Noam Chomsky over de oorlog tegen Gaza, deel 4 (slot)

chomsky.jpg

Vierde en laatste deel van het lange artikel van Noam Chomsky.
Vertaling Engelbert, waarvoor enorm veel dank.
Wie bij het begin wil beginnen: hier.

Een meer gedetailleerd verslag is veelzeggend. De internationale consensus werd door de Palestijnse Nationale Raad in 1988 geaccepteerd. Het antwoord van de coalitieregering Shamir-Peres – bevestigd door James Bakers van Buitenlandse Zaken – was dat er geen “extra Palestijnse staat” tussen Israel en Jordanië kan zijn, deze laatste was reeds Palestijns volgens het Amerikaans-Israëlische dictaat. Bij de daarop volgende Oslo-akkoorden werden potentiële Palestijnse nationale rechten opzijgeschoven en de dreiging dat die op een betekenisvolle wijze gerealiseerd zouden kunnen worden werd systematisch ondermijnd gedurende de Oslo-jaren door Israëls voortgaande expansie van illegale nederzettingen. Het aantal nederzettingen nam snel toe in 2000, het laatste jaar van president Clinton en premier Barak, toen de onderhandelingen van Camp David plaatsvonden tegen deze achtergrond.

Nadat Yasser Arafat de schuld had gekregen voor het mislukken van de Camp David-onderhandelingen krabbelde Clinton terug en gaf toe dat de Amerikaans-Israëlische voorstellen te extreem waren om acceptabel te zijn voor elke Palestijn. In december 2000 presenteerde hij zijn “parameters”, die, hoewel vaag, de Palestijnen iets tegemoet kwamen. Vervolgens verklaarde hij dat beide partijen de paramaters hadden geaccepteerd, hoewel beide bedenkingen hadden geuit. De beide kampen ontmoetten elkaar in Taba, Egypte, in januari 2001, waren dichtbij een overeenstemming en zouden die binnen enkele dagen bereikt hebben, zoals ze tijdens hun laatste persconferentie zeiden. Maar de onderhandelingen werden vroegtijdig afgebroken door Ehud Barak. Die week in Taba is de enige pauze in 30 jaar van Amerikaans-Israëlisch rejectionisme. Er is geen reden waarom die ene geboekstaafde pauze niet zou kunnen worden hervat.

De versie die de voorkeur geniet, recentelijk nog herhaald door Ethan Bronner, is dat “Velen in het buitenland zich de heer Barak herinneren als de premier die in 2000 verder ging dan welke Israëlische leider ook in zijn vredesvoorstellen aan de Palestijnen, om vervolgens de afspraken te zien mislukken in een explosie van gewelddadig Palestijns oproer dat hem dwong tot aftreden”. Het is waar dat “velen in het buitenland” dit misleidende sprookje geloofden, dankzij wat Bronner en te veel van zijn collega’s onder “journalistiek” verstaan.

Er wordt algemeen verondersteld dat de tweestatenoplossing nu onbereikbaar is, aangezien de IDF de kolonisten niet kan verwijderen zonder een burgeroorlog te veroorzaken. Dat is mogelijk, maar daarvoor zijn betere argumenten nodig. Zonder geweld te gebruiken om de illegale kolonisten uit te zetten, zou de IDF zich kunnen terugtrekken binnen de grenzen die bepaald worden door onderhandelingen. De kolonisten buiten deze grenzen zouden dan de keus hebben tussen hun gesubsidieerde huizen verlaten om terug te keren naar Israel, of te blijven zitten onder het gezag van de Palestijnse Autoriteit. Hetzelfde gold voor het zorgvuldig op touw gezette “nationale trauma” in Gaza in 2005, zo overduidelijk frauduleus dat het zelfs belachelijk gemaakt werd door Israëlische commentatoren. Israel had gewoon kunnen aankondigen dat de IDF zich zou terugtrekken en de kolonisten, die van hun gesubsidieerde leventje in Gaza genoten, zouden rustig in de vrachtwagens zijn geklommen die hen naar hun nieuwe gesubsidieerde onderkomens op de West Bank brachten. Maar dat had geen tragische foto’s opgeleverd van doodsbange kinderen en emotionele kreten van “dit nooit meer”.

Samengevat heeft Israel, in tegenstelling tot de voortdurend herhaalde bewering, geen recht om zich zich met geweld te verdedigen tegen de raketten uit Gaza, zelfs niet als die gezien worden terroristische wandaden. Bovendien zijn de redenen doorzichtig. Het excuus voor de aanval heeft geen enkele waarde.

Er is ook een meer beperkte vraag. Heeft Israel vreedzame alternatieven op korte termijn voor het gebruik van geweld tegen de raketten uit Gaza. Een zo’n alternatief zou een staakt-het-vuren zijn. Israel heeft dat enkele malen gedaan, om het direct weer te schenden. Het meest recente en momenteel relevante geval is uit juni 2008. Het staakt-het-vuren hield o.a. het openen van de grensovergangen in om “het transport toe te staan van alle goederen waarvan het importeren in Gaza verboden of beperkt was”. Israel ging formeel akkoord, maar verklaarde direct dat het de overeenkomst niet zou nakomen om de overgangen op te stellen, totdat Hamas Gilad Shalit zou vrijlaten, een Israëlische soldaat die in juni 2006 door Hamas gevangen was genomen.

Het aanhoudende deuntje over beschuldigingen omtrent de gevangenneming van Shalit is opnieuw een staaltje van zonneklare hypocrisie, nog afgezien van Israëls lange geschiedenis van ontvoeringen. In dit geval kon de hypocrisie niet duidelijker zijn. Een dag voordat Hamas Shalit gevangen nam drongen Israëlische soldaten Gaza Stad binnen en ontvoerden twee burgers, de gebroeders Muammar, die naar Israel werden gebracht om de duizenden andere gevangenen gezelschap te houden, bijna duizend daarvan naar men zegt zonder aanklacht. Burgers ontvoeren is een veel ernstiger misdrijf dan het gevangen nemen van een soldaat van de aanvallende partij, maar hierover werd nauwelijks bericht, in tegenstelling tot de ophef over Shalit. En alles wat in het geheugen blijft hangen, het vredesproces blokkerend, is de gevangenneming van Shalit, alweer een weerspiegeling van het verschil tussen mensen en tweepotige beesten. Shalit zou teruggegeven moeten worden – in een eerlijke gevangenenruil.

Na de gevangenneming van Shalit veranderde de nietsontziende militaire aanval tegen Gaza van voornamelijk kwaadaardig in zonder meer sadistisch. Maar het is goed eraan te herinneren dat Israel zelfs voor zijn gevangenneming meer dan 7.700 granaten op het noorden van Gaza had afgevuurd na de terugtrekking in september, waaraan nauwelijks aandacht werd besteed.

Na het verwerpen van het staakt-het-vuren van juni 2008 dat het eerst formeel aanvaard had, ging Israel door met de belegering. Een belegering is zoals men weet een oorlogsdaad. In feite heeft Israel zelf altijd een sterker principe gehanteerd: toegang tot de buitenwereld belemmeren is een oorlogsdaad die een zeer gewelddadige reactie rechtvaardigt. Bemoeienis met Israëls gebruik van de Straat van Tiran vormde mede het voorwendsel om Egypte binnen te vallen (met hulp van Frankrijk en Engeland) in 1956, en voor het ontketenen van de oorlog van juni 1967. Het beleg van Gaza is volledig, niet gedeeltelijk, met uitzondering van schaarse momenten van enige versoepeling die de bezetter toestaat. En het is veel pijnlijker voor de Gazanen dan het sluiten van de Straat van Tiran dat voor Israel was. De fans van Israëlische doctrines en acties zouden om die reden geen probleem moeten hebben met het rechtvaardigen van raketbeschietingen op Israëlisch grondgebied vanuit de Gazastrook.

Natuurlijk lopen we hier weer aan tegen het principe van nietigverklaring: Dit zijn wij, dat zijn zij.

Niet alleen werd het beleg na juni 2008 voortgezet, het werd zelfs opgeschroefd. Zelfs de UNRWA mocht zijn magazijnen niet bevoorraden, “dus toen het staakt-het-vuren stukliep, hadden we een voedseltekort voor de 750.000 mensen die van ons afhankelijk zijn”, vertelde UNRWA-directeur John Ging de BBC.

Ondanks het Israëlische beleg namen de raketbeschietingen sterk af. Het staakt-het-vuren liep stuk op 4 november met een Israëlische razzia in Gaza die 6 dode Palestijnen tot gevolg had en in antwoord daarop een spervuur van raketten (waarbij niemand gewond raakte). Het voorwendsel voor de razzia was een tunnel die Israel had ontdekt in Gaza en die misschien bedoeld was om nog een Israëlische soldaat te kunnen vangen. Het voorwendsel is doorzichtig en absurd, zoals een aantal commentatoren heeft vastgesteld. Als zo’n tunnel zou bestaan en de grens zou bereiken, dan had Israel deze makkelijk kunnen blokkeren. Maar zoals gewoonlijk werd het belachelijke voorwendsel van Israel geloofwaardig geacht.

Wat was de reden voor deze razzia? We hebben geen intern bewijs van Israëls planning, maar we weten wel dat de razzia plaatsvond vlak voor het geplande overleg tussen Fatah en Hamas in Cairo, bedoeld, volgens de Britse correspondent Rory McCarthy, om “de verschillen bij te leggen en een enkele eenheidsregering te vormen”. Dat zou het eerste overleg zijn geweest tussen Fatah en Hamas zijn sinds de burgeroorlog van juni 2007, waarmee Hamas de controle over de Gazastrook kreeg, en het zou een aanzienlijke stap zijn geweest in de richting van meer diplomatieke pogingen. Israel heeft een lange geschiedenis van provocaties om de dreiging van diplomatie af te wenden, waarvan er al enkele genoemd zijn. Dit zou er nog een kunnen zijn geweest.

De burgeroorlog die Hamas controle gaf over de Gazastrook wordt meestal omschreven als een militaire coup van Hamas, waarmee opnieuw hun kwaadaardigheid wordt aangetoond. De echte wereld zit iets anders in elkaar. De burgeroorlog was uitgelokt door de Verenigde Staten en Israel, in een brute poging tot een militaire coup om de vrije verkiezingen die Hamas aan de macht hadden gebracht, teniet te doen. Dat was bekend bij een breed publiek, zeker sinds april 2008, toen David Rose in Vanity Fair een gedetailleerd, goed gedocumenteerd verslag publiceerde over hoe Bush, Rice en de Adjunct Nationale-veiligheidsadviseur Elliot Abrams “een gewapende macht onder Fatah’s sterke man Muhammed Dahlan steunden, daarmee een bloedige burgeroorlog in Gaza ontketenend waar Hamas sterker dan tevoren uitkwam.” Het verslag werd onlangs opnieuw bekrachtigd in de Christian Science Monitor (12 jan. 2009) door Norman Olsen, die 26 jaar in de Foreign Service heeft gediend, waarvan 4 jaar in de Gazastrook en 4 jaar aan de Amerikaanse ambassade in Tel Aviv, om vervolgens medecoördinator voor contraterrorisme op Buitenlandse Zaken te worden. Olson en zijn zoon leggen in detail de machinaties van Buitenlandse Zaken uit, bedoeld om ervoor te zorgen dat hun kandidaat, Abbas, de verkiezingen van januari 2006 zou winnen – in welk geval deze als een triomf van de democratie bejubeld zouden worden. Toen de verkiezingsfraude mislukte namen ze hun toevlucht tot afstraffing van de Palestijnen en het bewapenen van een militie onder leiding van de sterke man van Fatah, Muhammed Dahlan, maar “Dahlans schurken reageerden te vroeg” en een preventieve aanval van Hamas ondermijnde de couppoging, hetgeen weer leidde tot nog pijnlijker maatregelen van de VS en Israel om de ongehoorzame bevolking van Gaza te straffen. De Partijlijn is beter aanvaardbaar.

Nadat Israel het staakt-het-vuren (of wat ervoor doorging) van juni 2008 had geschonden, werd het beleg opgevoerd, met nog rampzaliger gevolgen voor de bevolking. Volgens Sara Roy, de belangrijkste academische Gaza-specialist, “grendelde Israel op 5 november alle grensovergangen naar Gaza af en verminderde of verbood aanvoer van voedsel, medicijnen, brandstof, kookgas en onderdelen voor water- en sanitairsystemen…”. In november bereikten gemiddeld 4,6 vrachtwagens per dag Gaza vanuit Israel, vergeleken met gemiddeld 123 vrachtwagens per dag in oktober. Reserveonderdelen voor reparatie en onderhoud van aan water gerelateerde installaties werden meer dan een jaar lang tegengehouden. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) meldde onlangs dat de helft van de ambulances in Gaza kapot zijn” – en wat nog over was werd snel het doelwit van Israëlische aanvallen. De enige energiecentrale in Gaza moest sluiten wegens gebrek aan brandstof en kon niet meer in werking gezet worden wegens gebrek aan onderdelen die al 8 maanden lagen te wachten in de Israëlische haven Ashdod. Gebrek aan electriciteit leidde tot 300% meer brandwonden in het Shifaa’ ziekenhuis in de Gazastrook, als gevolg van stoken van houtvuurtjes. Israel blokkeerde een schip met chloor, zodat midden in december in Gaza Stad en het noorden er slechts 6 uur per 3 dagen water beschikbaar was. De humanitaire gevolgen worden niet meegerekend bij de Palestijnse slachtoffers van Israëlische terreur.

Na de Israëlische aanval van 4 november escaleerde het geweld aan beide zijden (alle doden waren Palestijns) totdat het staakt-het-vuren formeel eindigde op 19 december en premier Olmert toestemming gaf tot een grootschalige invasie.

Enkele dagen eerder had Hamas voorgesteld om terug te gaan naar de originele overeenkomst van het staakt-het-vuren in juli, die door Israel niet was nagekomen. De historicus en hoge functionaris in de voormalige regering van Carter, Robert Pastor, overhandigde het voorstel aan een “hoge functionaris” van de IDF, maar Israel antwoordde niet. Het hoofd van Shin Bet, Israëls interne veiligheidsdienst, werd geciteerd in Israëlische bronnen op 21 december met de uitspraak dat Hamas in “rustige” betrekkingen met Israel geïnteresseerd was zodat z’n militaire vleugel zich kan voorbereiden op een conflict.

“Er was duidelijk een alternatief voor de militaire aanpak om de raketten te stoppen”, zei Pastor, zich beperkend tot Gaza. Er was ook een verstrekkend alternatief dat maar zelden ter sprake komt: namelijk het accepteren van een politieke regeling die alle bezette gebieden omvat.

Israëls belangrijkste diplomatische correspondent Akiva Eldar bericht dat kort voordat Israel zijn grootschalige invasie inzette op zaterdag 17 december, “het hoofd van het politbureau van Hamas, Khaled Meshal, op de website van Iz al-Din al Qassam aankondigde dat hij bereid was niet alleen tot een ‘staking van alle agressie’ – hij stelde voor terug te gaan naar de regeling van de Rafah-grensovergang van 2005, voordat Hamas de verkiezingen won en later de regio overnam. De regeling hield in dat de grensovergang gezamenlijk beheerd zou worden door Egypte, de EU, de Palestijnse Autoriteit en Hamas”, en zoals eerder gemeld, werd er een oproep gedaan voor het openen van de grensovergangen voor de dringend noodzakelijke goederen.

Een standaard bewering van de wat lompere verdedigers van het Israëlische geweld is dat in het geval van de huidige aanval “zoals zo vaak gedurende de afgelopen halve eeuw – de oorlog in Libanon van 1982, het antwoord met de ‘IJzeren Vuist’ op de Intifada van 1988, de oorlog in Libanon in 2006 – Israel gereageerd heeft op onaanvaardbare terreurdaden met als doel verschrikkelijk pijn te berokken en de vijand een lesje te leren” (redacteur David Remnick in de New Yorker). De invasie van 2006 kan alleen gerechtvaardigd worden op grond van walgelijk cynisme, zoals al eerder besproken. De verwijzing naar het kwaadaardige antwoord op de Intifada van 1988 is te laaghartig om serieus te nemen; een sympathieke interpretatie zou kunnen zijn dat ze een verbazingwekkende onwetendheid weerspiegelt. Maar Remnicks bewering over de invasie van 1982 is gemeengoed, een opmerkelijk gevolg van onophoudelijke propaganda die enkele waarschuwingen verdient.

Het wordt niet betwist dat de grens tussen Israel en Libanon rustig was gedurende een jaar voor de Israëlische invasie, in ieder geval van Libanon naar Israel, van noord tot zuid. Het hele jaar zag de PLO nauwlettend toe op een door de VS geïnitieerd staakt-het-vuren, in weerwil van voortdurende Israëlische provocaties, waaronder bombardementen met vele burgerslachtoffers, vermoedelijk bedoeld om een reactie uit te lokken die gebruikt kon worden om Israëls zorgvuldige voorbereide invasie te rechtvaardigen. Het enige wat Israel bereikte waren twee onbeduidende symbolische reacties. Vervolgens viel het aan onder een voorwendsel dat te absurd is om serieus te nemen.

De invasie had nu juist niets van doen met “onaanvaardbare terreurdaden”, maar des te meer met onaanvaardbare daden: diplomatieke dan. Daar bestond nooit misverstand over. Kort nadat de door de VS gesteunde invasie was begonnen schreef Israëls belangrijkste academische Palestinijnen-specialist Yehoshua Porath – zeker geen duif – dat het succes van Arafat om het staakt-het-vuren te handhaven “zonder meer een catastrofe was in de ogen van de Israëlische regering”, aangezien het een politieke oplossing naderbij bracht. De regering hoopte dat de PLO z’n toevlucht zou nemen tot terrorisme, daarmee de dreiging ondermijnend van “een legitieme gesprekspartner voor toekomstige politieke oplossingen”.

De feiten waren bekend in Israel en werden niet verborgen. Premier Yitzhak Shamir stelde dat Israel oorlog voerde omdat er “een verschrikkelijk gevaar dreigde… Niet zozeer militair als wel politiek”, hetgeen de voortreffelijke Israëlische satiricus B. Michael ertoe bracht te schrijven dat “het slappe excuus van militaire dreiging of een dreiging van Galilea dood is”. Wij “hebben de politieke dreiging verwijderd” door op het juiste moment als eerste toe te slaan; nu “is er godzijdank niemand over om mee te praten”. De historicus Benny Morris erkende ook de de PLO het staakt-het-vuren in acht had genomen en legde uit dat “de onontkoombaarheid van de oorlog lag in de politieke dreiging van de PLO en in Israëls vasthouden aan de bezette gebieden”. Anderen hebben deze onweerlegbare feiten volmondig toegegeven.

In een voorpagina-analyse van de laatste invasie van Gaza, schrijft NYT-correspondent Steven Lee Meyers dat “Op enkele punten herinneren de aanvallen op Gaza aan de gok die Israel nam – en grotendeels verloor – in Libanon in 1982 toen het aanviel om de dreiging van Yasser Arafats troepen uit te schakelen”. Dat klopt, maar niet zoals hij het ziet. In 1982, net als in 2008, was het noodzakelijk om de dreiging van een politieke oplossing om zeep te helpen.

De Israëlische propagandisten hoopten dat westerse intellectuelen het sprookje van Israëls reactie op de rakettenregen op Galilea zouden geloven: “onaanvaardbare terreurdaden”. En zij werden niet teleurgesteld.

Niet dat Israel geen vrede wil: iedereen wil vrede, zelfs Hitler. De vraag is: op welke voorwaarden? Vanaf haar begin heeft de Zionistische beweging begrepen dat hun doelen alleen bereikt konden worden door een politieke oplossing te vertragen, terwijl ze stukje bij beetje hun terrein uitbreidden. Zelfs als er af en toe een overeenkomst kwam, zoals in 1947, dan werd die door de leiders gezien als tussenstappen op de weg naar verdere expansie. De oorlog in Libanon van 1982 was een indrukwekkend voorbeeld van de wanhopige angst voor diplomatie. Deze werd gevolgd door steun van Israel aan Hamas om de seculiere PLO en diens irritante vredesinitiatieven te ondermijnen. Een ander bekend voorbeeld zijn de provocaties van Israel voorafgaand aan de oorlog van 1967, bedoeld om een reactie vanuit Syrië uit te lokken, die vervolgens aangegrepen kon worden om geweld te gebruiken en meer land te stelen – ten minste 80% van de incidenten volgens minister van defensie Moshe Dayan.

Het verhaal heeft een lange voorgeschiedenis. De officiële geschiedenis van Haganath, de joodse militaire macht van voor de staat Israel, beschrijft de moord op de religieuze joodse dichter Jacob de Haan in 1924, beschuldigd van samenzweren met de traditionele joodse gemeenschap (de Oude Yishuv) en het Arabische Hoge Bestuur tegen de nieuwe immigranten en hun beleid van kolonisatie. En sindsdien zijn daar talloze voorbeelden van bijgekomen.

De pogingen om politieke oplossingen uit te stellen waren altijd zeer begrijpelijk, net als vergezellende leugens over dat “er geen vredspartner is”. Je kunt je moeilijk voorstellen hoe je anders land moet bezetten waar je niet welkom bent.

Dergelijke redeneringen liggen ten grondslag aan Israëls voorkeur van expansie boven veiligheid. De schending van het staakt-het-vuren van 4 november 2008 is een van vele recente voorbeelden.

Een rapport van Amnesty International over de chronologie stelt dat het staakt-het-vuren van juni 2008 “een enorme verbetering te zien gaf van de kwaliteit van leven in Sderot en andere Israëlische dorpen in de buurt van Gaza, waar de bewoners voordien in voortdurende angst leefden voor de Palestijnse raketten. Vlakbij in de Gazastrook blijft de Israëlische blokkade echter gehandhaafd en heeft de bevolking tot nu toe nauwelijks profijt gehad van het staakt-het-vuren”. Maar de winst in veiligheid voor Israelische steden in de buurt van Gaza woog duidelijk niet op tegen de behoefte om diplomatische pogingen af te schrikken die de expansie van de West Bank zouden kunnen belemmeren, of tegen het breken van elk Palestijns verzet.

De voorkeur van expansie boven veiligheid werd bijzonder duidelijk na Israëls noodlottige beslissing in 1971 om, met steun van Henry Kissenger, een voorstel tot een volledige vredesovereenkomst van president Sadat van Egypte te verwerpen, waardoor de Palestijnen met lege handen bleven zitten – een overeenkomst die de VS en Israel 8 jaar later noodgedwongen accepteerden in Camp David, na een grootschalige oorlog die bijna een ramp voor Israel betekende. Een vredesovereenkomst met Egypte zou een eind hebben betekend van elke serieuze bedreiging van de veiligheid, maar er was een onaanvaardbare tegenprestatie: Israel zou de uitgebreide kolonisatieprogramma’s in het noordoosten van Sinaï moeten opgeven. Veiligheid had een lagere prioriteit dan expansie, toen en nu. Overtuigend bewijs voor deze basisconclusie wordt geleverd door een gezaghebbende studie over Israëls veiligheid en buitenlands beleid door Zeev Maoz: De verdediging van het Heilige Land (Defending the Holy Land).

Vandaag zou Israel veiligheid, normale relaties en integratie in de region kunnen hebben. Maar het geeft duidelijk de voorkeur aan illegale expansie, conflict en het herhaaldelijke gebruik maken van geweld, daden die niet alleen crimineel, moorddadig en destructief zijn, maar ook de z’n eigen veiligheid op de lange termijn uithollen. Andrew Cordesman, specialist op het gebied van het Amerikaanse leger en het Midden-Oosten, schrijft dat hoewel Israëls militaire kracht het weerloze Gaza gemakkelijk kan verpletteren, “noch Israel, noch Amerika kan iets winnen bij een oorlog die een bittere reactie uitlokt van een van wijste en meest gematigde stemmen in de Arabische wereld, prins Turki al-Faisal van Saoedi-Arabië, die op 6 januari verklaarde dat ‘De regering van Bush Obama heeft opgezadeld met een walgelijke erfenis en een onverschillige houding ten opzichte van de bloedbaden van onschuldigen in Gaza… Genoeg is genoeg, vandaag zijn we allen Palestijnen en zoeken we het martelaarschap voor God en voor Palestina, in navolging van hen die in Gaza stierven’”.

Een van de wijste stemmen in Israel, Uri Avnery, schrijft dat, na een Israëlische militaire overwinning, “wat in het bewustzijn van de wereld geschroeid zal staan is het beeld van Israel als bloeddorstig monster, op elk moment in staat tot het plegen van oorlogsmisdaden en niet bereid om enige morele matigheid in acht te nemen. Dit zal ernstige gevolgen hebben voor onze toekomst op lange termijn, onze positie in de wereld, onze kan op het bereiken van vrede en rust. Uiteindelijk is deze oorlog ook een misdaad tegen onszelf, een misdaad tegen de staat Israel”.

Er zijn redenen te over om te geloven dat hij het juist ziet. Israel maakt zichzelf willens en wetens tot wellicht het meest gehate land in de wereld en verliest ook het vertrouwen van de bevolking van het westen, inclusief jonge Amerikaanse joden, die deze voortdurende schokkende misdaden niet lang meer zullen tolereren. Decennia geleden schreef ik dat zij die zich “supporters van Israel” noemen, in werkelijkheid supporters zijn van diens morele teloorgang en waarschijnlijk uiteindelijke vernietiging. Helaas lijkt dat oordeel meer en meer aan juistheid te winnen.

In de tussentijd zijn we stille getuigen van een zeldzame gebeurtenis in de geschiedenis, van wat wijlen Baruch Kimmerling – de Israelische socioloog – “politicide” noemde, de moord op een natie.

einde 4e en laatste deel

4 gedachten over “Noam Chomsky over de oorlog tegen Gaza, deel 4 (slot)

  1. Beste Anja Meulenbelt.
    In die 60-er jaren, het leek tot voor kort een andere tijd, maakte ik mij grote zorgen om Vietnam, Laos, Cambodja en Thailand en zo. Toen dacht ik nog naief dat de Palesteinen het wel zouden redden, omdat hun bezetter toch wel beschaafter uit de 2e Wereldoorlog zou zijn gekomen, en daarmee optimistisch en realistisch aan de gang ging om een eigen staat op te bouwen.
    Nu zo’n 40 jaar later besef ik m’n naiviteit. Noam Chomsky brengt subliem onder woorden wat mij al een tijd zorgen baart, maar dat ik door de gemanipuleerde actualiteit niet goed kon beoordelen. Ik heb niks met religie, maar Hamas verdient het om in de media erkend te worden als verzetsbeweging. En om hun gerechtvaardigde strijd te winnen.
    Daarna moeten zij samen met de Joden en de Christenen hun geloof afzweren want ik ben het zat om partij te moeten kiezen voor een van deze geloven, zolang er een tussen zit die niet in Vrede gelooft.
    Bedankt voor dit weblog die sinds kort voor mij bereikbaar is.

  2. Ik kon een heel eind met je mee, SDjuul, tot aan het punt dat jij gaat eisen dat ze allemaal hun geloof af moeten zweren. Ben je nou helemaal. Dat mensen mogen geloven wat ze willen is hun grondrecht. En bovendien, als je Chomsky hebt begrepen, het gaat daar helemal niet om een religieus conflict, het gaat om een groep mensen die een eigen staat willen hebben ten koste van een andere groep. Met geloof heeft dat heel weinig te maken. Lees behalve Chomsky nog maar eens de spoedcursus Palestina/Israel, die ik er deel voor deel op aan het zetten ben.

  3. Okay, okay, ‘khad het woordtje maar vergeten erin te verwerken. Maar… zie het dan maar als een Gebod van mij.
    Die spoedcursus was ik al aan begonnen. Een van de link’s werkt niet goed (…../wp-admin/post.php?action=edit&post=11921) Er wordt gevraagt in te loggen, maar kan me niet registreren. Het is de eerste link van deel (7) als’k me goed herinner. Gr. Sjuul.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *