De laatste keer dat ik Haider Abdel Shafi in Gaza bezocht, zei de taxichauffeur tegen me: “dr. Haider, he clean”.
Hij is overleden, achtentachtig jaar oud. Een groot man. In het jiddisch zou je zeggen: een Mensch.
Ik heb veel herinneringen aan hem. Een zachtaardige, beminnelijke man, die met zijn zachte stem de meest harde dingen kon zeggen. Glasharde. Hij werd in Gaza gezien als een Palestijn van formaat, altijd onafhankelijk, een man die het durfde kritiek te hebben, ook op Arafat. Als je hem vroeg: waarom ga je niet in de politiek, waarom volg je Arafat niet op, zei hij: daar ben ik te oud voor.
Abdel Shafi was eens de aanvoerder van de onderhandelingsploeg in Madrid. Daar hoorde hij pas dat Arafat achter zijn rug om bezig was geweest met de geheime onderhandelingen in Oslo. De grootste fout, zei Abdel Shafi, was dat Arafat zijn handtekening zette onder een contract zonder tijdschema en zonder vastgesteld doel. Wat Arafat deed is nooit werkelijk gewaardeerd als wat het was: een grote historische concessie. Namens het Palestijnse volk erkende hij Israel, en nam afstand van driekwart van het oorspronkelijke mandaatsgebied Palestina. Naief verwachtende dat Israel nu van hun kant aan het werk zouden gaan om een Palestijnse staat te erkennen op de overgebleven 22%: de Westoever en de Gazastrook. In plaats daarvan is de bezetting, en is de nederzettingenbouw geen moment gestopt. Arafat, en de Palestijnen, werden bedrogen. Die handtekening had Arafat nooit mogen zetten, zei Abdel Shafi.
(Haider Abdel Shafi, bij de wake van Vrouwen in het Zwart in Amsterdam)
Ik heb nog meer herinneringen aan hem. We waren bij hem thuis, in zijn voor Gazaanse begrippen mooie en voor onze begrippen bescheiden huis, met honden, altijd kleinkinderen over de vloer, vaak buitenlandse gasten, we dronken een fles whisky op, die door een van de buitenlanders voor hem was meegenomen, Joes, Eelco en ik. Eens hadden we het over onze zorg, dat de kinderen van Gaza joden alleen nog kenden als kolonisten of als soldaten, en dat ze geen onderscheid meer kennen tussen joden en Israeli’s. Hij vertelde me hoe hij als jongen in Hebron kwam, lang voor 1948. Zijn vader was een hoge geestelijke die het toezicht op de Ibrahimimoskee deelde met de opperrabbijn van Hebron, of Khalil, zoals de Palestijnen het noemde. En hij speelde met het dochtertje van de opperrabbijn, en was een beetje verliefd op haar. In 1929 sloeg een van de eerste Palestijnse opstanden tegen de zionisten die land opkochten en de Palestijnse landarbeiders ontsloegen over naar Hebron, en ook de daar wonende oude joodse gemeenschap was in gevaar. Veel Palestijnse families lieten joodse inwoners bij hen onderduiken. Maar de rabbijn weigerde: alle kinderen van Hebron zijn mijn kinderen, zei hij. Hij werd vermoord. Toen Abdel Shafi dat vertelde rolden de tranen over zijn wangen.
Een andere kant van Abdel Shafi zag ik pas toen ik eens bij een feestje op zijn dakterras in Gaza was. Veel buitenlanders, leraren van de Amerikaanse school, de directeur van de UNRWA: Karen Abu Zayd, veel vooraanstaande Palestijnen. Abdel Shafi hoorde bij de elite van Gaza, als telg van een voorname familie. Wij zouden dat adel noemen. We kwamen te spreken over de vluchtelingenpopulatie in Gaza, driekwart van de bevolking. En toen viel het me op dat er niemand te gast was van de vluchtelingen. En begreep ik opeens die onzichtbare scheidslijn tussen de Gazaanze autochtonen, en de ‘allochtonen’, de families die rondom 1948 naar Gaza waren gevlucht, en ook waren er al twee, drie generaties daar geboren, toch allochtoon bleven. En ik begreep ook de reserve van mijn vrienden, allemaal vluchteling, als we het over Abdel Shafi hadden. Ze spraken over hem met respect. Maar nooit met dezelfde kritische liefde als over Abu Ammar. De vader van de natie.
(Abdel Shafi tijdens een conferentie in Gaza. De vrouw naast hem is de Israelische Ruchama Marton, van Phycisians for Human Rights. In de tijd dat Israeli’s nog toestemming konden krijgen om Gaza binnen te gaan.)
Abdel Shafi was wijs. Maar hij heeft niet altijd gelijk gekregen. In het eerste interview dat ik met hem maakte (hieronder) zei hij nog dat Hamas in Gaza nooit meer dan 30% aanhang zou krijgen. “Daar zijn wij Palestijnen veel te ongelovig voor”.
Ik was zeer vereerd toen hij in Amsterdam, in 1995, het eerste exemplaar van mijn eerste boek over Palestina, Dagen in Gaza, in ontvangst wilde nemen. En wat een compliment gaf hij me. Van al zijn buitenlandse vrienden, joods en niet-joods, wist hij wat je te wachten stond als je je openlijk engageerde met de Palestijnen, zoals ik met dat boek voor het eerst deed. Hij zei: “this is an act of courage and moral integrity”.
Het moet hem vreselijk aan het hart hebben gegaan, de gevechten tussen Fatah en Hamas, de steeds verder voortschrijdende bezetting van Gaza. Ook als vooraanstaande Palestijn, als oude heer, kreeg hij dezelfde rottige behandeling van de Israelische autoriteiten als elke andere Palestijn. Ik weet dat de Nederlandse Vertegenwoordiging uit Ramallah hem soms in de dienstauto mee de grens over nam, als hij een visum had voor het buitenland en Gaza uit mocht, omdat hij anders de lange gang door had moeten lopen, en uren had moeten staan wachten. Deze zomer mocht hij Gaza niet meer in, nadat hij een zoon in het buitenland had bezocht, en moest weken wachten in Cairo voor hij toestemming kreeg om weer naar huis te gaan. Hij heeft aan den lijve ervaren hoe de situatie in Gaza elk jaar slechter werd. En hoe, ondanks zijn diplomatieke werk, zijn contacten met het buitenland, zijn speeches daar, de wereld in feite toekijkt hoe Gaza verpaupert en verhongert, en niets doet.
Ik moest denken aan de grootvader van Ramadan, de mukhtar van Kowkaba, een oude man die zijn hele leven dacht, ach, de kruisvaarders zijn ook ooit weer vertrokken, en dan gaan wij weer terug naar Kowkaba. Een dorp dat niet meer bestaat. Het laatste jaar van zijn leven zei hij niets meer, en elke dag huilde hij.
De laatste keer dat ik me zag, bij hem thuis, vond ik hem broos. Iets van die oude kracht was weg, en zijn scherpe geest. Ik denk dat Haider Abdel Shafi ook verdrietig is gestorven. En ook al was hij niet zo gelovig: God hebbe zijn ziel en geve hem vrede.
Gecondoleerd…
Op zoek naar een plek om te treuren over het heengaan van Haider kom ik hier terecht.
Ik heb hem een aantal keren ontmoet, iedere keer opnieuw een ervaring van grote intensiteit en oprechtheid.
Ik troost me met de gedachte dat er nog vele Haiders zijn en zullen komen en dat er alleen al daarom ooit een einde zal komen aan de onechte illegaliteit waartoe wij allen de Palestijnen hebben veroordeeld.
Thijs Verster
Gecondoleerd. Allah Yarhamo.
Amen.
Goedenavond Anja,
Hier een artikel in El Jazeera over Haidar Abdel Shafi.
http://english.aljazeera.net/NR/exeres/3828EBBA-77D7-4358-AAEF-6D9AF5F97108.htm
Gecondoleerd.
In de kop van het hierboven genoemde El Jazeera artikel wordt Haidar Abdel Shafi betiteld als “Anti Oslo Palestinian”. Dat meldt natuurlijk veel over hem, maar met “Pro peace Palestinian” zouden ze hem meer recht doen, lijkt me. Hij was een mens die, in mijn ogen, beschaving gestalte gaf.