Sommige van de woorden die van het Nederlands in het Amerikaans terecht zijn gekomen zijn makkelijk te herleiden. Brooklyn. Breukelen. Yankees. Jan-Kees. Maar waar komt het woord decoy (lokvogel) vandaan?
Van eendekooi. En ik weet nu hoe een eendekooi eruit ziet. Want gisteren vond Anneke het weer eens nodig om me uit te laten, dus deden we weer een uitje in een fluisterboot. Naardermeer, deze keer. En nu weet ik dus dat het Naardermeer, dat van alle kanten bedreigd wordt, (door de waterwinning, door ondertunneling, door de uitbreiding van de spoorlijn, door oprukkende industrie), een natuurlijk meer is en niet ontstaan door veenafgraving. En nog veel meer heb ik er bij geleerd. Ik weet waarom het Naardermeer ontzettend helder water heeft, met weinig vis, en dat het de brasems zijn die wroeten en daarmee het water vertroebelen, en dat ze bovendien watervlooien eten die anders op hun beurt de algen eten, en dat snoeken daarentegen zichtvissen zijn.
Ook heb ik het verhaal gehoord van de koekoek en de rietvink. Hoe het koekoekvrouwtje een ei legt in het nest van een rietvink, en dat die rietvink het verschil niet ziet. Dan verdwijnt ma koekoek om nooit meer naar haar jong om te kijken, en ma rietvink broedt braaf de eieren uit. Als het koekoeksjong uit het ei is smijt hij eerst de kleine rietvinkjes uit het nest. En als de koekoek groot genoeg is om te kunnen vliegen, vliegen ze met de rietvinken naar het zuiden, maar kijk, dan gaan de koekoekjongen naar links en de rietvinken naar rechts of omgekeerd, zoeken hun eigen soort op – wonderbaarlijk hoe die beesten zonder spiegels weten dat ze koekoeken zijn en geen rietvinkjes, en dan zoeken ze elk een eigen maat op om weer eitjes mee te maken, en dan begint alles weer opnieuw. En dat er nog steeds geen rietvinkenbevrijdingsfront is om die koekoeken, rotbeesten, te leren dat ze nu maar eens hun eigen eieren uit moeten broeden. Luie lamstralen. Rechtse rotvogels.
Zo hoor je nog eens wat, als stadse. Ook weet ik nu dat de bomen in het oerbos bij het Naardermeer niet veel ouder dan veertig jaar worden, want ze staan heel ondiep met hun wortels in die natte laag grond, en als ze groter worden kukelen ze om. En ook hier weer trilveen, en veel mensenwerk (en geiten die riet eten) om er voor te zorgen dat het meer niet ‘verland’ en in bos verandert.
En toen de eendekooien. Een methode die in Nederland al vierhonderd jaar oud is. Een vijver, en dan is in de vier windrichtingen een gang gebouwd van riet, die eindigt in een pijp. Dan is er een kooiker, met een kooikershondje dat assisteert, en die op straffe van ontslag niet mag blaffen, want eenden zijn zenuwachtige beestjes die bij het minste lawaai wegvliegen om weken lang niet meer terug te komen. Die kooiker heeft een zwik tamme eenden gekweekt, die niet bang zijn voor honden en mensen. Die lokken dan de wilde eenden naar die vijver. Als er genoeg zijn lokt de kooiker ze met voer verder de gang in vanachter de rieten wandjes. En dan heb je de slimme wilde eenden die doorhebben dat ze op tijd weg moeten vliegen en domme wilde eenden die de gang in vliegen als de kooiker te voorschijn komt en ze zich lam schrikken. Dat kunnen ze daarna niet meer navertellen, want ze zitten klem in de pijp tot de kooiker komt en ze de nek omdraait. Vandaar de uitdrukking de pijp uitgaan. En dan heb je lekkere wilde eendenborstjes zonder kogels er in en een lagere tandartsenrekening. De aanwezige vegetariërs vonden het een naar verhaal. Ik hou wel van eendeborstjes ook al wil ik liever niet weten waar ze vandaan komen.
Nu is die manier van eenden vangen al lang niet meer rendabel, schieten gaat makkelijker, en zo’n kooiker is kilo’s voer kwijt voor twee borstjes zonder kogels die nog zo’n twee gulden (was het geloof ik) opleveren, maar dat ze bij Naarden de eendekooi nog operationeel houden heeft er meer mee te maken dat er eeuwenoude wetten zijn dat er vanwege de rust in de buurt van die kooien niet gebouwd mag worden, en zo houden ze de oprukkende industrie voorlopig nog uit de buurt.
Het is er prachtig. Je gelooft niet dat zo’n doodstil natuurgebiedje – er waren nu ook geen vogels, die zitten al in Benidorm – op twaalf kilometer afstand van de Dam ligt. We hadden alweer een erg begeesterde en leuke gids, die ons precies kon vertellen waar je de water – hoe heette die ook weer, iets met sch..- de waterschering geloof ik kon vinden waarmee je iemand kan vergiftigen. Het spul dat in Socrates zijn gifbeker zat. En die thee voor ons zette met watermint – niet giftig – en alle kinderen even aan het roer liet van de fluisterboot.
Als stadse heb ik nog wel stiekem wat vooroordelen over die echte natuurliefhebbers, een beetje geitewollensok en zo ethisch gezond met veel zelfgemaakte pompoensoep en weinig humor enzo en vlierbessensap in plaats van gewoon aan de drank zoals iedereen (dat zit er in mijn brein, sorry), dus ben ik wel verrast hoe aardig ik die gidsen vind die ik de laatste tijd heb meegemaakt, de vrijwilligers die echt houden van hun gebied, er enthousiast en aanstekelijk over vertellen, en die onbetaald hard werken om het in stand te houden. Weten we wel hoeveel van die mensen er zijn om onze natuur in stand te houden?
Voor meer informatie, hun website, hier. Ook de SP wil het Naardermeer als natuurmonument graag behouden. Zie hier.
Anja, koekoeken hebben die gewoonte niet alleen bij rietvinken, maar bij alle vogels, als ze de kans krijgen. Het koekoeksjong werkt alle andere jongen over de rand van het nest, waardoor die dood vallen en de pleegouders zien geen verschil. Zelfs niet, wanneer het koekoeksjong veel groter wordt dan de beide ouders…. Overigens kan je misschien de term “Koekoeksjong” op Rita Verdonk projecteren? 🙂
Ja ja, maar het moesten wel vogels zijn die eitjes maken die er bijna hetzelfde uitzien als koekoekseieren, want die rietvinken zijn wel achterlijk, maar niet zo achterlijk dat ze op een meeuwenei gaan zitten. Er zijn grenzen, zelfs voor een rietvink.
Dat is de grap: er zijn verschillende soorten koekoeken. Je hebt er die grote meeuweneieren leggen en andere die grote rietvinkeieren leggen, en nog weer andere leggen nog weer andere eieren. Het patroon op een ei is heel belangrijk, de grootte doet er volstrekt niet toe. Soms zit er een heel klein vogeltje op een heel groot koekoeksei, en daar is ie dan supertrots op. Heel bizar geregeld, allemaal.
Zo zie je maar weer dat ik als stadse niet hoef te proberen om voorlichting over vogeltjes te gaan geven, want dat wordt niets.
Rare beesten.
Wat weet jij veel, Anne-Marie. Komt dat van veel vlierbessensap?
Geeft niks Anja, vogeltjes zijn om te vangen en mee te spelen, vraag maar aan de PS… 😉
Hahahaha, nee, dat komt van veel huisgenoten met uiteenlopende hobbies. Zo kan ik je ook het een en ander vertellen over landschapsbeheer, houtbewerking, postbezorging, hydrologie, belastingadvies en electronica. Leerzaam hoor, een woongroep.
En ik vind één huwelijk al zo leerzaam. Maar die man weet niets van vogels, dat is waar. In Gaza hebben ze die op.
Ha Anja,
Hier een socratische kanttekening van een amateur-gifkikker.
De gevlekte scheerling (conium maculatum) bevat het gif coniine en is wat Socrates de das omgedaan schijnt te hebben. De plant wordt ook wel dollekervel genoemd, maar er zijn meer planten die dollekervel heten.
Zo heb je de waterscheerling (cicuta virosa), die we eveneens dollekervel noemen. Maar die komt in Griekenland niet of nauwelijks voor. En dus is het vrijwel zeker niet de waterscheerling die in de beker van Socrates zat.
Groeten!
Ruben
Ontzettend mooie foto’s anja! En wat betreft de koekoeken… ben ik ook geen expert in.
appartheid, ook wel aardig,hebben ze niet eens hoeven vertalen.
Die rechtse rotkoekoeken zijn toch ergens goed voor, Anja, nl.: klokken.
New York is, historisch duidelijk verklaarbaar, vol van Nederlandse namen. Andere bv.: Harlem (van Haarlem), Bronx (van een Nederlander genaamd Bronk), Staten Island (van de Staten) en Wall Street (van: wal).
En dan heb je natuurlijk nog al die deftige Nederlandse eigennamen (Roosevelt, Vanderbilt, Stuyvesant, enz. enz.).
Ook bv. in het Russisch zijn veel van oorsprong Nederlandse woorden, grotendeels op scheepvaartgebied, wat vooral te danken is aan het verblijf van tsaar Peter de Grote hier. (Zo kent het Russisch de woorden “boei”, “achtersteven”, enz.).
Het Nederlands heeft internationaal heel wat school gemaakt. (Helaas ook met het woord Apartheid, zoals Fons Moonen al opmerkt).
En in het Indonesisch (Javaans) telpon, handuk, bekleding, stir (stuur), persnelling, atret (achteruit), koper (koffer)…, daar is een heel boekje over verschenen.