Een tijdje geleden schreef ik voor de Opzij-nieuwe-stijl een gastcolumn, waar ik veel reacties op kreeg. (Hier). Het lijkt wel alsof feminisme alleen nog maar gaat om vrouwen aan de top, zei ik. Niks op tegen, als er mannen aan de top zitten waarom dan niet ook vrouwen, maar de top is klein. En er zijn nog massa’s vrouwen die nooit in de politiek of bedrijfsleven die top zullen halen of die andere ambities hebben in hun leven.
Dus, zei ik, is het wat mij betreft tijd dat we ons weer eens herinneren dat feminisme ook over nog wat anders ging, over solidariteit, over samenwerken, over de erkenning dat vrouwen niet allemaal hetzelfde zijn en in hun leven verschillende doelen hebben, en verschillende zorgen. En dat het eens de bedoeling was dat we niet alleen voor onszelf opkomen maar ook omkijken naar elkaar.
Nergens werd wat ik bedoelde zo mooi geïllustreerd dan op afgelopen 8 maart. In De Balie een discussie onder leiding van Mama Cash, de uit de vrouwenbeweging opgekomen organisatie die solidariteit, en dat internationaal, omzet in hele zakelijke en praktische steun aan vrouwen die bezig zijn aan hun eigen empowerment. En daar zaten achter de tafel drie vrouwen, alledrie pioniers, powervrouwen voor wie het vanzelfsprekend is dat het niet alleen gaat om je eigen carrière, maar om samen optrekken. Solidariteit, inderdaad. Inspirerende vrouwen bovendien, want zij zorgen er weer voor dat ze bondgenoten vinden onder de vrouwen die het zelf al ‘gemaakt’ hebben maar niet vergeten zijn waar feminisme ook weer over ging. Ben ik mijn zusters hoeder? Ja, dan ben ik.
Dus spraken daar Farangis Osivand, vluchteling uit Iran en nu voorzitter van Vrouwen tegen Uitzetting, en Fe Jusay, Filipijnse, die een organisatie leidt – Commission of Filipino Migrant Workers of met andere woorden, verantwoordelijk voor de rechten van zoveel Filipijnse huishoudelijke werksters in Europa, en Abir Kopty, een jonge Palestijnse uit Israel. (Met Annie Hillar van Mama Cash die het gesprek leidde, en Angela Groothuizen, ambassadeur van Mama Cash, die het programma inleidde en omzong).
Het interessante aan het verhaal van alle drie de vrouwen is dat ze alledrie op andere wijze laten zien dat emancipatie van vrouwen vaak een dubbel proces is, een dubbel gevecht met dubbele loyaliteiten. Voor de vrouwen die naar Nederland zijn gevlucht is het hetzelfde gevecht dat ook mannen moeten leveren, met de asielprocedure, met leven zonder papieren, tegen de bureaucratie en een cultureel klimaat waarin vluchtelingen en migranten met wantrouwen worden bekeken, maar daar boven op zijn het vaak geschiedenissen van geweldservaringen, moederschap, afhankelijkheid, en gevechten tegen familietradities. Voor de Filipijnse vrouwen, die menig Europees huishouden (ook die van politici) van goedkope huishoudelijke hulp voorzien is het een dubbel gevecht, niet alleen als migranten en soms als illegalen, omdat hun werk in het huishouden niet erkend wordt als werk, en ze dus slecht terecht kunnen bij de instanties als vakbonden. Voor hun is het dus vooral een kwestie dat hun werk, en daarmee hun status, erkenning krijgt.
En dan is er de Palestijnse die in Israel leeft. Een groep (een op de vijf Israeli’s met staatsburgerschap is Palestijns) die vaak over het hoofd wordt gezien. Abir Kopty, van X Generation Feminists vertelde van hun driedubbele strijd. Ze werken samen met joodse Israelische vrouwen, maar dat wordt steeds moeilijker, omdat er letterlijk nog weinig plekken zijn waar je elkaar uberhaupt tegen kunt komen. Zij komt uit Haifa, een van de weinige nog ‘gemengde’ steden. Israel wordt steeds vijandiger tegenover de eigen Arabische burgers, en dat maakt het ook moeilijk voor joodse vrouwen om nog samen te werken, en ook, om uit te gaan van gezamenlijke doelen. Abir vindt dus dat de doelen van de organisatie niet zijn te beperken tot vrouwenemancipatie alleen, want haar leven wordt grotendeels bepaald door de politieke situatie in Israel, en haar nog kleine organisatie is dus ook anti-bezetting en anti-discriminatie en anti-militair. Tegelijk heeft ze als vrouw nog heel wat uit te vechten in haar eigen gemeenschap waar soms nog traditionele opvattingen gelden over de rol van vrouwen. Een deel van het proces kun je samen doen met joods-Israelische vrouwen, zegt ze, maar een deel ook niet. Op hun beurt hebben de joodse vrouwen ook wel het een en ander uit te zoeken in hun eigen gemeenschap met hun eigen mannen. Een heel complex proces dus, en heel bijzonder dat jonge vrouwen als Abir daarin het voortouw nemen. Of ze hulp nodig heeft? Nee, we zouden haar kunnen helpen wanneer wij hier in Europa onze mond open durfden te doen over Israel.
Zo lopen de lijnen van vrouwenemancipatie in veel gevallen door naar de politiek, die van het asielbeleid en hoe we omgaan met migranten, die van onze internationale politiek.
Ik voelde me als een vis in het water.
En buiten op het Leidseplein was het feest nog niet over. Daar dansten Koerdische vrouwen en mannen hun eigen 8 maart feest.