Wat weinig mensen weten: hoeveel kritiek er destijds was, ook onder de joden, tegen het zionisme en de oprichting van de staat Israel, in naam van alle joden. Hier nog een historisch document, van Alfred Lilienthal, uit 1949.
Met dank aan Engelbert die het vond en vertaalde. Hier zijn toelichting:
Alfred M. Lilienthal (1913-2008) was een joodse adviseur voor de VN en diplomaat. Onderstaand artikel werd aanvankelijk door een aantal nationale tijdschriften en kranten geweigerd. Ook toen al was het riskant om tegen de zionisten tekeer te gaan. Uiteindelijk werd het door Reader’s Digest gepubiceerd.
“De Digest, met z’n enorme oplage, kon het risico lopen een controversieel artikel te plaatsen, omdat de Amerikaanse editie geen advertenties bevatte.” Alfred Lilienthal
In 1953 verscheen zijn boek “What Price Israel?”, dat veel stof deed opwaaien. Vijftig jaar later verscheen er een herdruk met een nieuw, lang voorwoord waarin Lilienthal terugkijkt op de ontwikkeling van Israel.
“Vijftig jaren zijn verstreken sinds de eerste publicatie van What Price Israel? in 1953. Toen was ik 39, nu ben ik 89. Het lange, droevige verhaal van deze halve eeuw was er een van conflict, agressie, terreur, oorlog, bezetting en zogenaamde vredesprocessen die gedoemd waren te mislukken. Ik heb het allemaal gezien – en toch hoopte ik dat ik op de een of andere manier lang genoeg zou leven om uiteindelijk een rechtvaardige vrede en ware onafhankelijkheid te zien voor het Palestijnse Arabische volk.” (uit het voorwoord in 2003)
Lilienthal stierf in 2008. Hier
Origineel: hier.
De vlag van Israël is niet de mijne
Lieve moeder:
Ik bracht je mijn pijnen en problemen toen zij en ik klein waren: in diezelfde geest breng ik ze je vandaag.
Afgelopen jaar werd er een nieuwe witte vlag met een enkele blauwe, zespuntige ster gehesen op een mast duizenden kilometers van hier, aan de oostkust van de Middellandse Zee. Deze vlag van Israel is het symbool van een nieuwe nationalistische staat, met een eigen regering, leger, buitenlands beleid, taal, volkslied en eed van trouw.
En deze nieuwe vlag heeft ieder van de vijf miljoen Amerikaanse burgers van het oude geloof van Juda naar een splitsing van wegen geleid.
Voor mijn gevoel was het judaïsme een religieus geloof zonder nationale grenzen, dat een loyale burger van elk land kon belijden.
Zionisme daarentegen was en is een nationale beweging, georganiseerd om joden als een natie samen te brengen in een apart thuisland. Nu zo’n staat bestaat, wat ben ik? Ben ik nog steeds slechts een Amerikaan die gelooft in judaïsme? Of ben ik – zoals zowel extreme zionisten als antisemieten beweren – een afvallig lid van een oosterse stam wiens loyaliteit die groep toebehoort?
Laten we beginnen, moeder, met hoe ik sta tegenover deze nieuwe staat van Israel. Ik wens haar het beste. Ik hoop dat honderdduizenden lijdende ontheemden er een gelukkig thuis zullen vinden. Ik hoop dat ze zal gedijen als een centrum van democratie in het Midden-Oosten. Maar toen haar vlag voor het eerst werd gehesen, op 14 mei 1948, had ik niet de behoefte om uitzinnig van geluk door de straten te dansen, zoals zovelen deden in New York en Londen. Want ik ben geboren als en blijf een Amerikaan. Ik heb geen banden met, geen verlangen naar en geen gevoel van verantwoordelijkheid voor Israel. En ik geloof dat het toekomstige geluk van de joden in Amerika afhangt van hun complete integratie als burgers van dit – ons ware – land.
Ik ben ervan overtuigd dat indien wij joden als groep ertoe gebracht worden die liefde te verdelen die men normaliter alleen aan het geboorteland schenkt, dit wel moet leiden tot een catastrofe.
De Ieren? Zij zijn een natie en judaïsme is een religie. Ieren hebben Ierland pas in de laatste generaties verlaten. De joden verlieten Palestina in de Romeinse tijd en zijn hier gekomen vanuit elk Europees land.
Mijn enige echte thuisland is Amerika. Ik ben trots op mijn geloof in het oude judaïsche concept van één God in de hemel en één menselijkheid hier beneden. Maar mijn geloof geeft mij niet een gevoel van benauwende stamverbanden met alle anderen die God op deze manier aanbidden. Altijd als ik over Amerikanen lees die de Hatikvah zingen, Israels volkslied, of groepen jongeren de Israëlische vlag zie hijsen naast de Stars and Stripes, voel ik woede. Want Israëls vlag en volkslied zijn symbolen van een vreemde natie, het zijn niet de mijne.
Het krachtigste wapen dat het zionisme inzet tegen Amerikanen met het joodse geloof is de beschermende mantel van het humanitarisme. Hun argument is dat Israel in eerste instantie was opgericht als veilige haven voor de vervolgden, de thuislozen, dus waarom zouden we kritisch zijn?
Moeder, de waarheid is dat Israel niet in eerste instantie werd opgericht voor de ontheemden. Integendeel, artikel 3 van de voorgestelde grondwet stelt dat het “het nationale thuis van het joodse volk” is. Dat betekent, moeder, jij en ik! Al in 1917 stelde Israëls eerste president dr. Chaim Weizmann: “We hebben de zionistische beweging nooit gebaseerd op het lijden van joden in Rusland of welk land dan ook. Dit lijden is nooit de drijfveer van het zionisme geweest.”
Rabbijn Abba H. Silver, een recent kopstuk van de Amerikaanse zionisten, verklaarde: “Wij moeten vierkant achter de stelling staan dat het zionisme geen immigratie- of vluchtelingenbeweging is, maar een beweging voor het opnieuw opbouwen van de joodse staat voor de joodse natie in het land van Israel.”
En wat is de houding van Israel ten opzichte van hen die het judaïsme belijden maar onderdanen zijn van andere landen? Zij beklemtonen dat onze “nationaliteit” joods is, onder welke vlag wij ook geboren zijn, en aangezien wij niet in Israel zijn, leven we “in de diaspora”, oftewel in ballingschap. En hun plannen met ons?
“We moeten”, legde premier Ben-Gurion uit in zijn eerste speech na de Israëlische verkiezingen, “de restanten van Israel in de diaspora redden. We moeten ook hun bezittingen redden. Zonder deze twee zaken kunnen we dit land niet opbouwen.”
Dus de enorme zionistische propagandamachine tracht sterke nationale banden te smeden tussen Israel en alle mensen van het joodse geloof. En het sturen van geld naar Israel is slechts een klein deel van onze veronderstelde verplichting. De dieperliggende motieven worden gegeven door dr. Margoshes, een directielid van de Amerikaanse sectie van de Jewish Agency:
“- het zioniseren van de joodse wereld… het vestigen van een zionistische hegemonie over de joodse gemeenschappen die zich overal ter wereld ontwikkelen.”
Daniel Fisch, de onlangs gekozen president van de Amerikaanse Zionsten, denkt dat “de Amerikaanse joodse gemeenschap snel tot de onontkoombare conclusie zal komen dat fulltime onderwijs en een serie zomerkampen de enige oplossing voor het probleem is,” en dat “wij in staat moeten zijn om jonge, in Amerika opgevoede mensen naar Israel te sturen, die als joden zonder het koppelteken willen leven onder de vrolijke luchten van het herboren Israel. Onze taak zit er niet op met de geboorte van de joodse staat. Dit is slechts het begin.”
Zijn deze misleide dwepers vergeten hoeveel verontwaardiging er ontstond in Amerika in de jaren ’30 toen de Bundisten Amerikanen met een Duitse achtergrond probeerden wijs te maken dat zij loyaliteit verschuldigd waren aan Duitsland en in Amerika jeugdkampen stichtten die de Duitse cultuur verheerlijkten?
Heden zien we zionisten opscheppen over “joodse” politieke macht, zionisten vormen rijen voor de Britse consulaten, zionisten demonstreren tegen minister van buitenlandse zaken Ernest Bevin als die hier komt om het Atlantische pact te tekenen, winkels in New york volgeplakt met posters die schreeuwen “Koop Geen Britse Producten”.
Gedragen deze mensen zich als Amerikanen? Het herstel van Europa met behulp van het Marshall Plan is de hoeksteen van ons tweeledig buitenlandbeleid dat de communisten trachten te saboteren. Elke boycot van Engelse goederen, georganiseerd of niet, helpt deze vernietiging. Ik weet wel dat deze zionisten niet bewust proberen het Amerikaanse buitenlandbeleid om zeep te helpen, maar hun acties zijn het logische gevolg van een leven onder segregatie en dat is niet alleen de schuld van die ander. Ook wij dragen een deel van de verantwoordelijkheid. Het is waar dat de jood soms opzij wordt gezet door christenen. Maar het is ook waar dat de jood zichzelf soms apart zet van de christen.
We zitten niet langer in een getto, maar soms blijven de littekens van de lange gevangenschap aanwezig. Om die reden voelen veel joden zich ook vandaag de dag alleen thuis bij andere joden. Velen dragen hun jood-zijn op hun mouwen en zijn extreem zelfbewust en gevoelig voor hun anders-zijn.
Dit begrijp ik allemaal: het meeste vergeef ik. Uiteindelijk zijn er zes miljoen joden uitgeroeid door Hitler en antisemitisme bestaat, zelfs in Amerika. Waarom zou ieder van ons niet enigszins overgevoelig zijn? Ik denk dat de meeste niet-joden dit ook begrijpen. Maar als iemand kritiek heeft, hoe mild ook, op het zionisme, de staat Israel, of het hysterische gedrag van sommige groepen joden, hebben wij niet het recht om “antisemitisme” te schreeuwen.
In elke religie vind men wel een kleine groep fanatici met haat voor iedereen met een ander geloof. Zulke fanatici zijn niet talrijk of belangrijk. Het is semitisme – de voortdurende poging van sommige joden om zichzelf als jood te profileren – en niet hun judaïsme religie die het antisemitisme voedt.
Niemand beter dan jij, moeder, weet dat ook ik vernederd ben omdat ik een jood ben. Ik heb de pijlen van discriminatie gevoeld. In mijn diepe pijn heb ik het uitgeschreeuwd. Maar de leer van twee nationalismes. Als Hitler nog zou leven, zou hij er hartelijk om lachen!
Het simpele feit is dat wij joden geen ras vormen en we moeten ons niet door de zionisten laten vertellen dat dat wel zo is. Bewijs van het tegendeel is te vinden in Palestina, voor iedereen duidelijk te zien. Je hebt mijn brief gehad van mijn verlof van het leger daar, moeder. Niemand was enthousiaster dan ik over wat mijn collega-religieuzen hadden gedaan – voor een woestijn tot bloei gebracht, voor schone nieuwe steden die oprijzen uit oeroude zandduinen. Al deze wonderen geschiedden terwijl slechts enkele fanatici spraken over een staat. Op een avond ging ik naar de opera in Jeruzalem. In de lobby van dat theater kon je bijna in een oogwenk het onderscheid maken tussen de Jiddisch sprekende Asjkenazische joden uit Polen, de Spaans sprekende Sefardische joden uit Noord-Afrika of Turkije, de Duitse joden, joden uit allerlei landen met verschillende kledij, taal, gedrag en mentale houdingen. Ik had visueel bewijs voor de argumenten van antropologen die lachen om de notie van een apart joods ras.
Iedereen die mij vertelt dat die buitenlandse joden exclusief tot mijn volk behoren, dat ik dichter bij hen zou moeten staan dan bij Bob McCormick, de jongen uit de buurt met wie ik basketbalde, of bij Nick Galbraith, die een kamer naast de mijne had in Cornell, of Dave Du Vivier met wie ik rechten studeerde – zo iemand praat gevaarlijke onzin. Ook heb ik geleerd, moeder, dat als er iets fout gaat in mijn relaties met niet-joden, de gewoonte te vermijden te denken dat het enkel gebeurde omdat ik een jood ben. Zulk zelfbeklag is comfortabel, maar het is meestal onterecht en daarom gevaarlijk.
Vandaag de dag zijn de joodse Amerikanen zeer verdeeld. De zionisten hoor je vaker: zij hebben meer georganiseerde politieke macht. Maar zij spreken niet uit naam van ons allemaal en ik hoop niet uit naam van de meesten. Aan de andere kant is er bijvoorbeeld ook de American Council for Judaism, die erop hameren dat het nationalisme van Israel beperkt moet blijven tot de grenzen van die staat. Er zijn ook talloze andere joden zonder verwantschappen die het judaïsme als religie vereren en het verachtelijk vinden om het te degraderen tot een goedkoop raciaal nationalisme dat concurreert met hun Amerikaans-zijn.
Maar als we de zionisten het recht ontzeggen om te spreken van “Amerikaans Jodendom” als het om Palestina gaat, krijgen we te horen joden niet verdeeld moeten zijn, niet onderling moeten vechten over Palestina of welke andere kwestie dan ook. En als we ons dan nog steeds uitspreken over wat wij beschouwen als een gevaarlijke trend, worden wij uitgescholden en verbannen als verraders. Dwang, vaak economisch, maakt de vrijdenker vaak monddood.
Maar waarom zouden joodse Amerikanen meer een eenheid moeten vormen bij kwesties van Amerikaans buitenlands beleid dan Presbyterianen, Baptisten of Methodisten?
Zijn we de woorden van Woodrow Wilson vergeten toen hij in 1915 alle Amerikanen waarschuwde: “Jullie kunnen geen ware Amerikanen worden als jullie jezelf als groepen blijven zien. Een man die vindt dat hij behoort tot een bepaalde nationale groep in Amerika is nog geen Amerikaan geworden. En een man die zich tussen u beweegt om misbruik te maken van uw nationaliteit is het niet waard om onder de Stars and Stripes te leven.”
Politici van beide partijen die zich tijdens de laatste verkiezingen gericht hebben op de “joodse stem” in verband met Israel doen er goed aan die woorden nog eens te lezen.
Het antwoord op onverdraagzaamheid en antisemitisme ligt niet in fanatiek joods nationalisme. Natuurlijk waren het opblazen van het King David-hotel, het ophangen van de twee Britse sergeanten, de moord op Bernadotte, het bloedbad op Arabische vrouwen en kinderen te Deir Yassin, allemaal daden van kleine groeperingen. Maar ze hebben de moraal en het spirituele kaliber van ’s werelds oudste religie aangetast. De Israëlische terrorist Begin en Hollywoods Ben Hecht, die dergelijke wetteloosheid aanmoedigden door te zeggen: “Elke keer dat je je wapens richt op de Britse verraders van ons thuisland, vieren de Amerikaanse joden een feestje in hun hart!” Zulke mensen doen de joden meer kwaad dan alle woorden van Goebbels.
Er was geen feest in mijn hart, noch in dat van wijlen rabbijn J.L. Magnes, president van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, die na de verklaring van Hecht bedroefd opmerkte: “We hadden altijd gedacht dat het zionisme het antisemitisme in de wereld zou verminderen. We zijn nu getuige van het tegendeel.”
Te veel christenen hebben het zionisme gesteund vanuit het gevoel dat joden vanwege de vervolgingen nu zouden moeten krijgen wat ze willen, of het nu goed of slecht voor ze is. Christelijke leiders kunnen ons enorm helpen. Maar christelijke sympathie voor joden zou niet gemeten moeten worden in termen van steun aan het joods nationalisme in het verre Israel, maar in de acceptatie van ons als vrienden, buren en eersteklas burgers van dit land. Dat is het ware liberale christendom. En ook, moeder, goed judaïsme, dat heerlijke oude geloof dat jij me bijbracht als klein kind.
Alfred M. Lilienthal
September 1949
Reader’s Digest p. 49-53