De manier waarop ‘cultuur’ tegenwoordig wordt ingezet om bevolkingsgroepen van elkaar te onderscheiden en scheiden in een overzichtelijk ‘wij’ en ‘zij’ lijkt veel neutraler en ‘objectiever’ dan het klassieke racisme, waarin mensengroepen werden onderscheiden op grond van vermeende ‘raciale’ kenmerken – dat wil zeggen, waarin uiterlijke kenmerken als huidskleur en haar of etniciteit fungeerden om al die mensen te voorzien van een overzichtelijk en meestal negatief etiket.
In werkelijkheid blijken die categorieen vroeger of later in elkaar over te lopen, zoals ik gisteren nog aantrof in Trouw: een artikel waaruit moet blijken dat ‘moslims’ vaker worden aangehouden op ‘etnische kenmerken’. Wat zijn de etnische kenmerken van moslims? O, ze bedoelen Marokkanen, Turken, en Afrikanen.
Willem Schinkel pleit er voor om de term ‘culturisme’ in te voeren – ik denk dat die weinig kans maakt, het klinkt te neutraal, te abstract, niemand zal er van schrikken om voor ‘culturist’ uitgemaakt te worden, zoals mensen wel uitermate gestoken reageren wanneer de term ‘racisme’ valt. Dat was eens anders. Ik kom nog uit de tijd dat veel blanken zich er van bewust werden dat ze opgegroeid waren in een kolonialistisch land, en dat de vooroordelen over ‘zwarten’ ons met de paplepel waren ingegoten, met blanke slimme sjors en grappige domme krompratende Sjimmie, en de verhalen over cowboys (de good guys) en indianen (the bad guys). Eens hoorde het dus voor het verlichte deel der natie bij hun algemene ontwikkeling en plicht aan de verlichting om je daar enigszins van bewust te worden. Tegenwoordig heet dat ‘politiek correct’ en is erg uit.
We missen dus een begrippenapparaat om te begrijpen wat er op dit moment gaande is, onder de ‘cultuurverschillen’ discussie heen. Die vaak veel verder gaat dan het constateren dat er verschillen (en overeenkomsten) zijn tussen mensen, maar die gebruikt wordt om een scheidslijn aan te brengen tussen ‘wij’ en ‘zij, waarbij ‘zij’ geëxcommuniceerd worden uit ‘onze’ beschaving. Zoals het racistische gedachtegoed ook deed. “Culturisme is een functioneel equivalent van racisme: het vervult een soortgelijke functie als racisme, maar op basis van een andere logica”, zegt Schinkel. Het leidt net als klassiek racisme tot de constructie van een negatief gewaardeerde ‘ander’.
Een manier om dat te doen illustreerde Kluveld. Je poneert iets dat ‘onze cultuur’ is, je maakt er een ideaalbeeld van (er komen in onze cultuur kennelijk geen dominees voor met ouderwetse gedachten over vrouwen of homo’s, en aks ze voorkomen zijn die niet kenmerkend voor onze cultuur) en je zet die af tegen een moslim op een congres die iets gezegd heeft over polygamie. Die, wordt er even kort door de bocht geconstateerd is wel kenmerkend voor ‘hun’ cultuur, dus mag je in deze redenatie de conclusie trekken dat onze cultuur superieur is aan die van hun. En krijgt daarbij veel bijval van de aanhangers die dat graag willen horen, wij wit, zij zwart.
De kloof kan in deze manier van denken alleen door de andere kant worden overbrugd: zij moeten zich aanpassen aan onze cultuur en dat kan alleen door hun cultuur op te geven, want hebben we besloten, die botsen. Daaronder valt ook het rituele afstand nemen, door de gehele groep of minstens hun representanten, van alle daders van ongewenste handelingen, een eis die uiteraard aan de leden van de eigen cultuur nooit gesteld wordt. De onderliggende boodschap is dat ieder lid van die groep gezien wordt als potentiële dader, en dat het Nederlandse volk, waar allochtonen, migranten, moslims op beslissende momenten even niet worden meegerekend, ook al hebben ze allang Nederlanderschap of zijn hier geboren, recht heeft op publiekelijk verklaarde verzekeringen dat ‘zij’ zoiets nooit zouden doen. En dat steeds opnieuw.
Schinkel heeft het daarbij over de eenzijdige toewijzing van problemen aan de andere kant. Wat vreemd is, want wanneer twee personen niet bij elkaar passen, is dat een wederzijdse kwestie. Maar bij de vermeende botsing der culturen – vermeend, omdat het nooit om een gesloten en onveranderbare lijst van eigenschappen kan gaan – is het duidelijk dat de anderen zich aan te passen hebben aan de ‘dominante’ cultuur, whatever that may be. Daar kun je grappen overmaken: zijn moslims wel acceptabel wanneer ze laveloos bij voetbalwedstrijden ‘hamas, hamas, joden aan het gas’ scanderen, om maar een voorbeeld van nationale folklore te noemen?
In het huidige tijdsgewricht is de dominante cultuur die van de Verlichting, van universaliteit en vrijheid. En van gelijkheid tussen vrouwen en mannen en vrijheid voor homo’s, waarvan we gemakshalve graag vergeten waar die vandaan komen. Niet van Voltaire. ‘Wij’ doen ook niet meer aan racisme, dat is voorbij. Culturisme maakt zich immuun voor het verwijt van racisme. Wij hoeven op die punten dan ook geen ‘voorwerp van meting’ te zijn, dat zijn de anderen. Juist andersom: diegenen die niet aangepast zijn aan de dominante cultuur worden geacht racistisch te zijn. Want wij, wij spreken niet meer racistisch, wij spreken culturistisch, en dat is toch echt wat anders.
De nieuwe logica is dat wij een verlichte dominante cultuur hebben, waarvan we de zuiverheid moeten bewaken, tegen de indringers die als waren het ziektebacillen bezig zijn om met hun cultuur die van ons aan te tasten. Die logica gaat zover dat het er nauwelijks meer toe lijkt te doen wat de leden van de bedreigende cultuur eigenlijk doen. Niets. Het feit dat ze behoren bij de verkeerde cultuur, moslims, is voldoende. Mocht uit de feiten dan al blijken dat de overgrote meerderheid van Nederlandse moslims heel tevreden zijn met de democratie, zich houden aan de wet, de westerse vrijheid waarderen – onder andere omdat, zoals Ahmed Marcouch zei, de vrijheid in Nederland om homo te zijn dezelfde vrijheid is voor hem om moslim te zijn -dan nog koestert een deel van de Nederlandse burgers het angstvisioen dat alle moslims, alleen al omdat ze moslims zijn, eigenlijk van Nederland een islamitische staat wil maken compleet met sharia, want dat zit in hun cultuur.
Schinkel heeft het over een paradox in het culturistische denken. Om te beginnen wordt een cultuur als minderwaardig afgewezen, en daarmee worden allen personen die dragers zouden zijn van die cultuur al geproblematiseerd voordat ze handelen, en wordt hun handelen bovendien altijd geïnterpreteerd in het licht van de vaststaande ideeën over de cultuur waar die mensen lid van zijn. In dit denken is ‘cultuur’ dus vergaand deterministisch. Het bepaalt iemands denken, voelen en doen. Meer criminaliteit? Dat komt door hun ‘cultuur’. De paradox is dat tegelijkertijd wordt geëist dat die mensen hun cultuur verlaten. Maar wie denkt dat mensen hun cultuur kunnen verlaten, gaat dus uit van de vrijheid van het individu, waarvan net werd aangenomen dat de mensen uit die cultuur die niet hebben. Nog afgezien van de mogelijkheid, in dit culturalistische denken, dat het altijd de vraag is of iemand de eigen cultuur wel volledig verlaten heeft, en of er niet besmettende resten zijn achtergebleven – zie de discussie over de dubbele paspoorten.
Een paradox is ook te vinden in de wijze waarop we naar onze ‘eigen’ cultuur kijken, wij autochtonen. Onze cultuur wordt gekenmerkt door objectiviteit, neutraliteit, redelijkheid en vrijheid, die bij hun ontbreekt. Onze cultuur is nooit problematisch. Onze vrije, liberale, tolerante cultuur is bovendien de dominante cultuur, en daarom moeten die andere culturen zich aanpassen. Juist omdat wij de cultuur van de tolerantie zijn, en zij niet, mogen wij die andere culturen niet tolereren. Dat we daarmee misschien iets van onze pretentie op tolerantie verspelen, daar hebben we het maar liever niet over. Hadden zij maar niet zo intolerant moeten zijn.
In een moeite door maken we van de Verlichting een onaantastbare traditie. Hoewel de Verlichting nu juist een radicale breuk was met traditioneel denken maken wij er een statische eigenschap van die wij ‘hebben’ alleen al door het feit dat wij in de juiste cultuur zijn geboren. Dat er ook na de Verlichting nog een stevige strijd nodig was voor de meest basale rechten van vrouwen zien we niet meer als een ontwikkeling die nodig was, maar als een vanzelfsprekende eigenschap van onze cultuur. En dat er na de historische periode van de Verlichting in West-Europa nog uitgebreid sprake is geweest van imperialisme, kolonialisme en de poging tot industriële uitroeiing van een gehele bevolkingsgroep verdringen we liever, we hebben het er liever over dat die moslims nog geen Verlichting hebben gehad en toe zijn aan een Voltaire.
Met onze cultuur is niets mis. Wij zijn verlicht en tolerant. Het zijn die anderen, die met hun verkeerde cultuur, waar we last van hebben.
(wordt vervolgd)
Die laatste zin is wel erg kort door de bocht… Komt de aap uit de mouw?
Geen idee wat je bedoelt, Alex. Die laatste zin is nog eens een herhaling van het soort gedachtengang waar Kluveld al mee kwam, die vindt dat je kunt zeggen dat de westerse cultuur superieur is aan de islam. Misschien lees je het anders dan ik bedoel. Hoe dan ook, ik heb geen idee wat voor aap je nu uit welke mouw verwacht.
Morgen gaat het verhaal weer verder.
“Dat we daarmee misschien iets van onze pretentie op tolerantie verspelen, daar hebben we het maar liever niet over. Hadden zij maar niet zo intolerant moeten zijn.”
Volgens mij bedoel je: Hadden zij maar niet zo anders moeten zijn.
Ik kreeg bij het lezen van Schinkels boek voortdurend het gevoel dat het denken over ‘de ander’ de laatste jaren steeds meer vergiftigd is geraakt. Bij iedereen, bij autochtonen en allochtonen. Dat het steeds meer moeite kost, ook mij, om die druk vanuit de samenleving en de media en de politiek te weerstaan en het gif buiten te houden. Daarom is het goed dat je deze uiteenzetting hier geeft. Ik vind het een sleutelboek, dat van Schinkel.
Dat is ook meteen mijn vraag aan Alex. Waar komt die drang vandaan, Alex, om Anja meteen op iets te willen betrappen? Is er onder ‘autochtonen’ een wedstrijd aan de gang van wie er gelijk heeft met zijn visie op de maatschappij of zo? Wil je je eigen gelijk bewijzen door het ongelijk van Anja aan te tonen? Welk gelijk wil je dan bewijzen?
Ik vond vandaag in de Volkskrant een personeelsadvertentie van de gemeente Heerlen. Ze zoeken voor de afdeling Welzijn een beleidsmedewerker Sport en bewegen. Wat die moet kunnen staat er totaal niet bij. Daarvoor word je doorverwezen naar een website. Maar wel staat er een foto bij van een guitige dwars doormidden gesneden allochtoon (m/v) en een lap tekst die begint met:
Heerlen is een eigentijdse stad die net zo divers is als we zelf zijn.
Ik begrijp na enig staren dat ik ‘divers’ moet lezen als ‘samenraapsel, mengelmoes’ en ‘we’ als ‘de gemeente Heerlen’. Maar waarom het er staat, is me een raadsel. Willen ze liefst een allochtone medewerker Sport en bewegen, maar durven ze dat niet hardop te zeggen? Of moet de medewerker Sport en bewegen zich voornamelijk bezig gaan houden met allochtonen, omdat …, maar durven ze dat niet te zeggen? Of wil Heerlen gewoon duidelijk maken dat Heerlen een jofele stad is om te wonen, lekker divers? Maar waarom staat dat met zoveel nadruk in een doodgewone personeelsadvertentie? Of is het een waarschuwing: pas op, weet waaraan je begint, we zijn wel heel erg divers hier in Heerlen?
Ik krijg ontzettend genoeg van al die verborgen boodschappen en agenda’s.
personeelsadvertentie