Onpartijdigheid

Bas Heijne in het NCR:

Steeds vaker wordt het hebben van een mening in Nederland verward met partijkiezen. Een beetje lastig is dat wel.

Zo krijgt iemand die constateert dat het Israelische leger op een barbaarse manier op de Gazastrook heeft huisgehouden, direct in een stortvloed van commentaren te horen hoe vreselijk Hamas is. Aslof kritiek op Israel dat besef zou uitsluiten. Wie het waagt (te zeggen) dat achter de als verlichte kritiek gepresenteerde obsessie met moslims in Nederland – want nergens anders is die obsessie zo algemeen – misschien gevoelens schuilgaan die ietsje minder verlicht zijn, wordt stante pede kruiperig ontzag voor de islam toegedicht. Ik dacht het niet. Wie in een vroeg stadium de oorlog in Irak bekritiseerde werd als anti-Amerikaans weggezet; wie zijn bedenkingen heeft over het politiek exploiteren van gevoelens van onlust bij burgers, is een slippendrager van de elite; wie het waagt op te merken dat de vrijheid van meningsuiting misbruikt kan worden, is een gevaarlijke vijand van het vrije woord.

En je kunt dat makkelijk omdraaien, zegt Heijne, wie het extremisme van Hamas bekritiseert is een vriend van de zionisten. En geeft nog een paar voorbeelden.

In het eerste deel kan ik veel herkennen. Ik maak het dagelijks mee. Ben je kritisch ten aan zien van Israel dan ben je een Hamasvriendje, moet je niets van islamofobie hebben dan ben je een dhimmie en een moslimknuffelaar en persoonlijk verantwoordelijk voor de komende machtsovername van ons land door de islamofascisten. In de tweede stelling, dat je het eenvoudig om kunt draaien vind ik me al minder. Ik denk dat ik zowat de eerste was die melding maakte van de wrede wraakacties van Hamas in Gaza. Er waren een paar mensen die vonden dat ik meteen had moeten zeggen dat Fatah net zo erg was, wat ik niet heb gedaan omdat ik daar te weinig van wist en niet gauw iets zal zeggen dat ik niet kan boekstaven en verantwoorden, maar ik moet het nog meemaken dat ik met kritiek op Hamas gezien wordt als een vriend van de zionisten. Ik geloof niet zo dat rechts en links, om het maar even zo te noemen, wat stijl betreft elkaars spiegelbeeld zijn.

Bas Heijne is ook een beetje een “tweetje”: waar er twee vechten hebben er twee schuld, en het ziet er niet naar uit dat hij nog eens wil overwegen of het zwart-wit en ‘wij-zij’ en ‘wie niet voor ons is is tegen ons’-denken niet vaker dan wel sterker voorkomt bij rechts dan bij links. Ik denk namelijk van wel.

Ook ben ik het niet met hem eens dat het als intellectueel zaak is geen partij te kiezen, en je bij geen enkel ‘kamp’ aan te sluiten. In een gepolariseerde situatie maken alle partijen zich schuldig aan de ander reduceren tot enkel en alleen maar een vertegenwoordiger van bepaalde hatelijke eigenschappen schrijft hij – en dat is wat hem betreft een reden om als buitenstaander geen partij te kiezen in het Midden-Oostenconflict. Want wie de barbarij van de een veroordeelt, kan zich niet blind tonen voor het barbaarse gedrag van de ander, zegt hij.

Alsof, zou ik zeggen, je als intellectueel, of laten we zeggen gewoon als nadenkend mens die feiten onderzoekt en weegt, niet zou kunnen constateren dat Hamas zich niet bepaald vlekkeloos gedraagt, dat dat tegelijk Israel niet vrij pleit van een enorme lijst met schendingen van mensenrechten, en handhaven van een bloedige bezetting, en geen enkele neiging vertoont om aan die bezetting een einde te maken, en kunt constateren dat er ondanks ‘barbarij aan beide zijden’ een fundamenteel machtsverschil is en ook een fundamenteel verschil in verantwoordelijkheid. Ik heb in ieder geval, gewoon op grond van waarneembare feiten, geen enkele moeite om de schendingen van mensenrechten aan beide kanten te veroordelen en tegelijkertijd – partij te kiezen.

Leuke column van Bas Heijne, maar als intellectueel maakt hij zich er iets te makkelijk van af. We hebben gelukkig reeksen voorbeelden van intellectuelen die geen moeite hebben om op grond van hun eigen onderzoek en inzichten wel partij te kiezen. Tegen onrecht, bijvoorbeeld.

(Zie voor de gehele column: hier)

8 gedachten over “Onpartijdigheid

  1. Volgens mij gaat het Bas Heijne in zijn column niet om het meewegen van een machtsverschil buiten het debat waarin hij oproept tot onpartijdigheid. Hij vat het debat op als een intellectuele exercitie, niet als een politieke, waarin dat natuurlijk wel degelijk van belang is. Jij betrekt reële machtsverschillen en dito verschillen in verantwoordelijkheid wel erbij, Anja, maar daarmee is het punt dat Bas met zijn verwijzing naar Todorov wil maken niet van tafel. Zoals jij partij kiest, is het namelijk niet zo dat je de ander reduceert tot een afkeurenswaardige eigenschap van zijn achtergrond. Je doet je best oog te houden voor de individuen (hoe lastig dat soms ook is, bv. bij de berichten die er nu over Israëlische soldaten naar buiten komen). Hoewel ik Todorov niet zelf gelezen heb, is dat feitelijk volgens mij zijn belangrijkste boodschap: blijf genuanceerd denken, scheer niet alle schapen over een kam. Daarmee kun je best partij kiezen, maar dat zal nooit een blinde, onherroepelijke, ongekwalificeerde keuze zijn.

  2. “Waarmee geworsteld wordt is het besef dat de mens, alle humanistische inspanningen van de afgelopen halve eeuw ten spijt, onverbeterlijk is gebleken”, schrijft Heijne.
    Verbeter de mensch! Welke inspanningen bedoelt hij? De heksenjacht op communisten door McCarthy in de jaren vijftig, de economische boycot van Cuba na de door de CIA gesteunde invasie in de Varkensbaar, de Koude Oorlog, Vietnam, Korea, El Salvador, Irak en nog een paar duizend wandaden die uit naam van de vrijheid werden gepleegd. De vrijheid van het beschaafde westen uiteraard.
    In dit Darwin-jaar zou Heijne er goed aan doen ook eens iets te lezen van Frans de Waal, of van de meester zelf. De mens van nu is niet beter of slechter dan die van 100.000 jaar geleden. Dat het merendeel van de westerse wereld hersendood is gemaakt met overbodige luxe en commerciele televisie is geen teken van verbetering. Onze minister-president die in 2006 nog de VOC-mentaliteit aanprees al evenmin. Julian Huxley, de eerste directeur van de UNESCO, was ook president van de British Eugenics Society. Weet Obama dat Amazing Grace werd geschreven door de kapitein van een slavenschip, John Henry Newton?
    Polarisatie is een cognitieve illusie, in de werkelijkheid lopen goed en slecht onontwarbaar door elkaar heen. Of je nu nadenkt of niet, je kiest altijd – bewust of onbewust – partij, aangezien een mening buiten de sociaal-politieke realiteit niet bestaat. De verantwoordelijkheid van de intellectuelen, zoals Chomsky het in 1966 al noemde, is dat iemand die beter geinformeerd is ook meer verantwoordelijkheid draagt. Zij zouden zich moeten durven uitspreken en vooral niet bang moeten zijn voor de complexiteit van het sociale dier. Dan maar eens verkeerd begrepen worden. Zwijgen is altijd erger.

  3. Ik vind dat Heijne veel dingen op één hoop gooit, vandaar dat de reacties, inclusief de mijne, ook zo uiteenlopen. Zijn hoofdpunt is dat debatten tegenwoordig verengt worden tot het Bush-simplisme ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’. Dat simplisme doet het geweldig nu iedere individuele burger overal zijn zegje kan doen (opeist) en zijn zegje met gelijke zegjes kan delen. De oude situatie dat ‘de intellectuelen’ de maatschappelijke debatten beheersten lijkt voorgoed verleden tijd. En toch is hij nog springlevend. Dat is Heijne’s tweede thema.

    Daar valt nog veel meer diepzinnigs over te zeggen, maar mijn voorstel is dat we beginnen met niet voortdurend alles als een debat te zien, te presenteren en te behandelen. Een debat veronderstelt per definitie aan het einde een winnaar. Winnen doe je niet alleen met argumenten, maar ook met al dan niet vuile vaak al eeuwenoude trucs. Een van die trucs is de tegenstander dehumaniseren. Demoniseren noemde Fortuyn dat, die er overigens zelf net zo feestelijk aan meedeed. Een debat winnen doe je al helemaal niet door genuanceerd te zijn.

    De praatprogramma’s en kranten beschouwen maatschappelijke vraagstukken ook graag als een debat waarin liefst binnen de tijd een winnaar gekozen moet worden. Dus zetten ze de meest extreme opponenten die ze kunnen vinden tegenover elkaar en mag de luisteraar/lezer beslissen. Dat levert spannende tv en wat dies meer zij op, maar het helpt de discussie doorgaans alleen maar verder het simplisme in en zet de polarisatie nog scherper aan.
    Die opponenten zijn overigens meestal ‘deskundigen’, en als vanouds afkomstig uit de intellectuele of gezaghebbende klasse. Media zullen niet gauw alleen maar gewone kijkers of lezers tegenover elkaar zetten. Er moeten altijd deskundigen bij. Wel bieden ze gewone lezers en kijkers steeds vaker ruimte om vervolgens partij te kiezen en het debat voort te zetten.

    Mijn voorstel het woord debat (en de debat-opstelling) te vermijden is niet alleen semantisch. Door het woord debat stelselmatig te vervangen door discussie of gesprek gaan de deelnemers zo’n gesprek ook anders in. Het doel is niet meer winnen, het doel is gezamenlijk verder te komen, oplossingen te vinden. Noem het een utopie, maar ik ben ervan overtuigd dat we wel zullen moeten. Het alternatief is een onleefbare wereld. Polarisatie versus polderen dus.
    Nou, ik hoor het wel als iemand het niet met mij eens is.

  4. Clara, ik denk, dat ik het wel met je eens ben. Ik heb vaker in deze weblogs gesteld, dat alles wat constructief en positief is – van welke kant dat ook komt – ik van harte steun. Dat houdt echter ook in, dat ik datgene, dat – naar mijn mening – niet constructief en positief is, afwijs. Je voorstel om “debat” te wijzigen in “discussie” lijkt mij positief, dus vooralsnog steun ik dat, hoewel ik eerlijk gezegd nog niet 100% overtuigd ben. Wellicht is een scherp debat soms nodig!? Wat slap hé?
    Overigens, heb je de vraag van Femke Halsema gisteren in het kamerdebat gehoord aan van Geel? Ze vroeg, of het politiek haalbaar is om een constractief voorstel van de oppositie over te nemen. Het antwoord was, dat er heel weinig ruimte voor was.

    Vriendelijke groet Jan.N

  5. Wellicht is een scherp debat soms nodig!?

    Beantwoord die vraag eens, Jan? Want daar gaat het namelijk om. Wanneer en waarom kan een debat beter tot een oplossing leiden dan een discussie? Wanneer kies je voor polarisatie en wanneer voor polderen?

  6. Dag Clara,

    Ik kan alleen voor mezelf spreken en dan constateer ik dat, in een enkel geval, mijn ogen in het verleden (sneller) opengegaan zijn bij een scherp debat. Ik vind zeker, dat in vele gevallen – zoals b.v. op webside’s – een zogenoemd scherp debat meestal uitmondt in negativisme. Als het echter gaat over Sjoah, Gaza, doodstraf, oorlog, terreur, etc. kan m.i. een scherp debat nodig zijn. Met jezelf geconfronteerd worden in een scherp debat kan soms heilzaam werken. Niet teveel medelijden met jezelf hebben maar begrip blijven tonen voor de ander. Toch blijf ik in eerste instantie voor discussie. En wat betreft polarisatie of polderen, daar hoef ik toch eigenlijk geen antwoord op te geven, als ik al menigmaal heb aangegeven dat ik ieder positief of constructief voorstel ,van welke partij ook zal steunen.
    Ik vind het prima dat je dit onderwerp ter DISCUSSIE hebt gesteld. Ik moet er echter nog wat verder over nadenken. Dit is in ieder geval mijn eerste reactie.

    Vriendelijke groet,

    Jan.N

  7. Jouw conclusie is de mijne, Jan. Een debat is een prima middel om een onderwerp te agenderen, maar een minder prima middel om een oplossing te bereiken.

    Wat dikwijls ontbreekt in debatten is het helder krijgen van de achterliggende belangen en agenda’s. Omdat de kwestie zich toespitst op het ene gelijk versus het andere en in een debat veel aandacht uitgaat naar de debatteertechnieken, blijven de achterliggende belangen in de meeste gevallen onbenoemd. Daar moet je als toeschouwer vaak naar raden. Dat geldt niet alleen voor de eigen achterliggende belangen van de opponenten, maar ook voor eventuele gedeelde belangen. Daarover hoor je zelden iemand.

    Debatteren is in. Debatteren kan ook heel leuk zijn, vooral als je het ziet als een spannend spel. Ook bij ons op school beoefenen we het met veel plezier. Ik houd als muziekdocent een keer of twee per jaar een debat over een actueel onderwerp dat met geluid te maken heeft, bijvoorbeeld ‘Hangjongeren verjaag je het best met mosquito’s’ of ‘Schiphol moet in zee.’ Ik doe dat debat dan vaak op twee manieren. De eerste keer mogen voor- en tegenstanders tegen elkaar aantreden. Dat levert een hoop emotie op, maar ook een hoop chaos en nooit een bevredigend resultaat. Aan het einde van het debat ben je net zover als aan het begin.

    De tweede keer verdeel ik zelf de rollen, in het geval van Schiphol zijn dat bijvoorbeeld: de reiziger, de omwonende, de directeur van Schiphol, de milieuorganisatie. En elke rol wordt gespeeld door zowel een voorstander en een tegenstander. Een bewoner pro het plan (om Schiphol in zee te leggen) gaat dus in discussie met een bewoner contra, daarna met een reiziger pro en een reiziger contra en zo bouw ik de setting langzaam op. De leerlingen bereiden hun argumenten eerst in groepjes voor en hebben ook informatiemateriaal gekregen.

    Op die manier ervaren leerlingen zelf al heel snel waar de conflicterende belangen zitten en waar openingen zitten voor oplossingen. Ook kunnen ze door deze opzet na afloop zelf afwegen welke onderliggende belangen zwaarder zouden moeten wegen en welke minder relevant zijn. Ze spelen in het debat een rol die ik ze heb gegeven en waar ze zich aan moeten houden, ook als ze privé een andere mening hebben. Maar als ik ze aan het einde vraag hun persoonlijke mening te geven, komen ze met goed onderbouwde verhalen en vaak ook aanzetten tot oplossingen, die rekening houden met alle onderliggende belangen. Heel vaak zijn ze ook van mening veranderd door het debat. Maar het belangrijkste is dat ze hebben ervaren hoe ingewikkeld de onderwerpen zijn, juist door de conflicterende belangen.

    Als maatschappelijke debatten ook op die manier gevoerd zouden worden, dan zou dat al een hele verbetering zijn.

  8. Mooi verhaal, Clara. Het essentiele in jouw manier van denken en werken met mensen is de uitnodiging om je, al is het maar tijdelijk, in een ander te verplaatsen, even in een ander zijn schoenen gaan staan. Dat is exact waar het bij ‘debatten’ aan ontbreekt. En wat zou het helpen als dat vermogen meer onderwezen werd. En er ook in de media meer gespreksmethoden gehanteerd werden waarin de pogingen om je in een ander te verplaatsen gewoner zouden worden – er heerst in de journalistiek inmiddels ook een idee dat confrontatie, confrontaal botsen, spannender is dan die zogenaamde ‘softe’ methode van je even in een ander inleven. Terwijl dat nou juist zaken in mensen bovenhaalt die ik zo ontzettend veel spannender vind dan de mini-loopgraven-oorlogen op de buis.

    Ik zou er nog wel even op door willen gaan maar moet weg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *