In oktober 2003 verscheen er een artikel in het prestigieuze New York Review of Books, van Tony Judt, onder de titel Israel: The Alternative. Dat veroorzaakte meteen veel reuring en discussie. Het is een scherp, kritisch stuk (ik kom daar nog op), maar niets wat er in staat was niet al eerder door anderen gezegd. Wat de beroering opriep was wie het zei, hoe hij het zei en waar hij het zei.
Judt is een Brit, een jood die eens als jonge man in Israel in een kibbutz woonde. Hij geeft en gaf les aan universiteiten in Parijs, Cambridge, Oxford, Berkeley en New York, en zijn laatste boek Postwar: a History of Europe since 1945 – ook vertaald in het Nederlands, werd door de New York Times aangeprezen als een van de tien beste boeken van 2005. Hij ontving meerdere prijzen. En die man zegt dat er iets heel erg mis is met Israel? Israels huidige gedrag is niet alleen slecht voor de Palestijnen, niet alleen slecht voor Amerika, “it is not even just bad for Israel itself, as many Israelis silently acknowledge. The depressing truth is dat Israel today is bad for the Jews”. Volgende aflevering meer over dit artikel.
Vandaag over het artikel dat hij schreef voor Ha’aretz: Het land dat niet volwassen wilde worden., en dat opgenomen is in zijn bundel: Reappraissals. Ik vat het samen. Wie het origineel in het Engels wil lezen: hier.
Israel, zegt hij, wil maar niet volwassen worden. Het is een staat die nu acht en vijftig is (inmiddels is de zestigste verjaardag gevierd) maar dat zich nog steeds gedraagt als een typische adolescent: vindt zichzelf uniek, weet zeker dat ‘niemand hem begrijpt’ en dat iedereen ’tegen hem is’, vol gekwetste eigendunk, snel beledigd en met een kort lontje. Als vele adolescenten vindt Israel dat hij mag doen wat ie wil, zonder veel rekening te houden met de consequenties van zijn daden.
Maar uiteraard zullen Israelische lezers vinden dat dit een bevooroordeelde mening is van een buitenstaander, schrijft Judt. Wat er van buiten af uit ziet als een land dat alleen aan zichzelf denkt, dat zich niets aantrekt van internationaal recht en rankuneus-onverschillig staat tegenover de mening van iedereen behalve die van henzelf, is in hun eigen ogen niets anders dan een kleine staat die doet wat hij moet doen: aan zijn eigen belangen denken in een onherbergzaam deel van de wereld. Waarom zou Israel zich iets aantrekken van wat anderen zeggen? Zij – de goyim, de moslims, de linksen – hebben hun eigen redenen om een hekel te hebben aan Israel. Zij – de Europeanen, Arabieren, fascisten – waren altijd al tegen Israel. En dat is altijd zo gebleven. Zij zijn nooit veranderd. Waarom zou Israel dat dan wel doen?
Dit is het punt: zij zijn wel degelijk veranderd. Voor 1967 moest Israel zich wel verweren, maar het werd niet speciaal gehaat, zeker niet in het Westen. De meeste bewonderaars van Israel – joden en niet-joden – wisten niets van de Palestijnse ramp van 1948. Zij gaven er de voorkeur aan om Israel te zien als een negentiende eeuwse socialistisch-agrarische idylle met zijn kibbutzim, of anders als het sprookje van de pioniers die de ‘woestijn liet bloeien’. Dat veranderde enigszins na 1967, toen in ieder geval een aantal radicale groepen doorkregen dat er sprake was van een bezetting. Maar tot de jaren negentig was het grote publiek zich er maar vaag van bewust dat er zoiets was als ‘de Westoever’ laat staan van wat daar gebeurde. Israel kon nog steeds gewoon doorgaan met doen wat ze wilden doen. Alleen een minderheid aan specialisten en activisten protesteerde.
Maar nu? Nu is het beeld gekanteld. Het symbool van Israel is niet meer de kibbutz, maar een tank. Vandaag de dag is er nog maar een kleine minderheid over die Israel ziet als de slachtoffers, zegt Judt. Nu zijn het de Palestijnen die gezien worden als de vervolgde minderheid: kwetsbaar, vernederd, en statenloos. Dat de Palestijnen met Israel van plaats zijn verwisseld als het symbolische slachtoffer helpt de Palestijnse zaak weinig, maar het helpt Israel zeker niet. Israel zal nooit meer gezien worden zoals ze vroeger gezien werden: als een klein dapper en beschaafd landje dat zich moet verdedigen tegen een vijandige omgeving. Het is gewoon geworden om Israel te vergelijken met een koloniale onderneming, te zien als een bezettende macht, als voorstanders van een apartheidssysteem.
Het grootste wapen is Israel uit handen geslagen: hun morele geloofwaardigheid. Een democratie? Democraten sluiten geen hulpeloze mensen op in Bantustans, nadat ze hun land hebben veroverd. Beschaafde mensen negeren het internationale recht niet en stelen niet andermans huis. Het altijd al uit tegenstellingen bestaande zelfbeeld van Israel – aan de ene kant erg sterk maar tegelijk ook heel kwetsbaar – aan de ene kant ‘wij nemen ons lot in eigen handen’ aan de andere kant: ‘we zijn slachtoffers’ – aan de ene kant: ‘wij zijn een normale staat als elke andere’, tegelijkertijd: ‘wij verwachten een uitzonderingsbehandeling’ – dat zelfbeeld wankelt. Israël kan zich niet blijven beroepen op hun unieke positie, kan niet tegelijk held en slachtoffer uithangen. Het werkt niet meer. En dat roept bij buitenstaanders de vraag op of Israël met zijn nationale verhaal van macho slachtofferdom niet in de greep is van een collectieve cognitieve dissonantie. De oude slogan: ‘iedereen is tegen ons’ wekt geen sympathie meer. Zelfs de holocaust kan niet meer worden ingezet om Israël gedrag te verontschuldigen. In de ogen van de buitenwereld, zegt Judt, “is het feit dat iemands overgrootmoeder in Treblinka omkwam geen excuus om een Palestijnse vrouw die wacht bij een checkpoint als onmens te behandelen”.
Om kort te gaan: Israel wordt gezien als een normaal land, maar wel als een land met abnormaal gedrag. Het neemt zijn lot in eigen handen, maar ten koste van anderen. Het is sterk, maar misbruikt die kracht tegen de kwetsbaren. En dus vallen Israel en zijn aanhangers terug op de enige troef die ze nog hebben: als mensen kritiek hebben op Israel dat is omdat het een joodse staat is. Als het klopt dat die troefkaart de laatste tijd luider en agressiever wordt uitgespeeld, dan is dat omdat er geen andere meer over is.
De verdediging tegen elke kritiek door die te pareren met de beschuldiging van antisemitisme is een tactiek waar ook joden buiten Israël een prijs voor moeten betalen. Niet alleen is het voor joden moeilijker om openlijk kritiek te uiten op Israël, uit angst daarmee in slecht gezelschap terecht te komen, maar het verleidt anderen om joden te zien als de collaborateurs van Israëls wangedrag. Wanneer Israël het internationaal recht schendt in de bezette gebieden, wanneer Israël de bevolking vernederd waarvan het het land heeft toegeëigend, en dan op zijn critici reageert met ze uit de maken voor antisemieten, dan zegt Israël feitelijk dat het niet gaat om Israëlische daden, maar om joodse daden: de bezetting is niet een Israëlische bezetting maar een joodse bezetting, en als je daar wat op tegen hebt, dan heb je dus wat tegen joden.
Dit dreigt dus een zelfvervullende profetie te worden. Als er iets is dat het antisemitisme in de wereld oproept, dan is het Israel. En hoef je niet langer te verwachten dat verstandige mensen Israel nog te hulp komen en hen verdedigen. De enige manier om het groeiende antisemitisme in de buitenwijken van Parijs of de straten van Jakarta te stoppen, is dat Israel de Palestijnen hun land teruggeeft. Zegt Judt.
Israel heeft nog weinig vrienden over, maar rekent op Amerika. Dit gemakzuchtige vertrouwen kan Israel nog opbreken. Tot op heden heeft geen staatshoofd of lid van het congres voorgesteld om de 3 miljard dollar die jaarlijks aan Israel wordt betaald (20% van het buitenland budget) eens te verminderen. Maar ook in de VS kantelt het beeld langzamerhand, vindt Judt, die dat onder andere merkt aan zijn studenten. Het feit dat er een boek is uitgekomen dat veel debat heeft uitgelokt, van Mearsheimer en Walt, over de Israel lobby, is tekenend: ze riepen veel weerstand op, alle usual suspects meldden zich, en uiteraard werden ook zij uitgemaakt voor antisemiet, maar tien jaar geleden zou zo’n boek niet zijn gepubliceerd. De rampzalige invasie in Irak helpt ook niet. Daar heeft het morele zelfbeeld van de VS zeer onder geleden.
Mijn ervaring is dat niemand de routineuze beschuldigingen van antisemitisme nog serieus neemt, zegt Judt. Ook dat is slecht voor joden, want dankzij het misbruik dat de Israel-lobby van die term maakt, neemt niemand echt antisemisme nog serieus. Maar het is vooral slecht voor Israel. Ja, Israel heeft de grootste en meeste wapens, maar wat kunnen ze daar nog mee doen behalve nog meer vijanden maken?
Israël zou zich drastisch moeten heroriënteren. Zou alle niet meer werkende clichés en illusies over boord moeten gooien. Het zou moeten erkennen dat er geen reden meer is om een uitzonderingsbehandeling te eisen, dat er geen sprake meer is van automatische internationale sympathie, het zou moeten beseffen dat er misschien een tijd komt dat Amerika niet meer voor ze klaar staat, en dat wapens en een muur op den duur Israël net zo weinig kunnen redden als de Berlijnse muur de DDR redde, of wapens blank Zuid Afrika nog hielpen, en dat koloniën altijd zullen mislukken tenzij je werkelijk bereid bent om de inheemse bevolking te deporteren of uit te roeien. Ander landen hebben dat allang begrepen: De Gaulle begreep dat de kolonisatie van Algerije niet meer houdbaar was, en feitelijk een morele en militaire ramp was voor Frankrijk. Maar De Gaulle kwam tot die conclusie toen hij al bijna zeventig was. Israel is nog maar zestig, maar het wordt tijd. Zegt Tony Judt.