdeel uit te maken van hun aantrekkelijkheid. Een vrouw die even oud en doorleefd oogt als Sean Connery en even veel eigen karakter toont hoeft, in ieder geval in de film, niet meer te rekenen op seks of romantiek. Ze mag iemands moeder spelen.
Films weerspiegelen niet de werkelijkheid, maar wensdromen. Uit de typische vrouwen- en mannenfilms kunnen we de ideaalbeelden aflezen. Mannen lijken meer te hechten aan hun vrijheid, vrouwen aan de liefde. Maar klopt dat met de werkelijkheid? Wie zijn er gelukkiger en gezonder: getrouwde mannen, ongetrouwde mannen, getrouwde vrouwen, ongetrouwde vrouwen?
Deel 5. Hier