Er is een nieuwe vertaling van het evangelie van Lukas, door Huub Oosterhuis en Alex van Heusden. Gisteren, in de Rode Hoed, zondags mijn linkse kerk, werd de gehele tekst voorgelezen. We begonnen om half elf ’s ochtends, en waren om zes uur klaar. Saai, zo’n lange zit? Ondanks de ellendige stoeltjes waar we op moesten zitten verflauwde mijn aandacht geen moment. Het is heel bijzonder om die gehele tekst in zijn spanningsboog in één keer te lezen, tot aan het dramatische hoogtepunt. Ook al ken je het verhaal – ik zei nog als grap bij het binnenkomen: benieuwd hoe het afloopt -toch raken veel mensen als het zover is, inclusief acteur Hugo Koolschijn, en ik ook, ontroerd en was het muisstil. Die laatste dagen van Jezus, de rol daarin van de discipelen, van Petrus die zijn geliefde meester drie keer verloochent nog voor de haan heeft gekraaid – vrouw, ik ken hem niet – en dan zo bitter moet huilen, de rol van de massa, van Pilatus en Herodes die Jezus helemaal niet aan het kruis willen zien, de vrouwen die bij hem blijven, en dan die raadselachtige Judas – het blijft ook menselijk drama. Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen.
Wat bij die lange zit helpt is een glanzende vertaling, waarbij de tekst weer is uitgebeiteld uit de aangekoekte cliché’s en theologische misverstanden en verkeerde interpretaties. Oosterhuis en Van Heusden, in een perfecte samenwerking – de een bijbelwetenschapper met een fenomenale kennis, de ander behalve theoloog ook dichter met -zoals iedereen kan beamen die zondags in de Ekklesia zit, een grote gave om taal weer nieuw te laten klinken.
Ze hebben gekozen om het eigen karakter van het ‘gehebraïseerde Grieks’ waarin het is geschreven, met de aan die taal eigen zegswijzen als ‘en het geschiedde’ aan te houden, maar tegelijk om niet te vervallen in onbegrijpelijke archaische theologische taal, plus de verleiding weerstaan om al te populaire dagelijks taal te gebruiken. Ze hebben er lang aan gewerkt, weten we, in vele sessies elke zin omdraaiend, wat staat er nu echt, wat wordt er mee bedoeld, in welke contekst moeten we dit begrijpen? We associeren het teruggaan naar de bron vaak als orhodox, als ’terug naar de middeleeuwen’, conservatief – zo kijkt men ook makkelijk tegen mensen als Tariq Ramadan aan, bijvoorbeeld, die in zijn boeken terugkeert naar de oertekst – terwijl het duidelijk wordt dat als die oertekst in wezen subversief was, revolutionair – we die juist moeten ontdoen van aangekoekt stof, verhullingen, misbruik, en dat juist de oudste lagen van de tekst het meest actueel blijken te zijn.
Zo is besloten om alle bekende toespelingen op het ‘hiernamaals’, zoals in ‘het eeuwige leven” te vervangen. In de joodse traditie – het blijft een joods verhaal – wordt gesproken over ‘deze wereld’ en de ‘komende wereld’, het koninkrijk van God, een orde van vrede en gerechtigheid, die niet bedoeld is als een beloning voor de gelovige na de dood, maar als een nieuwe wereld die in de plaats moet komen van de huidige. Het gaat niet om de beloning die we later krijgen als we nu maar braaf zijn – zo geinterpreteerd was godsdienst ook opium voor het volk, maar dat we ons verplichten om te streven naar een nieuwe wereld, met brood en recht en liefde voor iedereen. Een thema dat in de Ekklesia steeds weer terugkomt. En die ook verklaart waarom er is gekozen voor de Lukas, van alle evangeliën het meest uitgesproken in de partijdige keuze voor de armen en tegen de rijken. Was het in die dagen het Romeins imperium dat ten val gebracht moest worden, nu zou dat het imperium van het grootkapitaal met zijn oorlogen en uitbuiting en onrecht moeten zijn.
‘Let op, bewaak jezelf tegen steeds meer willen bezitten want hoeveel je ook bezit, daar hangt je leven niet van af’, luidt de radicale boodschap, naast de meest centrale: ‘en zoals jij wilt dat de mensen jou doen, doe aan het evenzo’.
Drie acteurs lazen, behalve Koolschijn ook Marjon Brandsma en Rudolf Lucieer, er was muziek, en Alex en Huub legden in een spel van vraag en antwoord uit wat we hadden gehoord. (De vertaling is heel prettig van uitleg voorzien, steeds op de linkerpagina). Er is nog zoveel te ontdekken in die tekst. Zo wist ik niet dat het Griekse diabolos vertaald moet worden als ‘de tweedrachtszaaier’, de ‘uiteenwerper’ – hoe actueel.
Wat voor mij nieuw was, was de uitleg van Alex over de joodse bevrijdingsbewegingen in de tijd van de Romeinse overheersing en de aanstaande vernietiging van de tempel – ik begreep al die groepen, Farizeeën, Saduceeën, als volken of stammen, nee, zegt Alex, dat waren partijen, die met elkaar streden om de juiste strategie. De Farizeeën kennen we als de tegenstanders van Jezus, die meenden de representanten te zijn van het ware Israël, en die de rampspoed uit het jaar 70 overleefden en vele rabbijnen voortbrachten die het jodendom bewaarden. Terwijl van de Saduceeën, de rijke priesterkaste, die collaboreerde, niets meer is vernomen. En zo was het mogelijk dat de Farizeeën zich verzetten tegen de Jezusbeweging, omdat ze begrepen dat opstand tegen het gezag slecht af moest lopen – wat het deed. En kunnen we de figuur van Judas beter begrijpen wanneer we de mogelijkheid zien dat hij een Zeloot was, de revolutionairen die gewapend verzet voorstonden, en dat Judas teleurgesteld was dat Jezus niet méér vocht en dacht de zaak nog te kunnen redden door hem uit te leveren.
Opeens wordt dat verhaal actueel, en moet ik denken aan de Palestijnen die zich op hebben laten splitsen in partijen die elkaar bestrijden, de ene kant te veel collaborerend, de andere kant door hun radicaliteit geïsoleerd geraakt – bij een glas wijn na afloop raakten Alex en ik daarover in gesprek – daar gaan we wat mee doen, met die paralellen, en de geschiedenis van Israel. Fascinerend wanneer zo’n oud verhaal opeens een politieke dimensie krijgt.
Als niet-gelovige (voor wie noch het bestaan, noch het niet-bestaan van God aangetoond is, in tegenstelling tot de evolutie) heb ik een voorkeur voor het Evangelie van Mattheus. Vooral de Statenvertaling vind ik prachtig (al is die uiteraard archaïsch). Deze heeft -en niet in de laatste plaats de Bergrede- niet voor niets vele fraaie Nederlandse uitdrukkingen en zegswijzen voortgebracht.
Daarbij komt nog, dat dit Evangelie op weergaloze wijze door J.S. Bach op muziek is gezet!
De Farizeeërs zeiden, toen Jezus op wonderbaarlijke wijze zieken genas, dat hij kwade demonen met Beëlzebul (chef van boze geesten) verdreef. Vandaar de uitdrukking: de Satan met Beëlzebub verdrijven. (De afleiding van Beëlzebul/Beëlzebub is onzeker. Er wordt wel een verband gelegd met de Fenicische god Baäl).
En ja, “diabolos” (dia = doorheen, uiteen; ballo = werpen): het woord duivel is daarvan afgeleid.
Lieve Anja, mooi verhaal en zo herkenbaar! Ik ga het boek snel kopen voor Koos zn verjaardga.
Liefs t
Ik moet het even opnemen voor Bach. Zelf is hij elders aan het werk. Heb je al eens zijn toonzetting van de andere Evangeliën gehoord, Olav?
De belangrijke rol van Judas wordt ook hier voor het gemak maar weer overgeslagen. Zonder hem zou het christendom nooit zo populair zijn geworden.
Groet in liefde en vrede,
Amita
Hoe bedoel je Judas wordt overgeslagen als ik het net over hem had, Amita? Verklaar je nader.
Anja, mijn excuus, – ik heb dit stukje gemist.
Wel is er nu een nieuwe interpretatie van het Judas gebeuren boven water gekomen, het z.g. judasevangelie. Ook zeer de moeite waard.
Groet,
Amita
@ Clara (3):
Jawel. Maar ik ben -heel “ouderwets”- nu eenmaal verslingerd aan de Matthäus Passion. (Daaraan heb ik in mijn studietijd als fluitist ook wel eens meegedaan).