Mijn mannen hebben vanochtend een slecht humeur. De jongens hebben kerstvakantie en ze vervelen zich een ongeluk, want er is niets voor ze te doen. Walid wil alleen thuis bijven lekker achter de computer spelletjes doen, maar dat mag niet van pa. Zolang er elke dag invallen dreigen omdat er Fatah mensen gezocht worden laat hij zijn zoons geen half uur meer alleen thuis. Dus mogen ze kiezen, naar hun tante en drie neefjes, maar die gaan wel naar school want die zitten op een school zonder kerstvakantie, of naar hun ooms in het huis van opa, of mee naar het kantoor. Vind Walid allemaal niks. Heeft hij al uit. Maar meer smaken hebben ze hier niet. Nee, al is hij al twaalf, en heeft het begin van een snor, hij mag NIET alleen thuis blijven. Ik bemoei me er maar niet mee. Mijn drie mannen zitten een beetje grommerig voor zich uit te kijken in de auto. Het is ook niet makkelijk. Khaled, als praktisch alleenopvoedende vader weet ook niet wat hij nog kan verzinnen, en hij kan het niet helpen dat er niks is in Gaza. Niet eens buiten voetballen kunnen ze. Nergens gaan jongens zo graag naar school als hier.
Zeven doden vannacht. Nu was het weer een Israelische aanval, met tanks en geschiet vanuit de lucht. Het zijn altijd dezelfde gebieden die het meest worden getroffen, niet waar per se de meeste ‘militanten’ zitten, maar de gebieden dicht bij de grens, zodat de tanks na gedane arbeid snel weer weg kunnen en er niet ook nog aan Israelische kant gesneuveld gaat worden. Het is minstens eens per week raak.
Khaled gaat naar een gesprek op het ministerie, ik rijd met Fatma naar Khan Younis, dat wil zeggen, naar het dorp Abassan vlak bij Khan Younis, waar het zuidteam vandaag een meeting heeft voor de gehandicapten en hun families. Abassan is landelijk, de mensen zijn voornamelijk boeren. Het is een traditionele gemeenschap. Deze keer zitten de mannen vooraan en in het midden, en hebben het eerste woord. De meeste van de vrouwen zijn geheel in het zwart gehuld en hebben ook nog gezichtssluiers. Je leert er mee omgaan: gelukkig praten ze meestal ook met hun handen en kun je toch nog zien we er aan het woord is. Anders dan sommige mensen denken is dit geen traditioneel Palestijnse dracht, die is kleurig, en zeker boerenvrouwen droegen vroeger vaak geen hoofddoeken en al helemaal geen gezichtssluiers. Dit is het nieuwe fundamentalisme dat ook hier voet aan de grond heeft gekregen, al dat zwart, dat is het voorbeeld van Iran, is me uitgelegd.
De problemen zijn niet zo anders als in Nuseirat. Er zijn mensen die behandeling nodig hebben in het buitenland. Ze mogen er niet uit. Er zijn kinderen die niet naar school kunnen omdat ze met hun rolstoel niet over de onverharde wegen kunnen. Er is behoefte aan electrische rolstoelen die het NCCR niet kan leveren, en aan kunstledematen. Kunnen de Nederlanders die niet meenemen? Ik leg uit dat we veel kunnen maar niet alles. En die kunstbenen moeten worden aangepast, die moeten op maat worden gemaakt. En omdat wij vrienden zijn van jullie, van de Palestijnen, zijn ze bij de grens ook niet zo dol op ons. En oude man met een witte kefiya bedankt me plechtig, dat wij uit Nederland komen om hen te helpen, God bless you.
Naast me zitten een paar jonge mannen. Ik heb het al gezien, een been er af, een been kapot, ik hoef het al niet meer te vragen. Dat heeft Hamas gedaan. De jonge man naast me is verlegen en kijkt me niet aan. Hij is nieuw, zegt Fatma, dan schamen ze zich nog. Ik zie hoe hij steeds over zijn ene been wrijft dat hij nog heeft, het ligt voor hem op een stoel, er steken nare ijzeren pennen uit zijn dijbeen. Als ik een foto van hem maak en hem die laat zien breekt het ijs een beetje. Hij heeft nog vier broers thuis, ook allemaal gehandicapt. Allemaal van Fatah. Ik zie ook hoe goed de mensen van het team het doen. Dia, die zelf van de leeftijd is van die jonge mannen voelt voor ze, zorgt er voor dat ze het gevoel hebben een vriend te hebben. Hij raakt ze aan, slaat een arm om iemand heen. Het helpt ze die allereerste moeilijke fase door als ze nog moeten accepteren dat ze voor altijd gehandicapt zullen zijn.
Een vrouw wil het hebben over haar dochtertje. Dat is doof en ook mentaal achtergebleven. Het NCCR is de eerste organisatie die haar als moeder betrok bij de spraaklessen. Daar is ze heel blij mee, want nu kan ze goed ‘praten’ met haar dochtertje. Maar nu zijn de spraaklessen voorbij. Waar moet ze nu heen met haar kind? Daar heeft dr. Wa’el geen antwoord op. Er is een kleuterschool. Er zijn allerlei soorten spraaklessen, afhankelijk van de mogelijkheden van een kind. Maar daarna is het aan de gewone scholen of ze een kind op willen nemen, en of een kind dat aankan. Er is nog zo ontzettend veel wat ontwikkeld moet worden. Zelfs het ministerie van Gezondheid is niet ‘rehabilitated‘, daar kom je met een rolstoel niet binnen. En zij moeten het goede voorbeeld geven. Het ministerie van Onderwijs moet er voor zorgen dat alle scholen toegankelijk zijn, en de leerkrachten zijn getraind in de omgang met gehandicapte kinderen. Maar ja, met klassen van vijftig, zestig kinderen. En man met een gesoigneerd grijs baardje, ik schat hem in op een leraar, zegt dat het NCCR prachtig werk doet op het vlak van medische en psychische zorg, maar dat er meer gedaan moet worden aan druk op de ministeries en de awareness in de samenleving. Het team achter de tafel knikt.
Er komt een oudere man binnen. Een arts van Nasr hospital. Hij is het ziekenhuis uitgezet omdat hij van Fatah zou zijn. Nu is hij werkloos. Hij wordt begroet als een held.
We gaan nog even naar boven voor we weer vertrekken. Gesprek met de directrice. Al een uur lang horen we he gedreun van gevechtsvliegtuigen. Nu de tanks weer uit Izzawiya zijn teruggetrokken verwachten ze weer een aanval in Abassan. Vannacht, morgen, niemand die het weet. En nee, we kunnen overmorgen de training niet hier geven, zoals we hebben gevraagd. We willen het zuidteam graag ondersteunen en voor de verandering eens met hen mee op huisbezoek. Maar ze vinden het niet veilig genoeg voor ons. De tanks waren al tot een straat verderop. In Gazastad komen die niet. Dus doen we de training in Gazastad.
En dan een verrassing als we weggaan. Het dovenschooltje van het NCCR gaat net uit. Vrolijk opgeschilderde kinderen. Ze doen er alles aan om de kinderen zoveel mogelijk bezig te houden en net te doen alsof Gaza een normaal land is waar kindertjes plezier mogen hebben en mogen spelen en hun ouders ze wel zullen beschermen tegen de monsters onder het bed en de soldaten die hen dood komen schieten.
PS. De aanval op Abassan kwam vanochtend met het eerste licht. Minstens twee doden. Een paar zwaar gewonden waarvan nog niet bekend is of ze het hebben overleefd. Door de aanvallen uit de lucht konden de ambulances de gewonden niet halen.
Later: Haaretz zegt vier doden, waarvan een burger. Op het Palestijnse nieuws staat een moeder met haar twee kinderen.
Nog later: er kwam nog en tank wat mortiergranaten afschieten. Laatste stand: vijf doden, meer dan twintig gewonden waarvan er vijf ernstig aan toe zijn. Twee van de doden zijn de moeder en een zuster van een van de ‘militanten’.
Dit zijn belangrijke verslagen, Anja, van belangrijk werk. Als zo vaak denk ik, terwijl ik zit te lezen: dit moet ruime bekendheid krijgen.
Voorstel: als elke lezer van dit weblog twee mensen in zijn eigen omgeving vandaag attendeert op het bestaan ervan, zijn er vanavond 30.000 Nederlanders in staat uit de eerste hand kennis te nemen van wat gaande is.
Want dat is wat moet gebeuren: dat zoveel mogelijk mensen geïnformeerd zijn.
Sterkte!
Goed idee Clara, uitgevoerd
De hele moslimgemeenschap kent Anja al, als het niet door haar zelf is, dan wel door mij. Maar ja, daar schieten we niets mee op, want wij zitten zelf in het verdomhoekje en zijn als sympathisanten van de Palestijnse zaak bij voorbaat terreurverdachte, ook al zijn we nog zo vreedzaam. De moskee waar ik lid van ben is ooit door de AIVD gewaarschuwd voor mijn militante acties (flink aangedikte verhalen van een of andere verklikker over mijn deelname aan een demonstratie).