Soms organiseert een van mijn fractiegenoten een interessant symposium, een lezing of hebben we een boeiende gast. Gisteren had Paul Peters een oude collega meegenomen die voor ons een verhaal kwam houden onder de titel “hoe meer er dood gaan, hoe minder het ons kan schelen”‘, Paul Slovic, en psycholoog die zich bezig houdt met onalledaagse vraagstukken.
Hij begint zijn lezing met een beeld van bloemen, en dan blijkt dat die bloemen groeien in de asvelden van Auschwitz Birkenau, daar waar die enorme, onvoorstelbare. industriele genocide heeft plaatsgevonden – ‘genocide’: een begrip dat we pas sinds 1948 hebben. Toen werd dat begrip centraal gesteld in een conventie met het idee: nooit weer. Slovic projecteert daarna een lange lijst van genocides die sindsdien hebben plaatsgevonden. Hoezo nooit weer? Ruanda, Darfur, en dit is de vraag: hoe kan het dat we het wisten en niets deden?
Hoe komt het dat het zoveel makkelijker is voor mensen om zich die ene lijdende persoon aan te trekken en wat te doen, en we zo dadenloos zijn als het om een massa mensen gaat? Hij heeft een lijst van antwoorden:
er is geen leiderschap die het op zich neemt
het is te gevraalijk of te moeilijk om tussenbeide te komen
er is sprake van racisme (ze zijn zwart en vreemd)
ze staan ver van ons af
we weten er te weinig van
we voelen niet mee
we steken liever de kop in het zand
het is niet uidelijk wie de verantwoordelijkheid draagt
een gevoel van tekortschieten – het is maar een druppel op een gloeiende plaat
en meer van zulke factoren.
Romeo Dallaire was iemand die schreeuwde om hulp te krijgen voor de mensen in Ruanda. Niemand luisterde.
Waar het om gaat; dat onze compassie zoveel mensen niet aankan. Wat blijkt uit onderzoek: wanneer we een paar honderd mensen kunnen helpen op een paar duizend mensen die hulp nodig hebben doen we dat sneller dan wanneer er vele duizenden mensen hulp nodig hebben, kennelijk houden de negatieve gevoelens over alle mensen die we niet kunnen helpen om die paar honderd mensen die we wel kunnen helpen de hand te reiken.
Een mens in nood, dat kunnen we ons voorstellen, maar kunnen we die ene mens in nood nog in ons hoofd en hart houden maal tien, maal honderd, maal honderdduizend? Ons vermogen tot meeeven stort in.
Slovic vertelt over onderzoeken waarbij hij uit wilde vinden op welk punt, bij welk aantal, onze compassie begint te verminderen. Hij vroeg mensen of ze geld wilden geven voor een groep Afrikaanse kinderen, en toen voor elk kind apart. Voor kinderen apart gingen de beurzen wel open, voor een groep al veel minder. Hoe meer het er zijn, hoe minder mensen geven, misschien ook wel om dat gevoel dat je weet hoeveel mensen je niet helpt. En bij welk aantal dat begint te spelen? Bij twee. Twee kinderen krijgen al minder dan elk kind apart.
Slovec liet beelden zien van hoe hij met kinderen probeerde een idee te geven van die aantallen mensen die omkomen in een genocide. Zes miljoen? Onvoorstelbaar. Verzamel zes miljoen paperclips, zei hij. Ze deden er een week over. Een andere door kinderen gemaakte herdenking, met een klein vlaggetje in het gras voor elke doden. En dan die zee van vlaggetjes.
Het punt is, zei hij, dat compassie met een gevoel begint, maar dat gevoel is uiteindelijk niet betrouwbaar. Een paar dingen moeten mensen leren: dat je geen massa kunt beschermen maar wel zoveel duizend keer een individu. Dat mensen alleen compassie opbrengen wanneer ze mensen zien, beelden, verhalen, gezichten.
Hoe kan het dat mensen in staat zijn om honderdduizenden mensen om te brengen? Daar is een systeem voor nodig, waarin iedereen een deelrol krijgt, en wat vooral nodig is, is om de mensen die dood moeten te dehumaniseren, ze te zien als omgedierte, als kakkerlakken die moetewn worden uitgeroeid. Maar nummers van ze geef een uniform, neem ze hun naam en gezicht af. Het blijkt dus mogelijk om een systeem te ontwerpen waarin mensen, gewone mensen, aangezet kunnen worden tot kwaad. Maar waarom is het dan zo moeilijk om een systeem te ontwerpen om ze aan te zetten tot goed?
Dit is in ieder geval een les: we kunnen het niet alleen aan laten komen op sympathie, want dat schiet altijd vroeger of later tekort. Wat we nodig hebben, zijn wetten, emn organisaties, de politiek, die het vandaar uit verder overneemt.
Discussie. Het verhaal riep veel bij mij op, want ik heb bijna dagelijks te maken met het feit dat er enorm onrecht gebeurt tegen een grote groep mensen, en dat er toch veel mensen zijn die dat simpelweg niet willen weten. Wie de daders zijn, is een punt, zijn dat mensen die we in ons hoofd nog steeds zien als slachtoffers? En wie zijn degenen die onrecht aangedaan wordt? Niet alleen hoeveel het er zijn, maar ook hoe ver ze van ons af staan is van belang. Ik was het met Slovic eens dat het gevoel, het mee leven, het begin is voor veel mensen om zich in te gaan zetten. Maar daar kan het niet bij blijven. Ik word ook niet elke dag wakker overlopend van compassie. Dan is het belangrijk om een beslissing te nemen, commitment aan te gaan. Omgeacht wat ik vandaag voel, en voor hoeveel mensen ik kan voelen, ik besluit om dit mijn zaak te maken. En dat je ook nog het gevoel hebt dat niet alleen te hoeven doen.
We waren voorlopig nog niet uitgepraat. Boeiende lezing.
Hoeveel te erger het kwaad, hoeveel te meer onvoorstelbaar, hoeveel te meer de neiging van mensen het te ontkennen.
“Maar waarom is het dan zo moeilijk om een systeem te ontwerpen om ze aan te zetten tot goed?”
“Ik besluit om dit mijn zaak te maken.” Een vrije individuele daad, waar je dus geen systeem voor hoeft, zelfs moet ontwerpen. Geef mensen vrijheid, voed jonge mensen op tot vrije wezens.
Goede morgen,
Is altijd wel mooi hoe je voor het ‘vrije individu’ opkomt, Bert, en we zijn het er over eens dat het daar begint. Maar als je Slovic kunt volgen dan zegt hij nog meer: dat vrije individu loopt met zijn vrije individuele daden absoluut tegen de muren op van het systeem als daar geen organisatie bij gebruikt wordt. Neem wat ik al vele jaren doe voor Palestina: wordt zo weer onderuitgehaald door een regering die Israël niet aan de mensenrechten wil houden. En wat je daar tegen moet doen: nog veel meer individuele mensen die zich verenigen in actie, en de regering dwingt om zich aan de afspraken te houden.
Dat was een belangrijke boodschap die Slovic ons te vertellen had, en daarom zei hij tegen ons politici: het woord is nu aan jullie. Vanaf hier moeten jullie het overnemen.
Bedankt voor je reactie, Anja, en fijn dat we het er over eens zijn dat het begint bij het ‘vrije individu’.
In mijn denken was een systeem iets anders dan een actiegroep.
In de zelfde zin uit jouw artikel waar je uit citeert staat ook: “Wat we nodig hebben zijn wetten.” Is dat niet de primaire taak van ‘de politiek’, actiegroepen maken geen wetten. De wet, het recht zit kennelijk in Nederland niet zo in elkaar dat een openbare aanklager Verhagen kan dwingen zich aan het internationale recht of internationale afspraken te houden.
Dat ‘de politiek’ mijns inziens de vrijheid van het individu te veel beperkt is in jouw artikel niet aan de orde, maar wellicht wel dat ‘de politiek’ (vergeef me, ik ben niet voldoende onderlegd om hier in dit kader te nuanceren) zich te veel boven de wet of het recht stelt?
Moet de wet niet zo in elkaar zitten, dat de handhaving van het (internationale) recht niet afhankelijk is van het voorstellingsvermogen van de individuele burger, maar van de mogelijkheid en vrijheid van de aanklager en de rechter zich een voorstelling te maken?
En waar een en ander in gebreke blijft, heeft de actiegroep een taak.
Even ‘hardop schrijvend’ denken.
Groet,
Ik kan niks beginnen met algemene uitspraken over ‘de politiek’, alsof ‘de politiek’ een mens is, of een ding, die iets ‘wil’. Ik kan dus ook niks beginnen met een uitspraak als ‘de politiek’ die de vrijheid van het individu zou beperken – regering en parlement doen hun werk en doen dat al of niet goed, ook nog afhankelijk van welke partij – er is niets inherents beperkends aan ‘de politiek’ behalve dat het hun werk is om een land van wetten te voorzien.
Er is ook geen kwestie dat ‘de politiek’ zich boven de wet zou stellen, de wet geldt voor regering en parlementariers net zo als voor andere mensen en instanties.
Ja, het zou zo moeten zijn dat je Verhagen kunt dwingen om zich aan de mensenrechten en de verdragen met Israel te houden. Dat dat niet gebeurt heeft op dit moment de maken met een gebrek aan politieke wil bij de meerderheid, en dat is de reden waarom het zo belangrijk is dat een bevolking zo’n minister onder druk zet.
Ik zal nog eens een stuk van Richard Falk hier presenteren: die gaat er van uit dat ook de oorlog in Vietnam en de Zuid-Afrikaanse apartheid zijn beëindigd door druk uit de burgerbevolking.
Maar om een regering te kunnen dwingen zich aan rechten en wetten te houden zijn wetten en rechten nodig; dat is wat Slovic bedoelde. Je komt er niet met goede wil alleen.
Het verschijnsel dat Paul Slovic aan de orde stelt, noem ik altijd “De Wet van de Kleine Getallen.” Als er 1 huis in brand staat, kunnen we er ons iets bij voorstellen. Gaat de hele stad in vlammen op, dan wordt het een abstractie. “Coventry in een Duitse aanval verwoest.” Wat betekent dat? Wat voor beeld hebben we daarbij? Niets.
Na de aanslag op Heydrich hebben de Duitsers 1 dorp van de kaart geveegd: Lidici. Daar kunnen we foto’s van nemen: Lidici voor en Lidici na. Maar wat te doen met 377 dorpen? Het zijn er teveel. De geest blokkeert. Journalisten, juist en vooral journalisten, kunnen met zulke aantallen niets beginnen en dus zwijgen ze erover.
Hetzelfde verschijnsel zie je in de reacties op het boek van Van Agt. Neem bijvoorbeeld die Geke van der Wal in de Volkskrant. Zij kan de feiten niet aan, vindt de werkelijkheid niet “redelijk” meer en schiet daardoor in de geestelijke en morele blokkade. Er moet in haar ogen evenwicht zijn, een ongeveer gelijkopgaan van acties en reacties, van raketjes en bommen. Waar twee vechten hebben twee schuld. In een scherp conflict ligt de waarheid ALTIJD in het midden.
Maar Van Agt laat zien dat er geen evenwicht is, dat er heel veel aan de ene kant gedaan wordt, en betrekkelijk weinig aan de andere kant. Dat is niet “redelijk” meer. En omdat het niet “redelijk” is, kan het niet waar zijn.
Het is allemaal teveel: teveel bommen, teveel huisuitzettingen, teveel muur, teveel doden, teveel omgezaagde bomen, teveel blokkades, teveel gebroken toezeggingen, teveel onwaarachtigheid, teveel vernederingen, teveel onrecht. Daartegenover staat alleen te weinig water.
Dit Probleem van het Teveel is iets waar iedereen mee worstelt die zich met de Palestijnse problematiek bezighoudt. De enige die er tot nu toe goed is uitgekomen, is Joris Luyendijk.
Oei, typefout gemaakt! Gaarne verbeteren:
Lidici —> Lidice
Ernesto