Ik herlas Kaddisj voor een niet geboren kind, van Imre Kertész. En las Dossier K. Een onderzoek. Kertész, in 1929 in Boedapest geboren, werd in 1944 naar Auschwitz gedeporteerd en keerde terug. Ik ontmoette hem eens bij uitgeverij Van Gennep. Een imponerende, haast intimiderende aanwezigheid, zwijgend. Ik maakte een grapje over het portret van unser Onkel Karl (Marx) die daar nog steeds aan de muur hing. Ik weet het grapje niet meer, maar tot mijn opluchting moest hij lachen. Het is nu pas dat ik zijn boeken echt begin te waarderen. Ook zeer aanbevolen: De verbannen taal.
Ik kom er vast nog wel eens op terug: maar zijn verhalen zijn niet makkelijk samen te vatten of na te vertellen. Ik heb al gauw het gevoel dat elke samenvatting een interpretatie is die zijn eigen woorden geweld aandoet. Dus ook in zijn boeken is hij een imponerende, haast intimiderende aanwezigheid. En ook al staan zijn boeken vol met woorden, ik blijf het gevoel houden dat hij meer zwijgt dan spreekt.
Hier een klein citaat, dat me erg actueel lijkt, nu het al zo gewoon is geworden om mensen niet als individu maar als bevolkingsgroep aan te spreken, om te eisen dat elk lid van die groep zich verantwoordt voor alle andere leden van die groep. Dat heeft Kertész, jood, ook meegemaakt. Hij voelde zich niet zozeer een jood, zegt hij in Dossier K. Wat hebben twee joden met elkaar gemeen? Alleen hun angsten. Eigenlijk was hij, zoals hij zei: ‘jood op bevel’. Met Auschwitz werd hem geen keuze meer gelaten om het niet te zijn. “Ik was jood geworden door de Holocaust. Ik kan bijvoorbeeld met jou geen gesprek voeren over joodse metafysica, joodse cultuur, joodse literatuur, want die ken ik niet. In die zin ben ik geen jood. Maar als je naar Auschwitz wordt afgevoerd interesseert dat niemand”.
Op de vraag wat hij dan is zegt hij toch, ja, jood. “Maar een jood die niets meer te maken heeft met de joodse levensvormen van voor Auschwitz. Noch de archaische, noch de geassimileerde, noch de zionistische. Noch met Israel “.
Op de vraag wat hij er dan van vindt dat bijna de voltallige stalinistische leiding van Hongarije uit joden bestond antwoordt Kertész:
“Kijk, een van de meest destructieve obsessies van de twintigste eeuw was het opgeven van het individu en de collectieve aanklacht tegen volkeren en bevolkingsgroepen. Als we nu gaan analyseren in hoeverre ik als jood verantwoordelijk ben voor de daden van een vreemde persoon, louter omdat hij ook als jood geboren is, dan accepteren we die manier van denken en stappen we de wereld van de ideologieën binnen.”
We zijn gewaarschuwd.
Dag Anja,
Naar aanleiding van een recente artikel in dagblad Trouw over de Holocast en de Oost Europese joodse schrijvers Konrad en Kertész heb ik vorige week de autobiografie van laatst genoemde schrijver gelezen over zijn kampervaringen.
Het boek heet: ‘Onbepaald door het lot’.
Het gaat over zijn ervaringen als jongen van vijftien jaar die in de Duitse bezetting van Hongarije op weg naar zijn werk wordt opgepakt en naar Auschwitz en Buchenwald op transport wordt gesteld. Kertész gaat niet mee in de emoties van ons als lezers.
Hij past zich aan, probeert te begrijpen wat er gebeurd en overleeft ten slotte, al is het op het nippertje.
Een indrukwekkende boek om te lezen. Van harte aanbevolen !