Alsof het zo gepland was kon ik daags na de dag-na-de-verkiezingenkater, en een erge aanval van ‘in wat voor een land zijn we toch terecht gekomen’, naar een mooie bijeenkomst als tegenwicht: Dakira (Arabisch voor geheugen of herinnering): over veertig jaar geschiedenis van Marokkanen in Nederland.
Dit vond ik het mooiste, en ook nogal ontroerend, hoe de vertegenwoordigers van de tweede generatie, de jongeren, nu succesvolle Nederlanders als Khadija Arib, Fatima Elatik en Fenna Ulichki, drie vrouwen in de politiek, en Nadia Bouras, die promoveert op de geschiedenis van Marokkanen in Nederland, maar ook een jong talent van nu al de derde generatie, Taoufik ben Yahia, medewerker van jongerencentrum Argan dat veel discussies organiseert – we kennen hem als medeauteur van een artikel in de Volkskrant onlangs, hier), dat deze mensen zo liefdevol en met eerbied omgaan met die eerste generatie pioniers, de harde werkers van veertig jaar geleden. Zonder hen was deze geschiedenis niet geschreven, en had Nederland niet deze gedreven en getalenteerde mensen in hun midden. Ze waren er bij, de pioniers van toen een rij ernstige mannen op leeftijd, in donkere pakken gehuld, een beetje verlegen om al die aandacht.
De plaats was symbolisch: de Mozes en Aaronkerk. Daar vond in 1975 de hongerstaking plaats van de ‘182’, de gastarbeiders die uitgezet dreigden te worden. De foto’s hangen nu in de kerk. De strijd duurde jaren, maar mede dankzij de solidariteitsbeweging die op gang kwam konden de mannen blijven. Cor Bon, directeur van het aanpalende Mozeshuis en van de kerk, memoreert met trots wat ze toen durfden, waar ze voor stonden, waar ze nog voor staan. (En het is een schande dat de gemeente Amsterdam nu 80% van de subsidie wil schrappen – mag niet gebeuren).
(In de documentaire: een heel jeugdige Mohammed Rabbae)
Een documentaire, hoe destijds de Marokkaanse mannen die in de rij stonden werk in Nederland te veroveren werden gekeurd: stuitende beelden, als vee, zei iemand – daar staan ze, met ontbloot bovenlijf, worden in de mond gekeken, en weggestuurd – of niet – met een simpel ‘aangenomen’ of ‘niet geaccepteerd’. Het kon nog erger hoor, zei Nadia Bouras, een van de auteurs van het boek ‘Marokkanen in Nederland, de pioniers vertellen’, in Frankrijk kregen de mannen een stempel op hun borst of ze aangenomen waren of niet. En er waren ook mannen die zelf naar Nederland kwamen.
Tachtig uur per week werken soms, overwerk kon niet geweigerd worden, leven in overvolle pensions, soms met twaalf man op een kamer, en al je vrijheid kwijt. Op tijd thuis komen, eten wat de pot schaft – Ineke van der Valk die al vele jaren lang de geschiedenis volgt en beschrijft vertelt over de Nederlanders die toen niets wisten van halal eten – geef ze toch bami, dat eten ze wel – geen bezoek mogen ontvangen. De gelukkigen die bij een hospita woonden die een beetje aardig voor de mannen was. (Meer over Van der Valk: hier en hier)
Interessant is het verschil tussen vroeger en nu, dat meerdere sprekers benadrukken. Want het leven was wel hard, voor de pioniers, tegelijk waren de Nederlanders vaak een stuk vriendelijker dan nu. De gastarbeiders van toen werden geacht weer terug te gaan, dus veel pogingen om hen ‘in te laten burgeren’ waren er niet, en veel kennis over die andere cultuur, en wat het betekende dat zij moslim waren was er ook niet. Toch kunnen ook de jongeren nog vertellen over de kentering in het Nederlandse klimaat: lees het mooie boek van Khadija Arib, Couscous op zondag – helemaal in de traditie van ‘het persoonlijke is politiek’, want hoe uniek haar verhaal ook is, het is ook het verhaal van de Marokkaanse migranten in Nederland.
Hoeveel mensen weten dat het onze eigen overheid was die een kentering teweeg heeft gebracht door, toen gastarbeiders minder nodig waren een wet aan te nemen om de migratie te beperken? Juist daardoor begrepen de Marokkanen hier dat de kans groot was dat als ze weer vertrokken ze er nooit meer in zouden komen, en opeens werd een verblijfsvergunning een groot goed. Toen pas kwam de gezinshereniging goed op gang, en werd er een geheel nieuwe fase aan de geschiedenis toegevoegd, niet meer die van vrouwen en kinderen in Marokko terwijl hun vaders en mannen hier werkten om hen daar te onderhouden, maar de vestiging van gezinnen hier. Waarvan de kinderen en inmiddels de kleinkinderen nog steeds ‘allochtoon’ heten hoewel ze hier geboren zijn en hier horen.
Er was nog een forumdiscussie, Herman Obdeijn, ook al eerder op dit weblog (hier) van het boek Komen en gaan, over Nederland als migratieland, ook al weer heel erg aanbevolen, oudgediende van het KMAN Abdou Menebhi, Fatima Elatik, pionier Mohammed Charrouti, Rene Danen, al jaren lang bondgenoot tegen racisme, en Taoufik ben Yahia, kleinzoon van een pionier – ik heb het Marokkaanse buffet, de muziek, het verdere programma helaas niet meer meegemaakt want ik moest weer weg. Maar fijn om er bij te zijn. Het was weer een beetje mijn land.
Er zijn nog meer bijeenkomsten en gebeurtenissen. Zie Dakira, hier.
Ha die lieve Anja,
Wat zijn ze toch mooi die foto’s en verslag. Ik vond het erg fijn om je weer te zien en ik hoop met jou op goede tijden. Kus Fenna
Kunnen we Wilders en zijn electoraat niet nopen genoemde boeken en documentaires te gaan lezen en bekijken?!
Brechtje
Boeiend verslag. Het was een wonderlijke ervaring om zoveel Marokkanen, ambassadeur incluis, in die mooie kerk te zien. Al helemaal wonderlijk om de vrouwenzanggroep uit Tetouan voor het altaar te zien spelen.Goed dat dit kan!! Herman