(Foto gejat, fotograaf onbekend)
(Stuk hoort bij dossier Palestina/Israel, hier. Hoofdstuk Het geweten van Israël)
Jaren geleden heb ik hem wel eens horen spreken, een weerbarstige, barse man die heel boos kon worden als iemand kritiek had op Israel, hoewel hij zelf de vreselijkste dingen kon zeggen. Israël is van hem, dat is duidelijk, en blijf met je rotpoten van mijn rotland af. Amerikaanse Palestijn Mohammed Alatar, de maker van de film over Jeruzalem, zegt dat hij het niet makkelijk had met hem, toen hij werd geinterviewd voor zijn film. Een bully. Iemand die het altijd beter weet.
Meron Benvenisti was locoburgemeester van Jeruzalem, van 1971 tot 1878. Een in Israel geboren zionist. En, dit maakt zijn verhaal interessant, hij hoort op dit moment bij de belangrijkste critici van de Israelische bezetting, en is voorstander van een bi-nationale staat, één staat, voor joodse Israeli’s en Palestijnen. Een zionist die zegt dat de zionistische revolutie is afgelopen? Ik las zijn boek, half autobiografie, half polemiek, en tegelijk een historisch en politiek analytisch verhaal met een link naar de actualiteit. Tegenstrijdig als de man is – ook naar eigen zeggen – is ook zijn boek.
Ik kom uit een huis waar alleen Hebreeuws werd gesproken, schrijft Benvenisti in de epiloog Son of the Cypresses (Memories, Reflections and Regrets from a Political Life) Want in een andere taal hadden zijn sefardische vader en zijn ashkenazische moeder elkaar niet verstaan. Benvenisti had de klassieke zionistische jeugd: de kibbutz, het land leren kennen met veel wandelingen en archeologie. Als zoon van een kaartenmaker schreef hij al eerder een al klassiek boek, Sacred Landscape, waarin hij beschreef hoe het land Palestina, van voor 1948, letterlijk en figuurlijk van de kaart werd geveegd, inclusief tot bijbelse tijden teruggaande dorpen, met hun namen die in geen atlas meer terug te vinden zijn. Israel is zijn identiteit, zegt hij, een echte identiteit, niet gehuurd en niet geleend, ik hoor hier als de stenen hier horen. Dus laat niemand zeggen dat ik een landverrader ben, en zelfs de Palestijnen hebben niet het recht te zeggen dat ik ergens anders vandaan kom, zegt hij defensief. Want vaak aangevallen.
“Ik ben een zoon van dit land. Maar dit is een land waar altijd Arabieren woonden, dit is een land waar Arabieren horen bij het menselijke landschap, de inheemse bevolking, de inboorlingen. Ik ben niet bang voor ze. Ik kan me niet voorstellen hier zonder hen te leven. Voor mij zou Eretz Israel kaal en leeg zijn zonder hen”. Dat is een bizarre uitspraak komende van een zionist, in een tijd dat zijn land bezig is om op welke manier dan ook de Palestijnen kwijt te raken, schrijft hij zelf, in het laatste hoofdstuk, de epiloog.
En zeker mag je hem een wandelend vat vol tegenstellingen noemen, een marginaal figuur, met zijn vreemde, ketterse ideeen, vindt hij ook zelf. In de voorafgaande pagina’s heef hij het uitgebreid uitgelegd: ook al zijn de meeste Israeli’s – en de meeste Palestijnen – aanhangers van de gedachte dat er een Palestijnse staat naast de Israelische moet komen, een werkelijke twee staats oplossing is een gepasseerd station. In zijn boek somt hij nauwgezet als zijn vader de kaartenmaker de feiten op: de nederzettingen, de landconfiscaties, de blokkades, de misdadige muur. Dit is de paradox: door zich van de Palestijnen af te willen scheiden zijn zij juist binnen het Groot-Israel opgesloten, en leven onder de Israelische heerschappij, opgedeeld in vier groepen: de Palestijnen met Israelisch staatsburgerschap, de Palestijnen in Jeruzalem, die in Gaza en die op de Westoever. Feitelijk is er al sprake van één binationale staat, al is het duidelijk dat daarbinnen Palestijnen geen gelijke partij zijn, maar zijn opgesloten in op Bantustans lijkende cantons, geheel omsingeld en onder absolute controle van Israel. Daarmee zijn ze niet buitengesloten, maar ingesloten. Israel raakt ze niet meer kwijt.
Dat nu opeens Israelische leiders – eerst Sharon, toen Olmert – na lang ontkend te hebben dat er sprake was van bezetting opeens begonnen te zeggen dat Israel toch niet eeuwig de Palestijnen kan onderdrukken, dat er een eind moet komen aan de bezetting en dat het tijd werd voor een eigen staat voor de Palestijnen, is niet een werkelijke ommezwaai in denken. Wat de leiders als een Palestijnse staat zien mag in de verste verte die naam niet hebben, en gaat, zelfs als er een verdrag zou worden gesloten, niets op lossen, omdat het geen enkele werkelijke souvereiniteit biedt aan het Palestijnse volk. De gedachte is ook veel meer ingegeven door een nog grotere angst dan die voor een Palestijnse staat als buurland, en dat is de angst voor een demografisch Arabisch overwicht waardoor Israel zijn joodse meerderheid zou verliezen. En daarmee niet langer zou kunnen doen alsof ze en een joodse staat en een democratie zouden zijn. En dus haalt Israel allerlei idiote toeren uit om te proberen uit de verste hoeken van de wereld joden te vinden om de joodse meerderheid te komen versterken. Tevergeefs. Dus, zegt Benvenisti, denk ik dat de tijd is gekomen om uit te spreken dat het afgelopen is met de zionistische revolutie, en erkennen dat we in een tijdperk zijn aangeland waarin we ons noodgedwongen zullen moeten verzoenen met multiculturalisme en bi-nationalisme.
Had het anders gekund? Waarschijnlijk niet. Een pijnlijke conclusie waar hij ruzie over kreeg met zijn vader en waar hij jaren over heeft gedaan. Anders dan de kritische zionisten die willen volhouden dat er met het zionisme niets mis was en dat het pas mis ging met de bezetting in 1967 heeft Benvenisti de moed opgebracht om nog verder terug te denken. Zo zionistisch als Benvenisti is en wenst te blijven geeft hij dit toe: de zionistische gedachte om een land te vestigen op een plek waar al een ander volk, een andere nationale groep woonde was verkeerd vanaf het begin. En vanaf het moment dat duidelijk werd dat het Israel nooit zou lukken om alle Arabieren kwijt te raken was de zionistische droom vervlogen. In dit land is geen plaats voor twee soevereine mogendheden, dus de opties zijn simpel en overzichtelijk: of de ene of de andere natie moet verdwijnen, of de ene natie overheerst de andere en wordt voor eeuwig geconfronteerd met diepe vijandigheid van de overheersten, of beide naties zien af van souvereiniteit en zien onder ogen dat ze het samen moeten doen.
In 1948 leek het zionisme onoverwinnelijk. Het slaagde er in zich te vestigen op 78% van historisch Palestina. Maar in 1967 behaalden ze één overwinning te veel, en daarmee bezegelden ze hun eigen lot door het nederzettingenproject en de feitelijke annexatie van de Westoever. Paradoxaal genoeg, schrijft Benvenisti, is het juist de vrede met Egypte en Jordanië die de situatie alleen maar moeilijker maakt voor Israël, want de vredesverdragen leggen de grenzen vast, en sloten de Palestijnen op binnen de binationale realiteit van een territorium dat niet meer opdeelbaar is. Het resultaat is dat Israel het slachtoffer is geworden van zijn eigen overwinningen, het slachtoffer van een vreselijke geschiedenis van gemiste kansen.
“Ik ben niet gelukkig over mijn eigen conclusie”, schrijft hij. Want hij is ook niet erg optimistisch over een binationaal arrangement – het is de vraag of ook dat meer op zal leveren dan een manier om de meest gewelddadige kanten van het conflict tegen te gaan – echte vrede voorlopig niet waarschijnlijk. Er is geen werkelijke oplossing meer die de gegroeide antagonismen en tegenstellingen werkelijk op kan lossen. Dus ben ik nu een verdrietig, gebroken en pessimistisch man, zegt Benvenisti. “Het is niet makkelijk voor me geweest om mijn vaders droom op een joodse nationale staat op te geven. Voor het grootste deel van mijn leven was het ook mijn droom. Maar nu ben ik werkelijk bang als ik aan mijn kleinkinderen denk. Elke keer als ik om me heen kijk ben ik bang. Om hen. Hoe moeten ze hier nog leven? Wat laat ik ze na?”
Misschien, misschien lukt het om werkelijk samen te leven, om te leren om de Ander niet langer te demoniseren en te begrijpen dat ook zij hier horen, zegt hij, maar het klinkt alsof hij niet denkt dat nog mee te maken. Benvenisti kent zijn begraafplaats al, naast zijn voorouders, op de oude sefardische begraafplaats op de Olijfberg, die in het Arabisch al Buraq heet. Daar hoort hij met zijn identiteit. Hoe zijn verhaal af zal lopen weet hij dus al. Hij hoeft zich niet bezig te houden met de vraag naar zijn identiteit, dat is iets voor nieuwe immigranten, niet voor hem, als inboorling. Hij hoort er thuis als de cypressen.
Da’s knap, Anja: burgemeester zijn van 1971 tot 1878! 🙂
Ook ik heb de knorrige, licht verongelijkte, niet bijster toegankelijke, wat moeilijk lopende Meron Benvenisti, de voormalige locoburgemeester van Jeruzalem,in mijn hart gesloten. Een ander van zijn boeken, Sacred Landscape, met d emooie dubbelzinnige ondertitel Buried History of the Holy Land Since 1948 is het mooiste en gevoeligste wellicht, dat ik over Israël en Palestina gelezen heb.
Uit dat boek blijkt ook dat hij een diep overtuigde zionist is, met grote liefde voor zijn land. Daarom juist, gruwt hij van de manier waarop het de Palestijnen sinds jaar en dag bejegent en behandelt.
Hij is in zijn eentje Een Ander Joods Geluid.
Jaap Hamburger