(Met update)
De foto’s die ik maakte in de bijeenkomst van het Open House in Jeruzalem, waar Jan en ik een inleiding zouden houden. Het was een ontmoeting waar ik nog lang over heb nagedacht, maar nu zit ik weer in Gaza, en het verhaal komt nog. Dear friends, the story of our meeting will follow one of these days. It was for me a memorable, warm and thought provoking meeting, and I will tell you about it. But now I’m in Gaza, and I have to do other things. I will not forget.
Het was een overzichtelijke groep mensen die was gekomen voor de avond die Jan Andreae en ik zouden verzorgen, en dat kwam ons wel goed uit, want het liefst wilden we niet een frontale lezing geven, maar echt met elkaar in gesprek. Waarmee we bedoelden, Jan legde het uit, echt met elkaar in gesprek en niet met elkaar in discussie.Dat betekende, voor de verandering, dat het belangrijker was om te luisteren dan om je mening te geven – meningen, daar hebben we er al zoveel van. Ik stelde mezelf voor met ene persoonlijk verhaal wat ik in de vrouwenbeweging had meegemaakt, en hoe, als er een verschil niet meer aanwezig is, alle andere verschillen, die tussen vrouwen, vanzelf naar boven komen. En Jan stelde zich voor, met zijn ervringen in de homobeweging. En hoe we vriendelijk langs elkaar heen zeilden, hij zag mij als homo niet zo zitten, ik hoefde niet veel met mannen, tot we elkaar echt ontmoetten en gingen samenwerken.
Dit was de simpele vraag aan alle deelnemers: vertel wat op dit moment je grootste gevecht is, je grootste uitdaging binnen de homobeweging. Daar kwamen de verhalen. Iemand vertelde nog steeds niet helemaal uitgekomen te zijn en het zijn ouders nog niet hebben verteld, en dat maakte wel dat hij erg opkeek tegen al die mensen van Open House die vooraan liepen in de Pride. Hoorde hij er wel bij? Iemand vertelde transgender te zijn en ook nog biseksueel, en daar zelf nog een beetje over in de war te zijn en het gevoel te hebben dat hij nergens echt thuis was. Een vroue zei dat ze wel jaloers was op die jongeren die alles hadden wat zij vroeger niet had, zoals het Open Huis, waar je zomaar naar toe kon – weet je, zei ze, de enige plek waar ik vrouwen tegenkwam was in het leger – bless the army if only for that. Jij weet wat eenzaamheid is, zei Jan, en die eenzaamheid loopt nu je hele leven met je mee. Ja, knikte ze, en ik zag dat haar ogen nat werden. Een man vertelde dat hij en zijn partner een kind krijgen, van een draagmoeder, en nu weten ze niet waar ze wonen moeten, kun je een kind van twee vaders wel op laten groeien in een homovijandige omgeving? Een man vertelde dat hij opgroeide in een orthodox milieu, in Engeland, waar je uiteraard als homo niet welkom was. Hij brak met iedereen, ook zijn vrienden, en ging naar Israel. Daar leeft hij een dubbel leven, hij gaat graag naar de synagoge, maar zonder zijn vriend die daar niets in ziet, en niet orthodox is, en zijn vrienden weten wel dat hij homo is, maar hoe krijg je die twee werelden nou bij elkaar? Zijn eerste stap: volgende week is hij bij een Bar Mitzva bij een van zijn vroegere vrienden, in Engeland. Een vrouw, een arts, zei: ik weet niet waarom ik dit verhaal moet vertellen, maar in het ziekenhuis waar ik werk zei de assistente er zit een neger op je te wachten. Uit Somalie, en niemand kon met haar praten want ze sprak geen Ivriet en geen Engels. Maar ik heb Arabisch geleerd, dus ik kon met haar praten, ze had geen identiteitspapieren, en eigenlijk mocht ik haar niet helpen maar ik heb het toch gedaan. En ik moest de hele dag aan haar denken. Reality came to say hello, zei Jan. Ja, dat was het, zei ze. En haar vriendin, de enige Palstijnse in het gezelschap vertelde over haar vader, die trots op haar is, maar niet weet dat ze lesbisch is. Weet je dat zeker, vroeg Jan. Nou, hij googelt me vaak op, ja, dan moet hij het wel weten. En hij is nog steeds trots op je, zei Jan. Een man die zich eigenlijk alleen maar goed voelt op het toneel, zei dat hij zich nog steeds een kleine jongen voelt en zo’n moeite heeft met volwassen worden en echt leiding op zich te nemen. Zo eng. En een ander die stilletjes zei is het erg als ik even niks zeg? En eentje die helemaal verstrikt raakte in een lang verhaal over een ontmoeting met een oudere vrouw die hem opeens vroeg heb jij eigenlijk een vriendin, en wat moest hij dan zeggen, wat bedoelde ze nou eigenlijk? Zou het kunnen dat ze je gewoon aardig vond, vroeg Jan. Hij moest er erg van slikken. Zou het niet tijd worden dat je jezelf een beetje aardig ging vinden, vroeg Jan. Daar moest hij opnieuw erg van slikken.
We hadden ook een hele lap theorie kunnen geven, over diversiteit, en over geinternaliseerde onderdrukking, en over hoe je verleden met je mee blijft lopen en zich uit in kwetsbaarheden en afweer. Maar het was prima zo, en ik was erg geraakt. Omdat ik mij in Israel niet zomaar thuis voel, en omdat er onder al die verhalen nog een andere subtekst meeliep. Ik had openlijk verteld dat ik met een Palestijn getrouwd was, en daarna naar Gaza ging, en daar had iedereen beleefd maar afstandelijk op gereageerd. Ik denk, dat veel van de Israeli’s zich er erg bewust van waren hoe ik naar hen keek. Een beetje beoordeeld, een beetje schuldgevoel. Tegelijk voelen zij zichzelf als homo’s in Israel, erger, in Jeruzalem, waar de sfeer erg anti-homo is, als een minderheid zonder enige macht – hoe ingewikkeld, ik zei dat in mijn presentatie, als je tegelijkertijd lid bent van een gediscrimineerde minderheid en van een dominante meerderheid die een ander volk onderdrukt.
Er gebeurde ook iets met mij, naarmate zij meer opengingen, en zichzelf lieten zien, kon ik ze ook zien in al hun complexiteit. En ze binnenlaten. Zelfs de vrouw die zo blij was het het leger. Niet da mijn opvattingen er door veranderden, maar het was alsof er vanuit die eerste stap van acceptatie ruimte kwam om werkelijk in gesprek te raken, zonder afweer, zonder defensieve muren. Dat merkte ik ook daarna, toen we met een paar mensen gingen eten, en nu het echte gesprek kwam, over wat ik deed in Gaza. En hoe dat was om met een Palestijn getrouwd te zijn. En over homo’s daar en hier. En hoe machteloos ze zich soms voelden. Moet je nou als homo ook nog het gevecht gaan leveren, in Israel, voor de Palestijnen? En eerlijk, zagen die Palestijnen hen wel zitten, als joden en als homo?
Er kwam geen enkele oplossing en geen enkele slogan, en we konden de vragen en verschillen laten bestaan zonder in een ideologisch gesprek te komen. Ik heb in heel wat van die uitwisselingsgroepen gezeten, en eerlijk gezegd vind ik meestal dat je met al die ‘kissing cousins’ zoals Pappe al die aardige initiatieven noemt snel aan de grens bent. Alleen aar begrip, dat is snel op als er verder niets gebeurt. Maar hier gebeurde echt wat, met mij en ik denk ook met de anderen. Waar ik nog niet zoveel woorden voor heb.